cieux. Celui qui n'a pas cru en sa mère, celui-là n'entrera pas dans le royaume de la terre. Toute foi me semble une duperie, toute autorité un fléau, toute tendresse un calcul. Les plus sincères amitiés, les bonnes volontés, les tendresses à venir, je les soupçonnerai, je les découragerai, je les renierai. L'Homme doit vivre seul. Aimer c'est s'abdiquer. Haïr c'est s'affirmer. Je suis, je vis, j'attaque, je détruis. Je pense, donc je contredis...
‘Ni au commencement ni à la fin de ma vie, je n'ai l'occasion de donner mon consentement. On me fait naître et mourir. A moi, seulement, ce qui se trouve entre les deux, ce qui s'appelle pompeusement le destin. Mais ce destin lui-même les Folcoche le préfacent, l'engagent, l'escroquent: cette escroquerie s'appelle l'éducation. Je dois dire non à toute cette éducation, à tout ce qui m'a engagé sur une voie choisie par d'autres que moi et dont je ne puis que détester le sens, puisque je déteste les guides. Le bien c'est moi. Le mal c'est vous. Les principes sont des préjugés de grande taille, c'est tout. L'honorabilité n'est que la réussite sociale de l'hypocrisie. La spontanéité du coeur est un réflexe malheureux. La vertu, la seule vertu, la grande vertu nous ne l'appellerons pas orgueil, nous ne l'appellerons pas la force. Il n'y a pas de mot qui la définisse exactement. Elle est ceci et cela, orgueil et force, avec quelque chose de solitaire qui la hisse en tour d'ivoire et quelque chose de public qui la jette parmi la foule pour se faire des poings. Puissance de moi...’
Het uittreksel is lang, maar er zit zoveel samengebalde explosiekracht in dit door jaren samengeperst gemoed dat het verdiend is er even bij te mijmeren. Kennen wij de oorsprong niet van het despotisch complex van Folcoche, wij weten ten minste waarheen het leidt bij diegene die er zich mede heeft moeten meten. Leidt het tot een zekere vorm van pessimisme, het is dan tot een dat niet bij de pakken gaat zitten, dat zich integendeel is gaan harnassen in een illusieloos zelfvertrouwen. Maurice Chapelan heeft in zijn inleiding tot zijn ‘Anthologie du Journal Intime’ de mening geopperd en geargumenteerd dat aan moederszijde de vroeg verweesden vaak schrijvers worden van aan zelfbespiegeling gewijde dagboeken. Meestal zouden het geen mannen van actie worden. Hervé Bazin daarentegen opent een nieuw kapitel over de geestelijke en morele formatie van de strijders met tyrannieke moeders. Indien men ‘Brasse-Bouillon’ als maatstaf neemt, hebben ze vermoedelijk meer stof voor ‘draufgängertum’ dan voor idyllisch papierbemorsen...
Zo wordt wel eens het goede uit het kwade geboren. René Ménard gaf in ‘Les Cahiers du Sud’ als zijn mening, dat het succes van ‘Vipère au Poing’ getuigt voor een zekere gezondheid bij de burgerlijke maatschappij van heden. Een harer zonen geselt haar intiemste vlees: de filiale gevoelens, de kristene godsdienst, de mooie postulaten van een moraal die bijna schijnt natuurlijk geworden te zijn, en deze maatschappij spartelt niet tegen. Ze erkent in deze jonge beeldstormer een van haar besten, een die gelooft in de eenzaamheid, in de kracht, in de gezondheid van de hoogmoed. Misschien is de veronderstelling