De Vlaamse Gids. Jaargang 33(1949)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 723] [p. 723] [Gedichten] Vox maris Voor N.P. van Wijk Louw Ik heb uw land bezocht, nu zijt gij hier en zo vertrouwd reeds dat ik zit te zinnen of uit gezelligheid rond pijp en bien een onvermoede vriendschap zou beginnen. Doch het werd laat, gij dooft uw sigaret en helpt mij traag de boeken samenrapen; misschien denkt gij reeds aan 't verwarmde bed, waarin uw vrouw sinds uren ligt te slapen. De stilte weegt alsof zij iets verwacht tussen omzichtigheid en blij waarderen, een glimlach en dan weggaan in de nacht om tot zichzelven nuchter in te keren. Wij zoeken in ons talmen naar een woord dat elks gezicht een nieuwe glans mag geven, die straks in 't duister troostend verder gloort als een goed vers bij lamplicht neergeschreven. Tot van de zeekant plots de wind opstaat om huivrend de oude droomvlucht aan te vangen, en of de spijt van wie daar eenzaam gaat een hoger vlam verleent aan ons verlangen, weet gij van mij en merk ik uit uw hand hoe deze late zwerfstem ons komt binden van man tot man en ook van land tot land tot in de rust naast 't hart van de beminde. [pagina 724] [p. 724] Nuchtere kerstnacht Binnen twee uren wordt het kind geboren dat ook het kind der kinderlozen is en in een dode taal gezang zal horen tot glorie van zijn stenen beeltenis. Het wordt een barre troost dit oud mirakel van 't maagdenkind dat ons verlossen moet; veel liever ware mij een eigen schakel die mij verlossen zou uit dorrend bloed. Zie, 'k wil vannacht nog en op blote voeten door 't harde duin gaan zoeken naar een stal en negen maanden bidden en fel boeten als ik nadien de kribbe vinden zal. Het zou een herfstnacht zijn, de wind zou landen, geen nieuwe ster zou boven zee opgaan maar mijn gezicht zou van verrukking branden als ik bedeesd vóór vrouw en kind zou staan. Wat in mijn hart als kleine gaven bleven uit de ouders of vergaard in deze woon, zou ik geknield als rijkste koning geven aan 't wonder dat zou groeien tot mijn zoon. .... Binnen het uur. Twee duizend jaar geleden. Wat baat mij dit, ik zelf waai weldra los en krimp tot turf in overspoeld verleden. Ik voel mij één met ezel en met os. K. JONCKHEERE Vorige Volgende