| |
| |
| |
Generaal De Lattre en het eerste Franse leger
VOOR generaal Jean de Lattre de Tassigny, de huidige bevelhebber van de landstrijdkrachten van de Westerse Unie, is de tweede wereldoorlog betrekkelijk laat begonnen. Zijn boek ‘Histoire de la Première Armée Française’, dat bij Plon te Parijs werd uitgegeven, en dat hij in zijn voorwoord aan zijn ondergeschikten van het Eerste Franse Leger opdraagt, wordt in hoofdstuk I van het eerste deel met een kenschetsende datum ingeluid: 18 October 1943, dag waarop hij behouden per vliegtuig in Engeland aankwam, na uit de gevangenis van Riom te zijn ontsnapt. Hitler's Blitzkrieg in Mei en Juni 1940 liet hem, als hoofd van de 14de Franse infanteriedivisie, weinig tijd en evenmin gelegenheid om van zich te doen spreken. In het vroege voorjaar van 1940 kwam de toenmalige kolonel Charles de Gaulle een bezoek brengen aan het hoofdkwartier van generaal de Lattre. In het notaboekje van deze laatste liet hij een profetische opdracht achter: ‘Au général de Lattre, dont la gloire de demain sera une gloire “mécanique”. C. de Gaulle, 21-2-40’.
Tussen deze laatste datum en die bewuste Octoberdag in 1943 werden enkele van de somberste en meest verpletterende bladzijden uit de bewogen geschiedenis van Frankrijk en van het oude Europa geschreven. Generaal de Lattre onderging persoonlijk de vernedering van de gevangenzetting door zijn landgenoten, omdat hij de Duitsers niet naar de pijpen wilde dansen. In Engeland zou hij de Gaulle, die dan zijn chef geworden was, opnieuw ontmoeten, en hem laten weten dat hij gekomen is om oorlog te voeren. Ongeduld is een eigenschap, die ook de Gaulle kenmerkt, getuige het Frans-Amerikaans incident in verband met de bezetting door Vrije Franse Strijdkrachten van de eilanden St. Pierre en Miquelon in het westelijk halfrond. Improvisatie is een woord dat echter uit het moderne militaire woordenboek wordt geweerd.
Op 27 December 1943 zou generaal W. Bedell Smith, stafhoofd van general Eisenhower, de Franse militaire overheid doen weten, dat het Franse leger, dat in het van Duitsers gezuiverde Noord-Afrika een intensieve opleiding had ondergaan, bij komende operaties als afzonderlijke strijdmacht zou optreden. Het geallieerde opperbevel gaf zich rekenschap van het psychologische belang van een dergelijke maatregel bij de komende strijd op het Europese vasteland, en inzonderheid in Frankrijk. Er was bovendien het werkelijke nut van een aanvullende troepenmacht van 250.000 geestdriftige Fransen. Het A.F.H.Q. (Allied Forces Headquarters) voor het Middellandse Zeegebied behield nochtans de verantwoordelijkheid met betrekking tot het opstellen van de plannen en de opperste leiding voor de op handen zijnde operaties, waarin het Franse Imperium een aandeel zou hebben. Het Amerikaanse opperbevel, dat zich met de uitrusting en de herbewapening van de Franse eenheden moest belasten, stelde er prijs op, het Eerste Franse Leger, dat ingezet zou worden bij een
| |
| |
geallieerde landing op de Franse Middellandse Zeekust en die aanvankelijk voor de lente van 1944 was voorzien, op Amerikaanse voet in te richten. Het werd een strijd tussen de Amerikaanse methodiek en het Franse enthousiasme, die uiteindelijk gewonnen werd door de nuchtere, zeker spelende organisatoren van de Nieuwe Wereld. Ten slotte werd besloten, dat het Franse strijdkorps acht divisies zou omvatten, waarvan vijf infanterie-divisies en drie pantserdivisies, aangevuld door ‘Service’-eenheden, - die in omvang gegroeid waren ingevolge de doorgedreven industrialisatie van de oorlog, - steungroepen en diensten voor het onderhoud. Dat een dergelijke internationale coalitie van hulpbronnen, zowel geestelijke als materiële, niet steeds met de gewenste vlotheid en doorzicht functionneerde, laat zich begrijpen. Oprechte en onpartijdige oorlogskroniekers hebben dit uitzicht van de oorlog voldoende belicht. In oorlogstijd stelt men bij herhaling vast, dat geallieerden niet kunnen ontkomen aan de noodzakelijkheid het met elkaar eens te zijn. In vredestijd bestaat die dwingende noodzakelijkheid er schijnbaar niet.
