De Vlaamse Gids. Jaargang 34
(1950)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 299]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De credietverlening van de Belgische bankenSINDS Maart 1949 wordt de globale toestand der Belgische banken maandelijks in het Staatsblad gepubliceerd; tevoren beschikte men slechts over driemaandelijkse gegevens. Tevens verschenen vanaf diezelfde datum cijfers zowel betreffende de handelswissels gedisconteerd door de banken - vermeld in het actief - als wissels door de banken geherdisconteerd bij de Nationale Bank en andere parastatale instellingen. Op het belang van die complementaire aanduiding komen wij nader terug. Beperken wij ons allereerst tot de eigenlijke credietverleningen die kunnen onderverdeeld worden in verrichtingen ten gunste van de Staat, eenerzijds, en van de private economie, anderzijds.
Een vluggen blik op deze statistieken leert ons onmiddellijk dat de particuliere depositobanken nog hoofdzakelijk ten dienste staan van de Staat. Weliswaar was de wanverhouding in 1945 scherper dan thans, maar de kloof tussen de beide activiteiten blijft voortbestaan. De credietverleningen van de depositobanken komen niet meer zoals vroeger, in eerste instantie, de private economie ten goede. Wij bevinden ons hier voor een van de betekenisvolle consequenties van de oorlogsfinanciering op de structuur van ons bankwezen: de beleggingen in staatspapier der oorlogsjaren hebben een relatief permanent karakter aangenomen. Deze toestand is niet eigen aan België. Sprekende over de Verenigde Staten en over Engeland merkt Whitaker op: ‘No longer can the commercial banks be regarded exclusively, or even primarily, as repositories of private savings and providers of working capital for business and temporary accommodation for private persons... Public debt policy is the principal determinant of their assets structure and of their earnings’Ga naar eind(1). Voor Holland wijst De Roos terecht op ‘de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
betekenis welke de algemene banken hebben voor de credietverlening op korte termijn aan de Overheid, daar ongeveer een derde van de vlottende staatsschuld door deze instellingen wordt gefinancierd’Ga naar eind(2).
In België heeft de Staat een terugkeer tot de vóóroorlogse bankstructuur verhinderd door de bankinstellingen te onderwerpen aan een verplichte dekking van de deposito's in de vorm van schatkistpapier. Aanvankelijk geschiedde dit in toepassing van een besluit van 5 Februari 1946; belangrijke wijzigingen werden aangekondigd in October 1949; inmiddels werd reeds aan de banken machtiging verleend om circa 3 milliard schatkistpromessen om te zetten in schatkistbiljetten (schatkistpapier met een looptijd van ongeveer vijf jaar).
In feite is sinds de vrijmaking van ons grondgebied een gedeelte van de vlottende staatsschuld geconsolideerdGa naar eind(3); nochtans was de opzet in Februari 1946 niet de volledige hoeveelheid schatkistpapier toen door de banken aangehouden, te blokkeren. Immers geven de hierboven aangehaalde cijfers duidelijk aan dat er sindsdin nog een merkelijke verschuiving van het Overheidscrediet naar de private economie heeft kunnen plaatsvinden. Chlepner merkt dan ook terecht op: ‘La Commission bancaire n'a pas gelé la totalité des certificats détenus (in 1946). Les minima ont été calculés avec une marge suffisante pour permettre aux banques de réaliser une partie de leurs certificats’Ga naar eind(4). Maar sinds enkele maanden blijkt het wel dat in het kader van de vermelde besluiten, de credieten aan de private economie hun uiterste grens hebben bereikt.
***
Buiten de eigenlijke credieten aan de private economie waarover wij het tot nu toe hadden, verlenen de banken aan de particuliere sector ook nog andere diensten. Vermelden wij allereerst het bankaccept: het geldt hier een wissel door de bank geaccepteerd en naderhand, ten voordele van de debiteur (de trekker) van de bank, verhandeld op de z.g. markt van het ‘privaatdisconto’ (marché hors banque)Ga naar eind(5). De tussenkomst van de bank beperkt zich aanvankelijk tot het verlenen van een handtekening; maar dank zij dit accept, kan de debiteur zijn wissel tegen gunstige voorwaarden ten gelde makenGa naar eind(6). De credietverleningen door de banken, opgevat in bredere zin, zullen dus moeten rekening houden met de bankaccepten, die in de balans voorkomen onder de rubriek ‘Debiteuren wegens acceptaties’. Verder, en hier sluiten wij aan bij een voorgaande opmerking, behouden de banden niet alle gedisconteerde wissels in eigen portefeuille; alnaar de behoeften worden de wissels geherdisconteerd. Vanaf dat ogenblik vinden wij ze niet meer in het actief van de bankbalans, maar b.v. in de balans van de Nationale Bank; dit neemt echter niet weg dat het hier wederom een credietverlening betreft dank zij de primaire tussenkomst van een private depositobank, die de wissel aanvankelijk heeft gedisconteerd. In bredere zin omvatten de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
credietverleningen aan de particuliere sector zowel de bankaccepten als de geherdisconteerde wissels.
