| |
| |
| |
De Boodschappers van Kronos
De gevangenen van Anna Blaman
DE jonge Nederlandse schrijfster Anna Blaman liet tot op heden twee romans verschijnen: ‘Vrouw en Vriend’, waarvan in 1941 de eerste en thans de derde druk het licht zag, en ‘Eenzaam Avontuur’, dat in 1948 van de pers kwam en vier maanden later reeds zijn tweede druk beleefde. Het zijn alleszins merkwaardige boeken die - zoals het past voor werken met inhoud - een zeer uiteenlopend commentaar uitgelokt hebben. Terwijl Simon Vestdijk telkenmale van meesterwerken en van Europees peil sprak en ook Van der Veen er heel hoog mede oploopt, zoals bleek uit zijn voordracht te Brussel in Mei jl., aarzelt Albert Helman niet beide boeken als ‘erotische bla-bla’ te bestempelen. ‘Eenzaam Avontuur’ is er zelfs in gelukt een klein schandaal te verwekken en heeft in Amsterdam aanleiding gegeven tot een openbaar debat, dat, naar het zeggen van wie er was, zelf een schandaal geworden is van kleinzieligheid en domheid. De ergernis is er niet geringer om geworden. Heeft het verbod van verschijnen niet aan een zijden draad boven de fraai uitgegeven jongste roman van Anna Blaman gehangen?
Dat alles zal menig vrijheidslievend boekenlezer wel sympathiek in de oren geklonken hebben. Men stelt zich voor, dat meer dan één ‘koppigaard’ de boeken van Anna Blaman precies gekocht heeft omdat zij de verontwaardiging van Helman en consoorten zo schitterend hadden weten op te wekken. A-priori verkiest men immers het gezelschap van Baudelaire en Flaubert boven dat der geërgerde zedeprekers, die men in Vlaanderen ‘azijnpissers’ noemt. Het blijft echter waar, dat de genieën vaak schandaalmakers, maar de schandaalmakers niet noodzakelijkerwijze genieën zijn. Een blikken doos is nog geen trommel omdat men er al op slaan kan. En met Anna Blaman is het zo gesteld, dat men in haar wel de durf en de oprechtheid moet bewonderen van de kunstenaar die ergert omdat hij realiteiten uitzegt, waarover voordien slechts gefluisterd of gezwegen werd, maar dat men moeilijk kan toegeven, dat zij die realiteiten in al hun aspecten heeft uitgediept en in een onvervangbare vorm heeft uitgedrukt. Men kent het cliché der recensenten in dat geval: de stenen en de mortel staan er, het gebouw nog niet. Zo zou men zich ongeveer willen uitdrukken om de gedeeltelijke mislukking van Anna Blaman te omschrijven indien men geen grove banalisering van zijn gevoelen vreesde. Anna Blaman verdient niet meer de ophemeling dan de verguizing. Men durft trouwens veronderstellen, dat deze positie haar lief is.
De grondslag van Anna Blamans boeken mag tamelijk eenzijdig heten. Alle menselijke verhoudingen, alle menselijke verzuchtingen herleidt zij tot deze, die men globaal als erotisch kan bestempelen en waarvan zij telkens weer de mislukking aanklaagt. Het gaat er om liefde bij Anna Blaman. De vriendschap, de
| |
| |
maatschappelijke ambitie, de moedertederheid en het moederinstinct, het streven naar rechtvaardigheid, de wekroep van het Oneindige, over al deze gevoelens zegt Anna Blaman weinig of niets. Niet dat zij ze ignoreert, niet dat zij ze afkeurt. Maar zij komen zelden in haar wereld voor en duiken ze toch op, dan geschiedt zulks als een der vele maskers van de erotische begeerten.
Nu is het vals te verklaren, dat de erotiek, zoals Anna Blaman ze opvat, geen verschil zou bieden met de geslachtelijke verzadiging van het dier. Indien de schrijfster van ‘Vrouw en Vriend’ er schijnt van overtuigd te zijn, dat de erotiek in de eerste plaats een verfijnd en intens genot van het lichaam meebrengt, de onrust van de geest is daarom niet afwezig. 't Is zelfs wat Anna Blaman - in de beschrijving van menige erotische scène - van de pornografie redt. De geest als bewustmakend, abstraherend en piekerend element is daar steeds aanwezig.
De rusteloze activiteit van de menselijke geest ontstaat trouwens niet alleen uit de bepaling zelf van die geest. Zij groeit, volgens Anna Blaman, ook uit de tragiek van alle menselijke liefde. Om te beminnen hoeft men immers met zijn twee te zijn en alles ziet er naar uit, dat Anna Blaman elke beantwoorde liefde voor onmogelijk houdt. Haar personages beminnen, maar nimmer de vrouw of de man waardoor zij bemind worden. ‘Vrouw en Vriend’ is volledig gebouwd op zulke disharmonische liefde en gans de tragiek van Sara Obreen, het hoofdpersonage uit het boek, ligt vervat in haar onmogelijkheid om - nadat de pianist Charles Holm haar op jeugdige leeftijd verkrachtte - nog iemand van haar talloze aanbidders lief te hebben. Onder deze komt George, de twijfelaar, voor, die op zijn beurt de jonge Toos ongelukkig maakt.
Toch ziet het er op een gegeven ogenblik naar uit, dat de schrijfster de liefde tussen twee andere personages uit het boek, Marie en Jonas, tot harmonie zal laten uitgroeien. Houdt de gezonde en temperamentvolle verpleegster niet van de stille, weemoedige jongen, door Anna Blaman zo schoon als de ‘pauper met de prinsenziel’ betiteld? Het wordt de lezer nochtans gauw diets gemaakt, dat Marie al te zeer verwant is met ‘de vogel die daarginds uit het moeras opvloog en eenzaam, vertedronken, een onbestemde, grillige tocht begon’, om de schaap-tamme Jonas gelukkig te maken. En als het ware zelf vertederd over haar ‘goede Jonas’ laat de schrijfster de twee mensen uit elkander gaan omwille van zijn ziekte.
