Basiel de Craene in de bloemen
ENKELE dagen geleden vierde, op zijn heerlijk landgoed te Merendree. de gulle Vlaamse Pastor Basiel De Craene zijn zeventigste verjaardag.
Hij heeft zich genesteld in een met water omgeven kunstenaarskluis, die in de avond aan een Middeleeuwse burcht doet denken. Het prachtig park van Geerolfswal met zijn oude eiken en zijn ritselend struikgewas is sedert jaren het paradijs geworden van allen die nog gevoel hebben voor schoonheid en poëzie. Hier mijmert en werkt een man, wiens haren nog nauwelijks grijs zijn aan de slapen, al hebben zeventig zomers zijn prachtig hoofd gebruind. Hij is de bezieler geworden van een nieuwe traditie in de Vlaamse literatuur: de poëziedagen van Merendree. Op de laatste Zondag van Juli stroomt hier alles te zamen wat naam heeft in de republiek der letteren: bohemersharten en ministershoeden, aristocraten en dompelaars, dichters en prozaschrijvers, rijmelaars en filosofen, zij volgen de kronkelige wegen naar Merendree om met elkaar te verbroederen en de glazen te ledigen op deze broederschap. Want Pastor Basiel de Craene heeft het gedaan gekregen dat de Vlaamse dichters, ten minste eenmaal in het jaar, naar elkanders gedichten luisteren en elkaar niet naar de knevel vliegen om elkaar te bespotten of te verscheuren. Want te Merendree wordt alle vijanschap afgelegd, wordt alle critiek vergeten en alle kleingeestigheid uit de harten gebannen. Dat is het geheim van Pastor De Craene. Hij treedt de dichters met uitgestoken handen te gemoet en hij roept u hartelijk welkom toe. Zijn weelderige haren springen kronkelend onder zijn hoekige priestermuts uit en zijn bruine, guitige oogjes weerkaatsen de vreugde van zijn ziel, terwijl een brede, gulle glimlach u al de bitterheid van deze wereld vergeten doet.
De boeren van Merendree hebben van deze poëziedagen een kermisfeest gemaakt: zij krijgen gasten, er worden taarten gebakken en de bedden worden van kraaknette lakens voorzien. Want ook de boeren van Merendree weten dat de poëzie, meer nog dan de muziek, de zeden verzacht en om aan hun feestelijke stemming zachtheid en kracht bij te zetten, hebben zij deze dagen de poezekensdagen genoemd. In het park van Geerolfswal vieren de zachtheid en de poëzie hun vreugde uit bij het geruis van de oude beuken, die als de zuilen van een tempel het poëzieplein omringen. De stem van het jonge en van het oude Vlaanderen weerklinkt te midden van deze zuilen en zowel de jeugdige maagdekens als de vergrijsde ouderlingen luisteren ontroerd naar het wonder van de woorden waarin een eenzaam mens zijn vreugde of zijn droefheid uitgezongen heeft.
Dat is de kracht van Pastor De Craene. Hij heeft het gedaan gekregen dat de dichters van alle kleuren en schakeringen elkaar de hand reiken en alle bitterheid en alle spot vergeten om aandachtig te luisteren naar de stem van een hart. Wat nergens anders ter wereld kon verwezenlijkt worden, heeft deze eenvoudige Pastor van te lande op schitterende wijze voor elkaar gebracht. Zelf dichter en prozaschrijver, declamator en dramaturg, kende hij de eenzaamheid van de