De Vlaamse Gids. Jaargang 34(1950)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 98] [p. 98] Nocturne Zoveel heb ik voor anderen gezongen, zo zelden voor mezelf verzachtend-stil geschreid. Een milde traan heeft me slechts nu en dan bevrijd... Ik droeg mijn kalme masker noodgedwongen. Wat wil mijn hart nu aldoor wenen... dwalen? De dikke deemstering komt dalen over de diamanten trap der sterren heinde en verre op mij... om mij... dat ik noch land noch strand verken, noch duin noch heester. Hoe ben ik 't roer ontwend! Kom hier, mijn hart... Of zijt gij meester? Is dit mijn hart, dat zoveel leed kon dragen en zoveel doffe dagen schragen...? Opeens zo oud... zo moedeloos, lijk een kristallen bloem zo broos? Gij smart... Zijt gij dat hart? Gij leegte zonder streven, mijn leven? Gij gloed, die vroeg verstierf, de wein'ge schoonheid die ik ooit verwierf? Ben ik lijk een, die moegetobd en zo vervaakt, plots insliep overdag... terecht kwam in zo toverschone dromen waar zon en lente spelen met de bomen, ijlvreemde bonte vogels zilv'rig fluiten, ... weer wakker schrok, - de Winter etst zijn dode takken op de ruiten Tast ik op schemerwegen tussen dood en leven? Stond soms mijn rode zingend hart in 't zeil te streven, en kreunt, verkreukt, nu tussen sluimerende reven? Als milde winden weer op vlugge waatren zeilen, mijn hart... zult gij dan mee naar roze dageraden ijlen? Stella VANDER STEPPE Vorige Volgende