Taalkennis en lyrische drang stimuleerden elkaar bij Gezelle, of zij losten elkaar af. Gezelle's weg leidt tot de verbroedering, de harmonie van lyriek en philologie.
Vijftig jaar geleden... Veel meer dan vijftig boeken over Gezelle's leven en werken bewijzen, hoe springlevend de verzen van de priester-dichter zijn gebleven. En we denken aan dit vers van hem: ‘Hoe zeere vallen z'af’, de blaren; maar de boom blijft.
Deze herfst zal enigszins Gezelliaans getint zijn. De Gezelle-portretten en -artikels in boek en blad zullen weldra een nieuwe warrel- en dwarreldans beginnen en dikwijls zult ge kunnen Gezellens vers prevelen: ‘Hoe zeere vallen z'af’. Maar steeds zult ge, om u te troosten over de onmeedogend voorbij vliedende tijd, Gezelle's werk zèlf ter hand kunnen nemen. En dan raad ik u ten zeerste een bezoek aan het Gezelle-Museum aan, een eerste of een zoveelste. Elk jaar ga ik het ten minste éénmaal bezoeken en telkens vind ik er iets dat vorige jaren aan mijn aandacht ontsnapte.
Voor deze gelegenheid kunt ge misschien eens een omweg maken tot voorbij het Gezelle-standbeeld aan de Onze-Lieve-Vrouwkerk, en dan nog verder afdwalend, in de buurt van de Sinte-Walburgakerk, in die Korte Ridderstraat en op de Verwersdijk even stilhouden vóór de huizen waar hij als onderpastoor heeft gewoond. Dan begeeft ge u naar de Sinte-Annakerk, waar hij ‘gekerstend’ werd en zijn plechtige communie deed. Tenslotte komt ge op de Rolleweg, niet ver van het Engels klooster.
De Bruggeling Gezelle heeft over het anecdotische, het concrete Brugge zo goed als niets gedicht; maar de Brugse gotische geest zit in hem.
Het Gezelle Muzeum danken wij vele uren van stil genot. Steeds wist mejuffrouw Elisa Lateur allerlei pittige en interessante bijzonderheden over Gezelle mede te delen; zij was een wandelende Gezelle-encyclopaedie. Haar broeder, de beeldhouwer Karel Lateur, de zwijgzame, vertoonde zich bijna nooit. Elk zijn werk, dacht hij.
Nu is Karel Lateur overleden en de vlijtige museum- en huisbewaarster heeft haar intrek bij haar andere broer Stijn Streuvels genomen, op ‘'t Lijsternest’, dat later allicht ook een museum zal worden.
En ook E.H. Allossery is er niet meer; hij was een levende Gezelle-bibliotheek. Maar in het Museum zagen de bezoekers hem minder: deze noeste werker was een sieraad voor de grote dagen van congressen en officiële ontvangsten.
Gelukkig hebben zij, die het Gezelle-Museum beheren, de familietraditie in eer gehouden: een andere nicht staat thans de Gezellianen even gedienstig en hartelijk te woord, een Gezelle heeft een Lateur opgevolgd.
Wie reeds tientallen letterkundige en andere musea bezocht, zal gaarne erkennen dat het Gezelle-Huis iets speciaals is. Gezelle's papieren erfenis heeft ten eerste de kans gehad nooit te moeten verhuizen, ten tweede in het geboor-