De Bankcommissie heeft in haar laatste Jaarverslag (1948/1949) een tabel gepubliceerd waarin voor de periode 1938/1948 een samenvatting voorkomt van het volledig bedrag der door de banken aan de private economie verstrekte credietfaciliteiten. Wij verkrijgen dan de volgende recapitulatie:
Men kan zich moeilijk duidelijkere gegevens indenken betreffende de kentering die de oorlogsfinanciering in de structuur van ons bankwezen heeft veroorzaakt: het indexcijfer voor de kredietverleningen aan de Staat stond einde 1948 op 777 (basis: 1938 = 100); het overeenstemmende cijfer beliep slechts 236 voor de private sectorGa naar eind(7).
***
De Bank van de Société Générale de Belgique, de Bank van Brussel en de Kredietbank zijn de drie voornaamste Belgische bankinstellingen. In toepassing van het Besluit d.d. 12 October 1949 zullen zij de groep der ‘banken met grote circulatie’ vormen, onderworpen aan de strengste dekkingscoëfficienten (Hetgeen wordt gerechtvaardigd door de rol van deze drie grootbanken in de sfeer van het girale geld; einde 1948 behoorden tot dit triumviraat 860 bijhuizen en plaatselijke agentschappen op een totaal van 1.050). Slechts de balans van de Bank van de Société Générale wordt afgesloten op 31 December, weshalve wij ons dan ook tot deze instelling beperken: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De rol gespeeld door de Bank van de Société Générale komt ook tot uiting in de post ‘Deposito's en Crediteuren’: op een totaal bedrag van 52,7 milliard is het aandeel van de betrokken instelling ruim 20 milliard. Merken wij hier terloops op dat de post ‘Deposito''s en Crediteuren’ geenszins de werkelijk bij de bank gedeponeerde bankbiljetten weergeeft, hetgeen gesuggereerd wordt door een vergelijking die men zeer vaak aantreft: nl. de vergelijkende evolutie van de fiduciaire geldomloop en van de bankdeposito's. Worden er biljetten gedeponeerd, dan worden ze natuurlijk opgenomen, in 't passief, onder de ‘Deposito's’; maar deposito's ontstaan ook door de credietverleningen uitgaande van de banken zelf: in de Angelsaksische landen wordt de credietnemer terstond voor het ganse toegezegde bedrag in rekening gecrediteerd, terwijl overeenkomstig de continentale methode men afwacht tot de credietnemer over het crediet disponeertGa naar eind(8). Er heerst in dit verband nog veel misverstand. Niet iedereen begrijpt de practische draagwijdte van de bekende leuze: ‘Loans make deposits’. Toen de onlangs overleden Hartley Withers, in 1907, zijn berucht werkje ‘The Meaning of Money’ publiceerde, waarvan nog in 1947 een zevende editie verscheen, vermoedde hij waarschijnlijk niet dat hetgeen zijn vooroorlogse tijdgenoten als een revelatie voorkwam, thans nog steeds duister blijft voor sommige geesten: de credietverleningen der bankinstellingen komen overeen met een stijging der bankdeposito's.
