mogelijk zijn, dat deze instelling organisch groeie tot het Instituut, zoals zijn grondleggers het hebben opgevat.
Voor deze eerste ontmoeting werd als thema opgegeven het onderncht van de geschiedenis en de ontwikkeling van den Europesen geest in de universiteiten.
Het gaat er niet om, afbreuk te doen aan de opvattingen, die over de geschiedkundige ontwikkeling van de verschillende Europese naties bestaan. Het kan er niet om gaan hun eigen beschaving, hun eigen kunst en hun eigen taal onder den pletmolen van een dodende eenvormigheid te brengen; maar wat wel dienstig kan zijn voor de West-Europese beschaving, is een duidelijker inzicht van al het gemeenschappelijke, dat de ontwikkeling van de verschillende Europese naties kentekent.
Zij hebben, inderdaad, het erfdeel te vrijwaren van een gemeenschappelijke beschaving, en zullen daartoe des te beter in staat zijn naarmate zij er de diepe morele waarden van doorgronden.
Voor dezen eersten zittijd Van het Europa-College hebben bekende meesters: de hh. de Madariaga, Ch. De Visscher, Claude Bourdet, hun medewerking toegezegd.
De h. John Bowle van het Wadham's College te Oxford, de schrijver Van de boeken ‘Unity of Europe’ en ‘Western Politic Thoughts’, was er de studiemeester van en hij werd in die taak bijgestaan door Professor Van Effenterre, hoogleraar bij de hogeschool te Caen en den h. De Vreese, rechter te Brugge.
Tijdens den zittijd werden ook voordrachten gehouden door vooraanstaande personen, die tot de Europese beweging behoren.
Een twintigtal studenten en hogeschool-gediplomeerden afkomstig uit België, Duitsland, Oostenrijk, Bulgarije, Spanje, Frankrijk, Groot-Brittannië, Griekenland, Hongarije en Polen volgden de lessen en wellicht worden uit deze eerste proefneming de besluiten getroffen, die zullen aantonen, hoe het Europa-College dient opgevat, derwijze, dat het niet alleen aan het algemeen streven van de Europese beweging beantwoorde, maar dat het ook zou kunnen aangepast worden aan de behoeften, die voortspruiten uit de ontwikkeling van de verschillende Europese instellingen op cultureel, economisch en maatschappelijk gebied.
Zoals de h. Denis de Rougemont, een lid van de Internationale Culturele Afdeling het heeft verklaard, komt het er op aan, dat de verschillende instellingen van de Europese Unie bij de openbare mening van al de betrokken volkeren den nodigen steun genieten, en dat zij zich ontwikkelen in overeenstemming met den vrijheidsgeest, die de Europese beschaving kentekent.
Het Europa-College wordt niet opgevat als een hogeschool, maar indien het aan zijn doel beantwoordt, dan kan het een invloedrijke instelling worden, die ook in de universiteiten van de verschillende landen de belangstelling voor de Europese problemen doet aangroeien.
Moge onze natie de betekenis inzien van het Europa-College, niet alleen omdat wij aangesloten zijn bij de Europese Unie, maar ook omdat het nieuw