De Vlaamse Gids. Jaargang 34
(1950)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 743]
| |
Welkom, Europa-college!Ga naar voetnoot+VANWEGE den Voorzitter van de Belgische culturele commissie van de Europese Beweging en vanwege den Heer Rector Brugmans ontving ik een uitnodiging om hier vandaag gedurende enkele minuten het woord te voeren in mijn hoedanigheid van Belgisch Universitair, tevens voorstander van deze Beweging en meer bepaaldelijk voorstander van de doeleinden die door het Europa-College worden nagestreefd. Ik wil dan ook trachten, in deze korte spanne tijds, een verantwoord getuigenis af te leggen van de gevoelens die mij bezielen ten opzichte van de Europese Beweging en van het Europa-College. Wij zullen ons voorlopig niet verdiepen in het omschrijven van het begrip Europa dat in het begrip Europese Beweging ligt opgesloten; ook niet in de betekenissen die het woord ‘college’ heeft, bvb. in België, in Frankrijk en in de Angelsaksische landen, noch in de nieuwe betekenis die het krijgt in verband met de instelling die hier vandaag plechtig wordt geopend. De Europese Beweging richt zich tot de burgers van de vrije Europese landen; zij is gesteund op een aantal gemeenschappelijke idealen; zij beoogt een concreten vorm te geven aan een gemeenschappelijken wil tot economische, sociale en politieke samenwerking, die de onmisbare basis vormt van een gemeenschappelijke Europese beschaving. Wat heeft Europa? Wat wil Europa? Hoe zal Europa zich organiseren? Ziedaar de drie groepen van vraagstukken die men terecht op het werkprogramma van het Europa-College heeft geplaatst. Het zal een reuzenarbeid vergen om deze vraagstukken te doorgronden en om binnen afzienbaren tijd tot practisch bruikbare conclusies te geraken; de leiding van het Europa-College is zich blijkbaar wel bewust van den omvang en de moeilijkheden van een dergelijke onderneming. Maar zij is bezield met de ideologie van den Europeaan van de twintigste eeuw, die ook de mijne is, en waarvan ik thans in een persoonlijke en openbare belijdenis die punten wil noemen die, naar het mij voorkomt, de hoofdpunten zijn. De bewuste Europeaan van de twintigste eeuw voelt zich de drager van een eeuwenoude, eigen beschaving; deze beschaving moet hij redden van den ondergang waarmee zij door het oorlogsgeweld wordt bedreigd; aan deze beschaving moet hij de mogelijkheid verschaffen om zich verder te ontwikkelen in vrede en welvaart. Van onze eigen Europese beschaving spreken de stenen zelf in steden als Brugge en Gent, Brussel en Antwerpen, Parijs en Amsterdam, Bern en Rome, Londen en Edinburg, en zoveel andere. | |
[pagina 744]
| |
Daarvan zingen onze klokken, daarvan schitteren onze monumenten, daarvan getuigen onze onsterfelijke schilders en beeldhouwers en dichters van alle eeuwen, daarvan zijn boordevol onze Europese talen en de gewrochten van onze denkers en geleerden. Van de bedreiging onzer beschaving spreken de puinhopen, de doden en verminkten van twee wereldoorlogen, en spreken de onmetelijke verwoestingen in den geest: de geest van millioenen mensen die niet meer voelen wat moreel is en immoreel, wat rechtvaardig is en onrechtvaardig, wat edel is en gemeen, vrij en slaafs, ordelijk en wanordelijk. Wie dit alles wél voelt, wie zich bewust is van het bestaan en van den nood van onze Europese Beschaving, heeft het recht niet om moedeloos en werkeloos toe te kijken, maar heeft tot plicht om strijdvaardig en strijdend op te treden voor het behoud en den verderen bloei van ons geestelijk erfgoed. Innig verbonden met het behoud en de ontwikkeling van onze beschaving, is het behoud en de ontwikkeling van den vrijheidsgeest. Gedreven door een soort politieke en economische en geestelijke radeloosheid, hebben velen in Europa gemeend dat de redding nog enkel kon komen van de dictatuur. Het geneesmiddel is veel erger gebleken dan de kwalen. Wij hebben aan den lijve gevoeld tot welke mateloze ellende de dictatuur heeft geleid. Europa heeft gelukkig nog de kracht gevonden om de dictatuur van zich af te schudden, al moeten wij er nederig en dankbaar aan toevoegen dat zonder de machtige hulp van de zonen van Europa die uit andere werelddelen voor onze vrijheid - en de hunne - zijn opgekomen, de dictatuur nog langen tijd had kunnen voortbestaan. Hoe dan ook, de eenmaking van Europa onder een groep tirannen, de