***
Onder hetgeen we de eigenlijke credietverleningen noemden, werden vermeld, allereerst, de handelswissels, t.t.z. het wisselcrediet, waaromtrent niets bizonders valt te zeggen; ook de diverse debiteuren geven tot geen moeilijkheden aanleiding: het betreft de credieten die de bank in rekening-courant verleent; soms spreekt men ook wel van kascredieten. Ten slotte blijft nog de post ‘Prolongaties en voorschotten op effecten’ over. Hier moeten wij de aandacht | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vestigen op de z.g. prolongaties. Bij ons betekent die term de voordelige geldbelegging op korte termijn die voor de banken hierin bestaat dat zij als reporteerders optreden: het gebeurt dat een haussier - iemand die speculeert op een stijging der koersen - zijn hausse-positie op de vervaldag wil handhaven; dan kan hij zich laten reporteren tot de volgende liquidatiedag; de techniek van dit reporteren vereist dat iemand de effecten contant van de haussier koopt en ze hem terug op termijn verkoopt. De ‘prolongaties’ betekenen de participaties van de banken in dergelijke termijntransacties. Evenwel werden de termijnverrichtingen op de beurzen van Brussel en Antwerpen slechts einde Maart 1950 hervat. Van dat ogenblik af konden er dus pas prolongaties plaatsvinden. Verder is het nog vermeldenswaardig dat de term prolongatie in Nederland een heel andere betekenis heeft. Daar zijn de bizondere kenmerken van geldgeven op prolongatie en anderzijds van het geldnemen op prolongatie o.a. de volgende: a) Het geld wordt verstrekt voor een maand vast, wat de geldgever betreft; deze kan de lening niet binnen die termijn doen beëindigen; de geldnemer daarentegen kan het geleende geld elke dag teruggeven binnen de termijn van de maand; b) Tot onderpand worden gegeven effecten, waarvan de werkelijke waarde hoger moet zijn dan het bedrag der lening; er moet surplus in het onderpand zitten; c) Het onderpand moet aangevuld worden, wanneer de effectieve waarde van het onderpand niet meer bedraagt dan het bedrag van de lening plus het overeengekomen surplusGa naar eind(9). Het is ontegensprekelijk jammer dat éénzelfde term twee verschillende verrichtingen dekt. Vestigen we er nog de aandacht op dat op de Amsterdamse beurs het kopen van effecten met geleend geld nog niet mogelijk is, maar dat door de beursmiddens pogingen worden gedaan om tot de wederinvoering van het prolongatiestelsel te komen. ***
Het girale geld der banken speelt een belangrijke rol in de nationale geldcirculatie. Evenwel hebben niet alle deposito's een monetair karakter. De deposito's op termijn vertonen gelijkenis met spaartegoeden en komen dus niet in tel. Maar zelfs in de zichtdeposito's bevinden zich de tegoeden die in de depositoboekjesGa naar eind(10) der cliëtele staan ingeschreven: het betreft hier wederom echte spaardeposito's, zonder monetair karakter. Uiteindelijk moet men komen tot het cijfer der dadelijk opeisbare deposito's en rekening-courantsaldi in Belgische franken van de ingezetenen. De maandelijkse staten waarover niet ingewijden beschikken laten een dergelijke berekening niet toe. Onze Nationale Bank berekent thans elke maand de geldvoorraad in de Belgische economie, maar de gegevens betreffende de particuliere depositobanken worden ‘behendig’ (?) bij de gelijkaardige bedragen van de parastatale instellingen gevoegd. Waarom aldus aan een gegronde nieuwsgierigheid geen voldoening geven? Nog te weinig zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sommige administraties doordrongen van het feit dat de gegevens waarover ze beschikken in principe niet worden verzameld om in stoffige dossiers te worden bedolven, maar wel om het belangstellende publiek in zo breed mogelijke zin in te lichten. ***
Vermelden wij ten slotte nog dat het jaar 1949 gekenmerkt werd door de volledige vrijmaking der resterende tijdelijk onbeschikbare tegoeden. Einde 1948 kwamen deze rekeningen in het passief der globale toestand nog voor met een bedrag van circa 2,3 milliard frank. In Januari 1949 werd dit saldo vrijgemaakt. Sindsdien zijn de deposito's allemaal vrij. De 40 t.h. tijdelijk geblokkeerde tegoeden werden zodoende minder stiefmoederlijk behandeld dan de 60 t.h. z.g. definitief vastgelegde bedragen. Immers de Muntsaneringslening (de 60 t.h. werden in obligaties van die lening omgezet) beliep aanvankelijk circa 64 milliard frank. De aflossing geschiedt met de opbrengst der drie extra-belastingen (Belasting op het kapitaal, Belasting op leveringen aan de vijand. Belasting op oorlogswinsten). Het ziet er naar uit dat op die manier ongeveer 20 milliard niet zullen kunnen worden afgelost. Er zal dus moeten worden uitgezien naar andere middelen om dit saldo uiteindelijk te doen verdwijnen. Maar dat schijnt nog wel een tijdje in beslag te zullen nemen. Voorzeker, de 60 t.h. werden niet definitief vastgelegd. Maar sommige mensen menen toch terecht dat het spelletje nu lang genoeg geduurd heeft. L.L. |
|