De verovering van het eiland Elba door een strijdgroep van het Eerste Franse Leger, op 19 Juni 1944, was een soort algemene herhaling voor de D-dag in het Zuiden. Deze operatie op geringe schaal heeft meer inspanningen en offers geëist, dan zij strategische voordelen heeft opgeleverd. Het Amerikaanse legerblad ‘Stars and Stripes’ schreef op 24 Juni: ‘De geallieerde marine is van oordeel dat de invasie van het eiland Elba de zwaarste is geweest van alle geallieerde ondernemingen in de Middellandse Zee’.
***
Generaal de Lattre, die zijn oorlogsverhaal meestal op militair-historisch vlak plaatst, verontschuldigt zich in de loop van dit laatste voor de droge opsommingen, technische uiteenzettingen en herhaalde verwijzingen naar voetnota's. Een militair geschiedschrijver, die rationeel wil zijn, schenkt vooral aandacht aan het raderwerk van de eigenlijke oorlogsvoering, zonder zich te veel te laten afleiden door het anecdotische. Generaal Eisenhower is meer ‘gedenkschrijver’ in zijn ‘Crusade in Europe’. Zijn centrale positie bij het geallieerde opperbevel noopt er hem toe rekening te houden met allerlei opvattingen, die niet alleen betrekking hebben op de militaire operaties, maar die dikwijls politiek getint zijn. Dikwijls haalden zijn opvattingen in verband met een bepaalde operatie de bovenhand. Generaal de Lattre daarentegen kon zich nooit veroorloven eigenmachtige beslissingen te treffen en onderging meestal de opvattingen van anderen. Zijn moeilijkheden waren meestal van interne aard, zoals bv. bij de versmelting van de F.F.I. met zijn eigen strijdkrachten, waarover wij het verder hebben. De Amerikaanse generaal laat verder herhaaldelijk zijn persoonlijk oordeel horen over politieke personaliteiten en militaire leiders, waarmee hij met geregelde tussenpozen in aanraking kwam. Bij generaal de Lattre speelt het oordeel over personen een zeer ondergeschikte rol. Eisenhower vindt
| |
| |
aantrekkelijke zijden aan de oorlog; de Lattre volgt de strijd met een fotografisch oog.
De operatie ‘Dragoon’ - de landingen in Zuid-Frankrijk, - waarover generaal de Lattre het in zijn derde hoofdstuk heeft, maakte het voorwerp uit van betwistingen. De Britse eerste-minister Churchill, generaal Alexander, generaal Juin en ten slotte generaal Maitland Wilson waren voorstanders van de oprichting van een oorlogstoneel in Midden-Europa, na de volledige bezetting van het Italiaanse schiereiland. Er bestond zelfs een plan tot landingen op de Adriatische kust, in de streek van Triëst, vanwaar naar Ljubljana en in de algemene richting van Hongarije zou opgerukt worden.
Eisenhower hield echter vast aan het plan voor de landingen in Zuid-Frankrijk, ter beveiliging van de oostelijke flank van de ‘Overlord’-strijdkrachten in Normandië. Hij oordeelde dat de bezwaren van Churchill tegen ‘Dragoon’ eerder van politieke dan van militaire aard waren. De Britse eersteminister zag naar de Balkans en verder... De eerste na-oorlogse jaren hebben intussen uitgewezen wie het bij het rechte eind had. Generaal de Lattre schaarde zich om begrijpelijke redenen aan de zijde van Eisenhower, die voorstander was van een snelle bevrijding van Frankrijk en West-Europa.
De operatie ‘Dragoon’, die aanvankelijk ‘Anvil’ heette, maar om veiligheidsredenen deze nieuwe naam toegewezen kreeg, liep in de nacht van 14 op 15 Augustus 1944 van stapel. Op dat ogenblik waren de ‘Overlord’-strijdkrachten, die op 6 Juni in Normandië waren geland, voorgoed naar het noorden en het noordoosten doorgebroken. De operatie in het zuiden vorderde sneller dan was voorzien, en weldra zou de belangrijke haven van Toulon, - graf van de Franse vloot in 1942, - in handen vallen van het Eerste Franse Leger. De kalender wees 26 Augustus aan. Daags te voren was Parijs bevrijd geworden. Toulon, de grootste oorlogshaven in West-Europa, was wel Parijs waard op dat ogenblik, want Cherbourg was tot dan toe de enige toegangspoort voor grote vrachtschepen. Deze haven was bovendien grotendeels vernield.
