zondagsrust: één uur voordracht omlijst door zes à zeven uren heen-en-thuisreis. It's nog altijd a long way om van de tweede zusterstad naar de derde te gaan (Ledeganckse volgorde). Een eeuw Vlaamse Beweging en Belgische-Spoorwegevolutie heeft daar wel wàt aan veranderd, doch niet genoeg.
Alvorens te vertrekken, in een paar weken tijds, met de sneltrein van de geest drie en dertig jaargangen in razend daverend tempo doorploegd en doorzwoegd. Drie en dertig: magisch getal. Levens- en lijdensgeschiedenis van een Vlaams tijdschrift. Bij deze vernieuwde integrale kennismaking kreeg ik een ander, verdiept inzicht in het geheel. Gevoelig zinderden de vele draden die mij met het verleden verbinden. Dat was me vroeger zo niet opgevallen. Herlezen is herleven. Toen ik bijna aan het einde van mijn wederontdekkingstocht was, bleef ik plots staan vóór de hoge muur van het Geheim: straf en beloning voor alle zoekers. De 28ste jaargang kreeg in 1940 de Duitse genadeslag. In 1945 begon de 30ste. Maar waar is in Rooses' en Sabbe's naam de 29ste? Verscheen hij misschien clandestien? Best mogelijk. Litteraire speurders, zoekt maar!
Waar ligt die schat begraven?
Om ons te troosten heeft Gerard Schmook ons de schatten van zijn Museum getoond. En we kregen zo een beetje wroeging omdat we hem nog niets van de onze hadden geschonken en omdat we er vroeger mee gespot hadden, met al die documenten, met de zijne en met de onze. Vergeef het ons, bewonderenswaardige en ijverige Conservator; want we wisten toen maar al te goed wat we deden.
Dan tussen elf en twaalf ons babbelbobijntje afgerold: drie en dertig jaren Vlaamse-Gidsactiviteit gesmalfilmd. Genoeg stof om er een duizeldikke dissertatie over te schrijven. Voor vandaag slechts enkele strookjes.
Door twee oorlogen werd de Vlaamse Gids-suite tweemaal onderbroken, zodat er drie periodes zijn in het leven van ons tijdschrift.
Ik ben voornamelijk visueel aangelegd (ondanks mijn oogkwaal) en daarom is me telkens de verschillende kaftkleur opgevallen: tot 1924 grijs, tot 1940 blauw, van 1945 af groen. Juist andersom dus als met ons allen, gewone stervelingen.
De grijze tijd (denk aan de patriarchen Rooses, Fredericq, Vercouillie e.a. die het toen leidden) is tevens de dikke periode: twee- en driemaandelijkse nummers van 96 en dubbelnummers van 192 bladzijden. De grijze jaren eindigen niet met het uitbreken van de eerste wereldoorlog, doch in 1924: wet der inertie, ook geldig in de letterkunde en in de cultuur.
Dan vangt de blauwe, dunne tijd aan: maandelijkse cahiers van 48 bladzijden. En hij sluit met een paar dikke nummers: Vlaams pantser tegen Duitse haat.
Sinds December 1945 beleeft ‘De Vlaamse Gids’ zijn groene periode met maandelijkse afleveringen van 64 bladzijden, tussen dik en dun zijn stabiliteit zoekend.
Dames en Heren, het gaat hier niet op, over eigen tijdschrift meer te zeggen; maar zo het me eens gegeven wordt een bloemlezing samen te stellen