| |
| |
| |
Met pen en potlood
17.
Ge komt uit verlof terug en ik hoop dat ge niet te veel last zult gehad hebben met de doeaniers. Maar ge zijt opnieuw op bureau, kantoor, in de klas en weer krijgt ge nu en dan last met het Nederlands. Wend u dan tot onze gebreveteerde en gepatenteerde taaldoeaniers, zij die de gallicismen, germanismen en andere taalgedrochten niet doorlaten en ze alle in een boekje in quarantaine hebben gehouden opdat ge ze gemakkelijk zoudt herkennen. Raadpleeg dan Drs Paul van Gestel's ‘ABN-Gids’ (De Sikkel, Antw.), of Helene Timmermans' ‘Spreken en schrijven wij goed Nederlands’ (Boekuil en Karveel, Antw.), en benijd ons, schrijvers, die ons vaak niet storen aan taalkundige tolformaliteiten: wij hebben een diplomatiek valies, pardon: koffer; neen valies is ook soms goed! - Js.
| |
18
In welk land zoudt ge willen wonen, werd aan Hudder en Studder gevraagd.
- In Utopia, zei Hudder, niet dat van Thomas More, maar het mijne; doch ik vind het in geen enkel atlas, op geen enkele kaart.
- Ik kan het best stellen in België, meende Studder, ik vind het alleen jammer dat de Rijn niet zo breed is als het Kanaal en het Kanaal niet kan overbrugd worden zoals de Rijn. - Js.
| |
19
We schrijven allen van elkaar af, groten van kleinen en kleinen van groten, meestal onbewust. Als het daarentegen bewust geschiedt, mag men van plagiaat spreken. Over de onbewuste invloeden die tijd-, taal- en landgenoten op elkaar uitoefenen, zou er een verrassende studie zijn te schrijven; maar het verzamelen van het materiaal vraagt heel veel tijd en vlijt. Over het algemeen is men te veel de mening toegedaan, dat het vooral de groten zijn die de kleinen beïnvloeden. Ik durf evenwel beweren, dat in even sterke mate de verworvenheden van de kleinen door de groten worden benuttigd en verwerkt. Ook hier geldt het spreekwoord, zo treffend door Brueghel geïllustreerd: ‘De groten eten de kleinen op’. - Js.
| |
20
In een catalogus van vóór 1914 lees ik:
‘Virginie Loveling: Een dure Eed..... fr. 2,00’.
Financieel gesproken, heeft thans alleen nog een Zwitser het recht, daar ernstig bij te blijven. - Js.
| |
| |
| |
21
De dagbladen hebben gemeld, dat het personeel van een Amerikaanse fabriek na tien jaar dienst recht zal hebben op een jaar betaald verlof.
Als dit systeem in alle Amerikaanse werkhuizen zou toegepast worden, zou het Europese vasteland zich aan een regen van toeristen mogen verwachten.
Een maand vacantie is nog steeds voor velen een onbereikbaar ideaal; maar twaalf maanden ineens, lijkt wel overdreven. Amerika zou een nieuwe plaag te bestrijden krijgen: de verveling. - Js.
| |
22
De bekende Franse folklorist A. van Gennep zei eens over onze taal: ‘Le hollandais n'est d'ailleurs pas une langue difficile, du moins le hollandais scientifique, sinon celui des poètes’.
Er staan zelfs Nederlandse en Zuidafrikaanse woorden in de Franse dictionnaires: schipperke, springbok, snik, etc. En de Franse vertaling van Stuart Cloete's werk luidt: ‘Le Grand Trek’. En ook de Nobelprijzen gingen tot nu toe naar ‘le hollandais scientifique’, maar om andere redenen. - Js.
| |
23
- Hoe verklaar je mijn voorliefde, meer zelfs, mijn liefde voor de Middellandse Zee, vroeg Boris zich af.
- Misschien, opperde Joris, omdat zij de spiegel is waarin drie vastelanden elkaar bekijken kunnen, het heldere glanzende middelpunt.
- ‘De Kom der Loutering’, berg- en woestijnmeer, oasis, droomde Boris.
- De wereld moge Westers worden met de Atlantische Oceaan als spiegelvijver, of Oosters met de Indische en Stille Oceanen als cultuurpuurders: hij zou nooit meer het schone evenwicht bereiken dat ons thans nog zo verheugt. Onze wereld moet centraal blijven met de Middellandse Zee als zuiverste en helderste spiegel, meende Joris. - Js.
| |
24
Het aantal dichterlijke en artistieke ‘Dagen’ gaat steeds crescendo. Het jaar nadert zoetjes aan zijn eindpunt en ik zocht tevergeefs naar een gat om er de ‘Dagen van de Vlaamse Gids’ in te stoppen. 't Zal voor het volgende jaar zijn. We hebben te veel Dagen en te weinig dagen. - Js.
| |
25
Weet gij dat er te Hoorn (Noord-Holland) een Johan Messchaert-monumentje, werk van Jozef Cantré, in het stationsplantsoen op uw toegenegen blikken wacht?
| |
| |
Ik wist het niet toen ik er verleden jaar heentrok en de Nederlandse vrienden die ons vergezelden waarschijnlijk evenmin. Ik verliet dus Hoorn zonder Cantré's werk te hebben gezien, in volle toeristische onschuld en onwetendheid. De spijt kwam achterna, véél later, toen ik in de Gentse leesclub ‘Boekuil’ over mijn Hollandse reisindrukken sprak. Cantré was onder de toehoorders. Na de voordracht verlichtte hij mijn geest, doch verzwaarde enigszins mijn geweten. En ik nam me voor, eens naar Hoorn terug te gaan om dit verzuim goed te maken. Het plan heb ik nog niet uitgevoerd, maar onlangs voelde ik me wat getroost. Ik sprak met een bekend Vlaams letterkundige, die Hoorn bezocht en eveneens met Cantréloze reisherinneringen huiswaarts keerde.