Een achtervolging, over de Marathon-afstand van 700 km. zette voor goed in op 28 Augustus. De Duitsers boden bij hun aftocht naar het noorden bitter weerstand, met flink opgestelde achterhoeden. Tamelijk snel na deze vertrekdatum vallen Lyon, Autun en Dijon, en zulks in weerwil van uitgebreide verwoestingen en het toenemende gebrek aan brandstof en munitie, een onvermijdelijk gevolg van tot het uiterste gerokken verbindingslijnen. Op 12 September kwam de langverwachte verbinding Overlord-Dragoon tot stand. Hitler zou voortaan het hoofd moeten bieden aan één groot front. Uit alle gebeurtenissen die de ‘grote achtervolging’ kenmerkten treedt er een naar voren, die kenschetsend is voor de oorlog: bij de strijd om Autun werd de jongste soldaat van het Eerste Franse Leger, Bernard de Lattre de Tassigny, de 16-jarige zoon van de generaal, ernstig door een kogel gewond. Een vijftal regels, in het relaas van
| |
| |
een oorlog, van iemand, die zijn persoonlijke zorgen weet te boven te komen.
De grote achtervolging kende in de herfst van het grote bevrijdingsjaar een inzinking: de grote geallieerde golfslagen, die de Duitsers van de Normandische kust en van de Middellandse Zee hadden doen terugwijken tot in België in het noorden en tot op de drempel van de Elzas in het oosten, stierven uit over de lange afstanden. Van de Noordzee tot aan de Zwitserse grens trappelden 51 geallieerde divisies ter plaatse. De Wehrmacht, met haar gebruikelijk aanpassings- en doordrijvingsvermogen, zou intussen versterkte stellingen opwerpen, wat haar zou toelaten de ondertekening van haar doodvonnis enkele maanden uit te stellen. De lange afstanden, over haastig herstelde en weldra opnieuw onbruikbaar geworden wegen, stellen zware eisen aan mensen en materieel. De ‘vooruitgeschoven’ bevoorradingsposten bevonden zich op sommige punten op 275 km. van de frontlijn. Zowel bij de Amerikaanse, de Britse als de Franse strijdkrachten doet zich dan de noodzakelijkheid van een hergroepering voor. Hitler krijgt aldus zelf de gelegenheid tot half October zijn zwaar beproefde legers te reorganiseren. Het gedwongen oponthoud laat generaal de Lattre toe zijn zo noodzakelijke aandacht te wijden aan het kiese vraagstuk van de versmelting van de F.F.I. (Forces Françaises de l'Intérieur) met zijn Eerste Leger. Een dergelijke onderneming zou niet alleen gepaard gaan met materiële moeilijkheden, - 137.00 man moesten worden uitgerust en bij geregelde eenheden ingelijfd, - maar er zouden allerlei wrijvingen ontstaan. Sommige leiders van het Verzet waren van oordeel, dat de ‘Maquis’ de kern moest uitmaken van het nieuwe Franse leger. Een van deze laatsten begon de voorlopige onderrichtingen voor de organisatie van de F.F.I. met de veelbetekenende zin: ‘Les Forces Françaises de l'Intérieur doivent donner naissance à l'Armée Française.’ Generaal de Lattre werd het mikpunt van allerlei
aanvallen, uitgaande van militairen, en pseudo-militairen, die niet altijd uitsluitend met de Franse belangen begaan waren. Het kwam dan ook vaak tot vinnige betwistingen en hevige botsingen tussen de leiders van de geregelde eenheden en van de maquisards. Generaal de Lattre geeft een typisch staaltje van de heersende verhoudingen, wanneer hij er terloops op wijst, dat een F.F.I.-kolonel veel zou gegeven hebben, om een vrijwilliger te vinden, die hem zou neerschieten. Ten slotte kwam het tot een oplossing, die gezien de omstandigheden niet iedereen bevredigde, en slechts in Februari 1945 een definitief karakter kreeg, maar die het Franse legercontingent toeliet onder behoorlijke voorwaarden de strijd voort te zetten. De generaal besluit dit belangrijke hoofdstuk met de verklaring, dat hij zijn uiteenzetting over de samensmelting wat meer kleur en warmte had willen geven. Hij heeft echter zijn kleine, inwendige oorlog met hardnekkigheid, schranderheid en met goede trouw gevoerd. De kleur zal zeker niet ontbroken hebben. Getuigen daarvan, de nachtelijke gesprekken met F.F.I.-kolonels van 28 jaar en het terugleiden van een divisie-generaal die uit protest de frontlijn had verlaten.
