beduchtheid voor het uur der scheiding, vaag vermoede melancholische opwellingen.
Enkele maanden vóór zijn dood verbleef Maurits Sabbe met ziekverlof in de Kalmthoutse heide. Hij vertoefde er in zijn ligstoel, meestal op dezelfde lommerplaats, onder enkele wiegende dennen, vanwaar hij uitzicht had over de late bloei der heide.
Mijn vader las toen de roman ‘La nuit de la Saint Jean’, uit de ‘Chronique des Pasquier’, van George Duhamel.
Later, na zijn dood, nam ik toevallig dit boek ter hand en ik vond er nog onaangeroerd het bladteken in, op de plaats van het boek waar hij de lezing verlaten had.
Renaud Censier, - de geneesheer en wetenschapsmens, die in die roman het brandend bewustzijn behoudt van zijn ongerepte en gave werkkracht, - voelt met een stille maar obsederende weemoed dat het levenslicht verglijdt en dat de dood nakende is.
Censier zegt dan in dit boek het volgende:
- ‘Aujourd'hui, de telles pensées me visitent de nouveau. Elles ont la force d'une obsession: je ne peux m'en délivrer. Un jour, bientôt, oh! bientôt, les saisons passeront sur les forêts et je ne serai qu'un souvenir vacillant pour quelques êtres.’.
Deze opwelling moet Maurits Sabbe als het ware in een gelijkgaande beleving ondergaan hebben.
De lectuur van het boek schijnt op deze plaats te zijn stil gevallen en een weemoedige mijmering is ingetreden, een meditatie waarin de gevoelens en de beelden van Renaud Censier gelijktijdig getransposeerd werden in het wezen van Sabbe en in het kader van heide en dennen, waarin hij vertoefde.
Op het onaangeroerd bladteken van het boek vond ik met potlood gekribbeld deze getransposeerde vluchtige gedachte:
- die boomen zullen nog ruischen en ik zal ze niet meer hooren. Ik zal nog alleen een vage herinnering zijn bij énkelen, en dàn, niets meer...’
Er ligt in deze woorden geen greintje bitterheid, geen de minste neiging tot verzet in het hart, alleen berusting in het onvermijdelijke, maar berusting vol weemoed, als bij het landschap in de herfst bij het sterven zijner weelde, omdat voor Sabbe, leven én werk één geluk en één weldaad waren geweest.
- ‘Ik zal nog alleen een vage herinnering zijn bij enkelen, en dan niets meer.’
Zó mijmerde Maurits Sabbe veertien jaar geleden...
Dit was een besliste vergissing en het was ook een begrijpelijke vergissing voor hen die onthielden hoe eenvoudig, hoe bescheiden, ja, hoe geringschattend voor hemzelf Maturits Sabbe uiteraard was.
Er is sindsdien een wereldoorlog voorbijgestormd; legerdivisies werden vernietigd en zijn vergaan; krijgswallen van staal en steen werden ingebeukt en waardeloos verklaard. Zélfs de schamele dennebomen ginds verre in de