Paul de Ryck en ik hebben allicht dit excuus, dat wie per auto een stad bezoekt zo vergeeflijk vaak een stationsplantsoen achteloos voorbijrijdt. - Js.
| |
26
‘Hij bracht zijn gezicht tot vlak bij het glas. Het zat vol bloed; bloed, bloed en nog eens bloed. Bloed? Hij wreef er stevig overheen. Nee, verf! Lippenstift natuurlijk!’
Liefhebbers van dergelijke tragi-comische verrassingen, lezen Anders Hjort's roman ‘Het Spoor is vrij’ (Uitg. Gottmer, Haarlem). Ik verlang knapper dingen, zoals deze notitie over Adolphe Menjou: ‘Een witte hemdsborst is als een rots, die oprijst uit de verwilderde aarde’. - Js.
| |
27
Achter Kris ten Loer verbergt zich een begaafd historicus, die in ‘Strijd om het Geluk’ (N.V. Drukkerij N. de Jonge, Brussel) beproefd heeft om volksschrijver te worden. In dit geschiedkundig volksverhaaltje over godsdienst-verdrukking en protestantse bekering, voelden de historicus en de protestant zich in hun nopjes, de verteller breekt echter geen potten: hij laat ons op tijd raden wie sombere Jan is. Maar wat de stylist betreft, die houdt nog steeds de sinds Conscience in alle Vlaamse volkslectuur voortwoekerende cliché's (‘eenvoudige arbeiderswoning’, ‘eentonige verlatenheid’, ‘lustig gefluit’, ‘vreedzame kalmte’, ‘vuige moordenaar’, ‘het getier en het gevloek der aanrukkende krijgslieden’, ‘Karel's ogen vulden zich met tranen’, etc.) lustig en leutig in leven en in ere. Wanneer zal men eers inzien, dat ook tendenz- en zg. volkslectuur gebaat is met zuivere taal en stijl? - Js.
| |
28
Een aangename namiddag doorgebracht met dr. P.J. Meertens' boekje ‘Zeeuwse Familienamen’ (Uitg. A. Rutgers, Naarden) en er zeer vele wetens- | |
| |
waardige bijzonderheden uit vernomen die ook alle Vlamingen zullen interesseren. Een paar slechts ter verduidelijking:
‘In het Land van Kadzand bestaat vooral onder de Protestanten het uit Vlaanderen overgenomen gebruik om de familienaam van de vrouw achter die van de man te plaatsen, eveneens ter onderscheiding van gelijknamige families’.
‘Een geheel afzonderlijke en belangrijke groep onder de Zeeuwse familienamen vormen die, welke van Franse afkomst zijn. Vooral op Walcheren en in Zeeuws-Vlaanderen, en in 't bijzonder in het westelijk gedeelte, is deze groep ruim vertegenwoordigd’.
Een alfabetisch register van familienamen vindt de lezer achteraan, zodat hij kan nagaan of hij ook iets met Zeeland te maken heeft. We denken aan de Belgische staatsman Paul van Zeeland. Die naam komt in Zeeland zelf niet voor, leert dr. Meertens ons. En we zoeken ook iets op in verband met Roosevelt; maar: ‘alle pogingen om verband te leggen tussen dit Toolse boerengeslacht en de familie waartoe twee presidenten der Verenigde Staten behoren, (zijn) tot dusver zonder succes gebleven’.
Met zo'n verklarend register in de hand, reist men graag terug naar Zeeland. - Js.
| |
29
Na het verlof komt het nieuwe schooljaar; na de bloemen de bloemlezingen.
Er zijn bloemlezingen en bloemlezingen, met allerlei bloemen en zaden en voor allerlei graden, in allerlei talen. En de ouders weten best wat ze hebben te betalen in de herfst van elk jaar. Ik zou veel goeds willen zeggen over de Nederlandse Leesboeken van Achilles Mussche (Uitg. A. De Boeck, Brussel): ze dragen alle Mussche's persoonlijke stempel. En ik zou iets kwaads willen zeggen over Dr. P.B. Wessels' Duitse bloemlezing ‘Aus Tausend Jahren’ (Uitg. Wolters, Groningen), omdat hij enkel teksten heeft bijeengebracht, al is het dan nog voor de hogere graad en niet zonder smaak. Maar ik voel me nog wat in vacantiestemming. Alles op zijn tijd! - Js.
| |
30
‘Pietje de Bezembinder’, door Richard Dewachter (Uitg. De Vlijt, Ant.): uitgelezen (werkwoord), doch niet uitgelezen (bijv. naamw.). - Js.
|
|