***
| |
| |
De bijna stationnaire slag om de Vogezen, die van 25 September tot 5 October 1944 woedde, en die zou gevolgd worden door het offensief in de Elzas, greep in deze periode van hervorming en aanpassing plaats. Het was een teleurstellende, uitputtende strijd, die vooral gekenmerkt wordt door het gebrek aan materieel en... het ongeduld vanwege de Fransen om in de Elzas binnen te dringen. De offensieve actie werd van meet af aan gekortwiekt door het ongewoon slechte herfstweder, en door het feit dat het Eerste Leger een van zijn korpsen moest afstaan aan het Atlantische front, waar de Duitsers in de havens van Lorient en St. Nazaire nog heftig weerstand boden. Met een bijna pijnlijke nauwgezetheid ontleedt generaal de Lattre elke faze van een offensief, dat slechts gedeeltelijk succes zou opleveren. Belfort en Mulhouse werden op 21 November veroverd, een week na het begin van de offensieve actie. Op 19 November, - om 18 u. 30, - voegt de generaal er met zijn nuchtere voorliefde voor het zakelijke detail aan toe, kwam een Frans detachement het eerst van alle geallieerde legers aan de Rijn. Een artilleriegroep kon aan de verlokking niet weerstaan, een paar salvo's op Duits grondgebied te doen terechtkomen. De Franse eer was gedeeltelijk gewroken. Er was echter geen tijd voor ijdel vertoon.
Het offensief in de Elzas kreeg dadelijk met een, naar Duitse gewoonte snel tegenoffensief af te rekenen. De vijand oefende vooral druk uit in de streek ten westen van het pas bevrijde Mulhouse. Een omsingelingsmaneuver te Burnhaupt, waar zich een vijandelijk wig in westelijke richting had gevormd, kende het gewenste succes niet. Weldra zou een ‘zak’ ontstaan, die van de Rijn naar het westen toe, op sommige plaatsen een diepte van 50 km. bereikte. De toestand werd critiek, begin December, toen zich in het gebergte de strenge winter deed gevoelen. Bovendien hadden de Duitsers verse troepen ingezet en was het Franse front met 80 km. verlengd geworden, ingevolge de terugtrekking van verscheidene eenheden. De inlichtingsdiensten waren te optimistisch geweest, toen zij meldden, dat zich in de beruchte ‘zak’ van Colmar slechts 13.000 Duitse infanteristen en 4.500 artilleurs bevonden. Op 18 December konden de Fransen op hun beurt een wig drijven in oostelijke richting, tot 18 km. van laatstgenoemde stad, maar de Duitsers weerden zich met hernieuwde kracht, aangewakkerd door het nieuws van het von Rundstedt-offensief in de Belgische Ardennen, dat voor de Duitse marschalk aanvankelijk gunstig verliep.
De toestand nam dan inderdaad een zo ongunstige wending, dat generaal Devers, bevelhebber van de zesde legergroep, ingevolge een bevel van generaal Eisenhower, generaal de Lattre opdracht gaf, samen met de troepen van deze groep een ‘verdedigende houding aan te nemen, en er zich op voor te bereiden grond af te staan, om de strijdkrachten niet in het gedrang te brengen.’ Uit de opgave van de nieuwe te bezetten verdedigingslijn bleek, dat het besluit genomen was geheel de Elzas te ontruimen, met de bevrijde steden Mulhouse en Straatsburg. Het bevel schreef echter voor, dat deze laatste twee steden ‘zo
| |
| |
goed mogelijk’ zouden verdedigd worden, zonder de troepen echter in gevaar te brengen.
