5. ‘Een Huis vol Mensen’, door C. en M. Scharten-Antink (Uitg. Wereldbibliotheek, Antw.): definitieve tekst in de oude (ook definitieve?) spelling. Dit boek, verwant met werken van Elsschot, Baum, Fonteyne en andere huis-vol-mensen-scheppers, heb ik met genoegen opnieuw gelezen. Eigenaardig toch dat oud wordende auteurs in hun definitief-doen ook hun gebreken in bescherming nemen.
6. ‘Masten’, door Staf Vliegers (Uitg. Die Poorte, Antw.): de auteur, uit reactie tegen zijn ‘rollend leven’ als hoofdtreinwachter, gaf zijn naam vleugelen des meervouds en toont hier een verscherpte aandacht voor zee en vissers. Zijn vlot verteld boekje is een sympathieke poging om werkelijkheid en droom op één zelfde plan te tillen. Folkloristisch magisch-realisme, waarin voorlopig de lezer nog niet genoeg gelooft. De auteur en zijn personage Masten zien reeds de verdronken prinses Elza; wij nog niet.
7. ‘Het groene Havenlicht’, door René Brink (Uitg. Kroonder, Bussum): volstrekt geen schoonheidshaven in het zicht; met zo'n ersatz de kachel vullen is plicht.
8. ‘De Zege van het Verzaken’, door Valère Depauw (Uitg. A. Manteau, Brussel): laatste deel van een trilogie, maar niet de laatste trilogie. Kon de schrijver toch eens de diepzinnigheid van zijn titel bevroeden!
9. ‘Het Dodenwoud’, door José Eustasio Rivera (Uitg. Die Poorte, Antw.): exotisme en sociale aanklacht, bittere rubber i. pl. v. bittere rijst. Hier is de mesthoop een oerwoud en de lelie een schim. We zitten er volop in, we rillen ervan (voor vele lezers een extraatje); doch we stijgen er slechts nu en dan eens boven uit.
10. ‘Rimboe’, door L. Szekely (Uitg. Wereldbibliotheek, Antw.): Sumatrase miseries van een koloniaal. Door een man geschreven en door zijn vrouw bewerkt; dat spreekt boekdelen.
11. ‘De dove Smid’ en ‘De dolle Graaf Pongracz’, door Koloman Mikszath (beide boeken uitg. Die Poorte, Antw.): deze Hongaarse smid legge of stelle men naast die van Ernest Claes om aan te tonen dat men in beide landen in dit geval het litteraire ijzer smeedde toen het koud was. En Graaf Pongracz plaatse men naast Don Quichotte om te bestuderen hoe elke nationaliteit haar dwaasheid in een andere stijl doch met dezelfde bedoeling weet af te reageren. Ik voel veel voor de intelligente Mikszath, vooral zijn ‘Wonderparaplu’ is me bijgebleven.
12. ‘Generaal des Konings’ door Daphne du Maurier (Uitg. Sijthoff, Leiden): een gegeven dat Alexandre Dumas père zou hebben doen watertanden. Hier gezien door de dromerig romantische ogen van een vrouw: retrospectief schouwend. Niet actief veroverend en overrompelend.
Het uur is om. Slotsom: de boekenslikker en -verslinder krijgt naar zijn gading, lading!