Wat de economische vraagstukken betreft, weet men, dat sedert 1 Januari 1949, 50 p.c. van de contingenteringen, die het ruilverkeer beperkten, zijn afgeschaft geworden.
Van 1 Juli af moet die afschaffing meer dan 60 p.c. bedragen.
Een lastig op te lossen vraagstuk in verband met het internationaal ruilverkeer geldt de betalingsmogelijkheden.
Hoe wil men inderdaad, dat de financiële toestand van een land gezond blijve, wanneer zijn handelsbalans niet in evenwicht is, omdat het niet genoeg kan uitvoeren?
Maatregelen worden thans bestudeerd in overleg met de Verenigde Staten om de geldelijke moeilijkheden uit den weg te ruimen en ook het dollartekort goed te maken.
Natuurlijk zullen ook de Verenigde Staten langs hun kant zekere tariefverminderingen moeten toestaan, opdat de West-Europese landen meer kans zouden hebben om hun producten in de Verenigde Staten in te voeren.
De verwezenlijking van die economische samenwerking vergt een grote inspanning, maar er valt hier te kiezen of te delen.
Ofwel zullen wij die inspanning voortzetten, ofwel zullen in de West-Europese landen toestanden ontstaan, die den levensstandaard naar beneden drukken met al de gevaren, die daaruit voor den maatschappelijken vrede kunnen voortvloeien.
Wanneer wij echter doordrongen zijn van de noodzakelijkheid die samenwerking te verwezenlijken, en er een hartgrondige wil bestaat om tot den gewensten uitslag te komen, dan kunnen alle moeilijkheden overwonnen worden.
Het gaat hier trouwens niet alleen om politieke, economische en financiële belangen.