Op 5 Januari gaf de Duitse bevelhebben van het Ober-Rheinleger, dat in deze streek opereerde, volgende dagorder uit: ‘Ik reken er op binnen enkele dagen de Führer te kunen melden, dat de hakenkruisvlag opnieuw op de cathedraal van Straatsburg wappert.’ Na een heftige strijd werd het Duitse offensief echter ondervangen en Straatsburg bleef van nieuwe beproevingen gespaard. In weerwil van het gure weder werd dan een tegenoffensief op touw gezet, dat op 2 Februari 1945 eindigde met de bevrijding van Colmar. Terzelfdertijd werd het vijandelijke bruggenhoofd ten westen van de Rijn vernietigd, en de volgende faze, het overschrijden van de machtige stroom, lag in het verschiet. Het Franse Eerste Leger was echter volledig uitgeput door een strijd, die het bijna geen tijd gelaten had om op adem te komen. Slechts in de nacht van 30 op 31 Maart 1945 kon dit maneuver worden ondernomen, te Speyer, en ten noorden van Germersheim. Een dergelijke gebeurtenis had zich in de Franse militaire geschiedenis sedert 140 jaar niet meer voorgedaan. De overtocht ging met tamelijk grote verliezen gepaard, maar op 4 April, na geleidelijk hun bruggenhoofd te hebben uitgebreid, veroverden de Fransen Karlsruhe, de eerste belangrijke stad op Duits grondgebied.
De strijd die hierop volgde, was niet, zoals men had kunnen vermoeden, een loutere formaliteit. De Duitse overlevenden boden weerstand tot het uiterste, en eerst op 21 April werd Stuttgart ingenomen. Deze stad maakte het voorwerp uit van betwistingen tussen de Amerikaanse en de Franse leiders. Generaal Eisenhower wijst er in ‘Crusade in Europe’ op, dat Stuttgart in de zone van het zevende Amerikaanse Leger van generaal Patch lag. De Fransen weigerden de stad ter beschikking van deze laatste te stellen, en beriepen zich op het Franse nationale prestige dat hier op het spel scheen te staan. Een bedreiging van Amerikanse zijde, dat het Franse Eerste Leger het voortaan zonder de broodnodige uitrusting zou moeten stellen, deed de koppige de Gaulle toegeven. De Fransen ontruimden, althans voorlopig, deze stad.
Nu ging het stilaan naar het einde. Van 19 tot 27 April werd de omsingeling voltrokken van het Zwarte Woud en de vernietiging van het beruchte 18de SS-korps, en op 21 April geraakte een Frans detachement over de Donau. Met gewettigde patriottische fierheid schrijft generaal de Lattre, dat, bij de Duitse overgave, de Franse legers 80.000 vierkante kilometer Duits grondgebied hadden veroverd. De nachtmerrie was eindelijk voorbij. Frankrijk had aan de zijde van de geallieerden gezegevierd. Een balsem op de nog open wonde van 1940...
***
Het vervolg was thans nog een loutere formaliteit, maar formaliteiten kunnen soms ingewikkelder zijn dan de oorlog zelf. De geallieerden hadden toch één van hun onmiddellike oogmerken, - de onvoorwaardelijke overgave van Duitsland, bereikt. De uitvoeringsbepalingen dienden nog slechts op papier gezet. Generaal de Lattre tekende, na heel wat onaangename ervaringen, om- | |
| |
streek 0 u. 30 op 10 Mei 1945 in naam van Frankrijk. Zonder zijn doortastendheid ware er van de Franse deelneming aan de ondertekeningsplechtigheid wellicht niets in huis gekomen.
De ‘koude oorlog’, die thans zoveel opgang maakt in de wereldpers, begon niet in 1946, na de rede van Fulton, of na de laatste mislukte conferentie der ‘Vier’ te Londen, maar op 9 Mei 1945 te Berlijn. Dan reeds schenen de Russen, - die nog steeds volhouden dat de wereld het uitsluitend aan hen te danken heeft, dat Hitler omzeggens verslagen werd, - vastbesloten op alle internationale bijeenkomsten hun gewezen partners de les te spellen in zake rechtvaardigheid, vrijheid en democratie. Zij beschouwden de overgave en de toekomstige behandeling van Duitsland als hun zaak; zij traden op als ceremoniemeesters, en Visjinsky, die speciaal uit Moskou was overgekomen, maakte dan voor het eerst gebruik van een veto, dat niet officieel geboekt staat, maar dat bijna aanleiding was tot een diplomatiek incident. Als Spaatz (Amerikaans opperbevelhebber van de luchtstr[ij]dkrachten) ook tekent, is er een Amerikaan te veel, zei hij, en dat mag niet. Luchtmaarschalk Tedder vertegenwoordigde namelijk reeds generaal Eisenhower. Generaal Spaatz had geëist zelf ook te tekenen, indien generaal de Lattre, die ten slotte van de Russen gelijk had gekregen, het ook deed. Ten slotte werd deze pijnlijke kwestie in het klare getrokken.
