De economische toestand in Luxemburg
De landbouw
TWEE bijzondere feiten vallen op bij een onderzoek van de economische toestand in het Groothertogdom Luxemburg: ten eerste is de bodemgesteldheid minder geschikt voor de landbouw dan in Nederland en in België, ten tweede is de ijzernijverheid de voornaamste bron van rijkdom voor het land. De landbouw trok voordeel uit de snelle ontwikkeling van de ijzernijverheid: de toepassing van de werkwijze Thomas bracht immers een goede meststof: de Thomas- of ijzerslakken.
Men begrijpt daarom, dat de Luxemburgse bevolking met zoveel geestdrift de honderdste verjaardag heeft herdacht van de grote Engelse ingenieur, die door een doelmatige behandeling van fosfoorertsen aan de bodem kalk- en fosfoormeststoffen schonk, waaraan hij behoefte had.
Had de landbouw enerzijds voordeel bij de ontwikkeling van de ijzernijverheid, anderzijds leed hij er onder. Zij onttrok hem inderdaad kostbare arbeidskrachten. Om niet verder te gaan dan een 40-tal jaren geleden, in 1907. leefde 36 t.h. van de Luxemburgse bevolking van de arbeid op het land. Dit aandeel is teruggevallen op 20 t.h. De uittocht naar het meer lonend metaalbedrijf was opvallend.
Toch blijft het land druk bebouwd. Zijn een aantal kleine landbouwondernemingen verdwenen, dan zijn de overblijvende er groter door geworden en dus winstgevender. De gemiddelde oppervlakte per uitbating is inderdaad van 8,87 ha. tot 11,92 ha. gestegen.
De landbouw neigt thans, op duidelijke en bestendige wijze, naar een uitbreiding van het weiland, zonder dat evenwel de oorspronkelijke tarwe- en roggecultuur opgegeven wordt. De Luxemburgse regering moedigt de veeteelt aan, tevens dus de voortbrenging van vlees en vooral van zuivelproducten. De melk is inderdaad de spil geworden van de landbouweconomie in Luxemburg.
De regering houdt niet op de landbouw te steunen, daar zij van oordeel is, dat hij de grondslag blijft van het nationaal bestaan. Dank zij de landbouw neemt een volk inderdaad zijn bodem in bezit en schenkt het hem waarde.
Sedert 1921 en nog in 1935 heeft België, - onlangs Nederland en België samen, door de protocollen van 9 Mei 1947 en 9 October 1949, - de noodzakelijkheid erkend rekening te houden met de bijzondere voorwaarden van de landbouw in Luxemburg.
Na het protocol van 9 Mei 1947 verklaarde de h. Margue, toenmalige Luxemburgse minister van Landbouw, zeer terecht: ‘Natuurlijk ontslaat de verleende bescherming de landbouw niet van de verplichting te streven naar aanpassing’. Indien de mens inderdaad slechts weinig vat heeft op bodemgesteldheid en klimaat, toch kan hij zich doeltreffende inspanningen getroos-