Een bezoek aan James Ensor.
Om te weten, wie Ensor is, wat voor hem het schilderen betekende, wat de mens Ensor vertegenwoordigt, moet men hem opzoeken in zijn huis te Oostende.
Deze 89-jarige man is ondanks zijn hardhorigheid nog zeer levendig en al leeft hij op herinneringen, die herinneringen gaan terug op gedachten en werk, die op het ogenblik van hun ontstaan, zodanig de algehele evolutie voor waren, dat hij zich dit als het ware kan veroorloven. Het is quasi onmogelijk, dat een man tot de leeftijd van bijna 90 jaar zijn eigen tijd steeds 50 jaar voorblijft.
Het werk, dat wij op het atelier aantreffen, werk, waarvan hij nooit heeft willen scheiden, waaraan hij halsstarrig heeft vastgehouden, openbaart ons de mens Ensor en geeft ons een duidelijk beeld van al zijn jeugdproblemen.
Als in de tekeningen, die alle a.h.w. voorstudies van zijn grote doek zijn L'entrée du Christ à Bruxelles, - Ensor's Nachtwacht - voornamelijk een bewondering voor Rembrandt's techniek als lichtschilder naar voren komt, dan blijkt uit het resultaat in zijn grote werk, hoe de bevrijding, de zelfontdekking van Ensor is gegroeid. En dan is ook daar weer tegelijkertijd de mens uitgesproken én de schilder.
In de tijd van Carnaval, toen hij een menigte dansende maskers heeft gezien, is hem een openbaring geschied. Volgens zijn eigen woorden: ‘Alors j'ai vu grand et mon coeur a vibré et mes os ont tremblé. Un monde nouveau s'est dessiné.’
Hij zag groot, niet alleen met zijn ogen, maar met zijn hart en het was met een zekere grootse afschuw, dat hij het zag, met de wreedaardige critiek van een diepgekwetste ziel.
Welke ontgoocheling zijn socialistisch ideaal moet hebben ondergaan, weet ik niet, maar het was een zware crisis en bepaalde zijn levenshouding. Het is dat ogenblik van opstand en bevrijding, dat hem heeft doen vasthouden aan dit werk en die welke ermee in verband staan. Anseele loopt voorop, maar het is Christus die zijn intrede doet. Die Christusfiguur, waarmede hij zichzelf in zovele andere werken heeft geïdentificeerd.
Dat hij terzelfdertijd een openbaring op schildergebied bracht, is voor hem toen van ondergeschikt belang geweest. Het is niet de bewuste positiekeuze van de schilder, maar van de mens.
Hij is een gekwetste Narcissus, die zich op zijn 32ste jaar terugtrok, na een periode van heftige creatieve beroering.