Dan eindelijk, op een Zaterdagochtend belandde de karavaan in de grootstad. De foorkramen werden in allerijl opgeslagen. Peer hielp mee en kreeg toen voor het eerst de eenoog en de misbakken tweeling te zien, die in een wagen apart waren ondergebracht en zelden buiten kwamen.
Hij wou hun spreken, doch Marina verbood het hem.
‘Verspil nu je tijd niet, ventje. We moeten klaar komen. Morgen zal je trouwens tijd te over hebben, om hen te zien. Op de voorstelling zit je naast hen. En huil dan niet, want dat zou je je berouwen!’
‘De voorstelling?’ vroeg Peer benieuwd.
‘Ja, de voorstelling’ herhaalde ze afwezig.
En toen ze Peer's vragende blik merkte:
‘Maar eerst mag je helpen aan het acrobatennummer in het groot cirkus. Je moet alleen maar de touwladder opklauteren - hou je dan vooral stevig vast daar boven, want er is geen net gespannen! Je reikt de acrobaat een kleine fiets aan. Dat is gauw afgelopen. Leg ik je straks wel uit. Ga nu mijn emmer halen en haast je wat!’
Peer, die het hele gedoe niet goed snapte, wenste heimelijk dat het spoedig morgen werd.
Het was al nacht voordat er rust over het plein hing en behalve de carroussel, waarvan een dwarsligger doorgebroken was, alles kant en klaar stond.
Doelloos liep Peer tussen de gore woonwagens met zijn handen in de zakken van een uitgerafeld jasje, dat Marina hem aangeschoten had. Hij ging naar de overkant, waar de kerk log en groots in de nachthemel opdoemde.
Toen hij de cirkustent passeerde, hoorde hij al met eens achter zijn rug gedempt ginnegappen. Verschrikt draaide hij zich om en ontwaarde een donker silhouet, dat onder één der woonwagens bewoog. Juist daarover werd een deur geopend en in het vale lichtschijnsel dat schielijk buitenviel herkende hij het meisje van de oever, die onder de wagen met een vent lag te flikflooien. Peer hield zijn adem in en liep met een schrijnend gemoed terug, ineengedrongen van ellende.
In de helverlichte cirkustent heerste een rumoerige drukte. Het volk stroomde binnen als mieren zo talrijk.
Aan het nok werd om een zitplaats getwist en een bank viel lawaaierig omver. Alleen het orkest, dat burlesk in gang zette, kon het geroezemoes onderdrukken.
En dan begon de voorstelling. Reeds waren de acrobaten de trapeze aan 't losknopen. Naast het orkestpodium keek de cirkuseigenaar zelfvoldaan toe.
Peer was al naar boven geklauterd en stond op een smal hangplatform, waar een dunne kabel aan vastzat, die strak gespannen naar het andere eind van het tentdak liep, waar de koorddansers wachtten. Zij kwamen het eerst aan de beurt.