uitbuiting van de Europese volkeren door één ‘Herrenvolk’, de ondergang van de Europese beschaving door den ondergang van de menselijke vrijheid en de menselijke waardigheid, zijn - laten wij het hopen - voorgoed bezworen. Maar deze hoop kan slechts dan tot een werkelijkheid worden wanneer de vrijheidsgeest sterk en waakzaam blijft; wanneer de politieke en economische en geestelijke radeloosheid niet opnieuw naar het geneesmiddel doet uitzien dat erger is dan de kwaal. En dit gevaar is niet denkbeeldig. Vele geesten zijn nog ziek van machts- en geweldsneigingen; het noodzakelijke minimum van tucht binnen de partijen wordt nog herhaaldelijk als voorwendsel genomen om aan de vrijheid beperkingen op te leggen die niet verenigbaar zijn met de eisen van een vrij geweten; de vrijheid van denkwijze op wijsgerig gebied en op politiek gebied wordt nog lang niet altijd bejegend met de gewenste verdraagzaamheid. Vrijheid en verdraagzaamheid op wijsgerig en politiek gebied, vrijheid van drukpers, de vrijheid van het woord en van het onderwijs, vrijheid van beweging naar binnen- en buitenland behoren nochtans tot de fundamentele behoeften van den Europeaan van de twintigste eeuw. Niet door een dictator, niet door de overheersing van Europa door één Europesen Staat zal het ideaal | |
[pagina 745]
| |
van den vrijen Europeaan worden verwezenlijkt, maar door vrijwillige samenwerking van de staten van een verenigd Europa, gegrondvest op vrijheid en democratie, zonder onderdrukking van welke staatkundige, taalkundige, wijsgerige of economische eenheid ook, hetzij groot of klein. Onvermijdelijk en onmisbaar voor het bestaan zelf van vrijheid en verdraagzaamheid is echter de zin voor orde en tucht. Orde betekent: beteugeling van de misbruiken die de vrijheid zichzelf niet mag veroorloven, wil zij leefbaar zijn. De vrijheden die ons duurbaar zijn, als die van de pers, van het woord, van godsdienst en onderwijs, van staking, enz. moeten zichzelf indijken om niet te ontaarden in moerassen. In een georganiseerde, democratische gemeenschap moet de minderheid de wil van de meerderheid erkennen, zoals de meerderheid ook de opinies van de minderheden dient te eerbiedigen en op wettelijke wijze tot uiting moet laten komen. Orde betekent verder: erkenning van een juiste verhouding der menselijke waarden, dit wil zeggen van de primauteit der geestelijke en morele waarden op de materiële. Waar deze verhouding wordt geschonden, ontaardt democratie in demagogie, en daarna onvermijdelijk weer in dictatuur. Orde betekent ten slotte: sociale en politieke rechtvaardigheid, dit wil zeggen veiligheid tegen werkloosheid, ziekte en ouderdom voor iedereen; medezeggenschap in 's lands bestuur voor iedereen; maar aan den anderen kant ook weer uitsluiting van misbruiken: misbruiken als bvb. beroepswerkloosheid, of ontaarding van de werking der democratische instellingen in die van beperkte politieke clubs, of verheffing van groeps- en persoonsbelangen boven landsbelangen. Dit zijn, Mijnheer de Voorzitter en geachte vergadering, bondig geschetst, de idealen van den twintigste-eeuwsen Europeaan: Verdediging van ons cultureel erfgoed, in standhouding van vrijheid, democratie, verdraagzaamheid, sociale veiligheid en orde. Ik vertrouw dat van deze idealen ook doordrongen zijn de leerkrachten en de studenten van het Europa-College, en dat zij samen zullen arbeiden om aan deze idealen hun Europesen vorm te geven, d.w.z. om ze te verwezenlijken in die sfeer en met inachtneming van die overgeërfde en thans bestaande toestanden die eigen zijn aan ons continent. Met dezen geest bezield zullen zij de Europese noden kunnen begrijpen en de geestelijke, politieke, economische en juridische structuur van een verenigd Europa kunnen voorbereiden. Met dezen geest bezield zullen zij worden opgeleid tot de keur-elementen van de supra-nationale Europese organisaties. Wij roepen het Europa-College een hartelijk welkom toe en spreken den wens uit dat het moge slagen in zijn belangrijke en grootse onderneming. De rol van Europa is niet uitgespeeld, zolang het zijn beste geestelijke krachten weet te gebruiken voor zijn behoud en voor zijn bloei. Daarom wensen wij den kapitein en den staf en de bemanning van het Europa-College goede vaart en behouden landing toe, op de veilige, stralende kusten van onze Europese idealen. E. BLANCQUAERT |
|