Enkele uren te voren had de Franse generaal zich aangemeld als Frans vertegenwoordiger en wist niemand van de aanwezigen wat met hem aan te vangen. Toen deze kwestie eindeijk geregeld was, stelde men vast, dat er zich geen Franse vlag in de zaal voor de plechtigheid bevond. De Russen vervaardigden er een in allerhaast met de rode stof van een oude hakenkruisvlag, met wit linnen en met het blauwe katoen van het werkpak van een mechanieker...
De Russen waren uitgedost in gala-uniform, en wij in onze battle-dress, sloegen maar een schraal figuur, doet generaal de Lattre opmerken. De Russische vertegenwoordiger Zhoukov had een ...kolonel als chauffeur! Eindelijk kon iedereen plaats nemen aan de tafel. Maarschalk Keitel, die in naam van Duitsland de overgave zou ondertekenen, werd binnengeleid. Wanneer hij de Franse afvaardiging opmerkte, gromde hij: ‘Ach, er zijn ook Fransen. Dat ontbrak er nog aan.’ Hij pruttelde nog wat over een uitstel van 24 uren, omdat het bevel ‘staakt het vuren’ niet overal kon uitgevoerd worden, maar Zhoukov duldde geen uitstel meer. Vijf en veertig minuten over middernacht was de administratieve plechtigheid afgelopen. Een banket volgde hierop, met de gebruikelijke toespraken en heildronken. Frankrijk werd er weer van tussen gelaten. Generaal de Lattre betoonde geen eetlust, en wanneer zijn Russische tolk hem vroeg of hij ziek was, antwoordde hij: ‘Hoe kan ik eten en drinken, wanneer men over mijn land zwijgt.’ Het geval kwam eindelijk aan de oren van Zhoukov, die de fout herstelde, Visjinsky offerde zich ook op, en sprak over Frankrijk, de ‘wieg van alle volksopstanden’. Hij scheen zijn stof te kennen, want twee- tot driemaal tikte hij de tolk, die zijn toespraak in het Frans vertaalde, op de vingeren, omwille van zekere onnauwkeurigheden. In zes uren tijd
| |
| |
werden 27 heildronken uitgebracht, en vermits het een banket was, dat de Russen hadden op touw gezet, dienden naar Russische gewoonte telkens de glazen met vodka geledigd. Ik heb toen een heldhaftige strijd moeten voeren, om een flink figuur te slaan tegenover onze Russische geallieerden, schrijft de Lattre, in een van zijn zeldzame ‘uitbundige’ ogenblikken.
Parijs zag dan de overlevenden van het Eerste Franse Leger tijdens het nationaal feest op 14 Juli. Het was een leger, dat men in de dagelijks communiqué's dikwijls vergat, en dat zelfs in ogen van de Franse pers maar weinig genade had gevonden. Dertienduizend gesneuvelden en veertigduizend gewonden ontbraken op het appel. De geest van de Franse weerbaarheid waarde echter over de Place de la Bastille. Tien dagen later kwam het decreet van de ontbinding van het Eerste Franse Leger van Rijn en Donau.
De wereldkroniek van de laatste oorlog is met ‘L'Histoire de la Première Armée Française’ een verdienstelijke bijdrage rijker; generaal de Lattre heeft een helder, bloedrood steentje bijgebracht tot de duizelingwekkende mozaiëk van de Europese geschiedenis. Aan de hand van militaire documenten, verslagen en statistieken legt hij de belangstellenden een realistische ontleding voor van een geordonneerd mechanisme van mensen, plannen en machines. In weerwil van een soms zakelijk- technische stijl, leest zijn relaas vlot, en zelfs de leek, die vaak geneigd is uit te roepen: Weeral een oorlogsboek!, zal niet ontkennen dat de Franse generaal met kennis van zaken zijn onderwerp heeft aangevat en ontwikkeld. Voor de student van de moderne oorlogstechniek en de militaire geschiedenis openbaart zich een vruchtbaar terrein. De talrijke voetnota's en de bevattelijke kaarten die het werk verluchten, zullen bij deze studie een kostbare hulp blijken.
A. DECLERCQ
|
|