De verhouding tussen Kosta en Alide in ‘Eenzaam Avontuur’ is subtieler. Hier behandelt Anna Blaman het geval van twee mensen, die elkander wél schijnen te beminnen en waarvan de verhouding bezegeld werd door het huwelijk. Op de eerste bladzijden van het boek houdt Kosta van Alide en Alide van Kosta. De man schrijft een boek, dat hij zijn vrouw opdragen wil en de vrouw ligt loom in de zon op het terras. Dat geluk duurt tot bladzijde 24. Daar duikt de heer Peps W., kapper, op en onthult, dat Alide haar echtgenoot sedert één jaar bedriegt. Peps en Alide willen samenleven. Of Kosta scheiden wil?
| |
| |
En toch houdt Alide van Kosta. Maar zij houdt van de gevoelsmens, de fantast, de intellectueel in hem. Zijn geest is haar ontegensprekelijk lief. Maar naar het lichaam houdt zij van Peps. Dit is de man die de liefde tot erotiek maakt. Hij vermenigvuldigt, verfijnt, intensifieert het genot van het lichaam. Alide zwicht voor hem: tussen de geest en het lichaam kan zij slechts het lichaam kiezen. Op bladzijde 40 geeft zijzelf de verklaring van haar keuze: ‘Niets is er fataler dan als er geen afstand is tussen jezelf en je instinct’. Tussen Kosta en zijn instinct is er echter zulke geweldige afstand, dat Alide wel denken moet dat er geen instinct meer is. Op bladzijde 140 denkt zij: ‘Ach die arme Kosta, hoog verheven boven de banale feiten, enkel onder zich dat schijn-vangzeil dat hij zich samengeweven had uit ijdele gedachtenspinsels zonder draagkracht’. Zo is de liefde van Kosta en Alide al even weinig harmonieus gebleken als gelijk welke liefde, die Anna Blaman ons voorstelt.
Wat is de liefde dan volgens de Nederlandse schrijfster? Waaruit bestaat zij? Het voorbeeld van Alide en Kosta zal ons hierop een antwoord geven. De liefde van Alide is van erotische aard en wordt dat hoe langer hoe meer. De vrouw is zich daarvan wel bewust - steeds de foltering van de geest - en denkt op bladzijde 39: ‘De fout was dat haar liefde was veredeld op de duur. Dat is de dood van de erotiek, veredeling, en zeker van een erotiek die zich moest remmen en niet tot eigen bruut vrij spel kon komen’. Daaraan gaat de getrouwheid van Alide ten onder. Geleidelijk stelt zij de erotiek boven alle andere realiteiten en volgt Peps tot achter de toonbank van zijn kapperszaak. En weer, en altijd weer de onrust van de geest, want precies achter die toonbank heeft zij nood aan de geest van Kosta. Zij komt hem 's nachts opzoeken en wacht hem op het deurtapijt tot hij openen wil. Alsdan denkt zij: ‘In waarheid ging het haar nooit om het geld. In waarheid ging het om iets anders in het leven, iets waarmee ze vroeger had verkeerd en dat ze zelfs ook intuïtief erkend had, maar nu niet meer kon handhaven: om de verstandhouding van de entente tussen geest en liefde, tussen demon en heilig correctief’.
Daar heeft Anna Blaman haar grote definitie gegeven: ‘instandhouding van de entente tussen demon en heilig correctief’. In de liefde zoekt de mens zijn essentieelste betrachting te verwezenlijken: de eenheid tussen de engel en de duivel in zich, de harmonie tussen geest en lichaam. En de liefde mislukt telkens weer omdat de synthese van demon en heiligheid nu eenmaal onmogelijk is. Daarom is de geest onrustig: tussen hem en het lichaam is de paradisiaanse eenheid verbroken. Daaruit vloeit het fundamenteel pessimisme van Anna Blamans levensbeschouwing voort: onmogelijkheid van de eenheid van geest en stof op aarde, onmogelijkheid van een beantwoorde, harmonieuze liefde.
Wat kan een wereld met liefde maar zonder tegenliefde, waar ieder mens tevergeefs naar de eenheid van zijn wezen met dat van de evenmens streeft, anders zijn dan een grote gevangenis, waarin iedereen op zijn beurt gevangene en cipier, prooi en roofdier is (de terminologie is van Anna Blaman). Er is daar
| |
| |
geen onverschilligheid en nog minder rust onder de mensen. Iedereen zoekt daar onverpoosd naar de andere, zoals iedereen daar zonder einde onder de wreedheid van de andere lijdt. Juist om de vergeefsheid van zijn liefde blijft George aan Sara Obreen vasthaken. Zij bemint hem niet en toch geraakt zij hem niet kwijt. Hij staat immers toe, dat zij zich op hem over de hardvochtigheid van Charles Holm wreekt. Op dezelfde wijze gaat Peps te werk tegenover zijn vrouw, die hij slaat uit onmacht, omdat hij Alide nooit meer dan zinnelijk zal bezitten.
Een literatuur van gevangenen; boeken waarin iedereen geslagen wordt en op zijn beurt slaat. Dat treedt duidelijk naar voren in de verhoudingen onder vrouwen. Daar wordt het, in de ogen van talrijke lezers, zelfs ergerlijk. Want de theorie van Anna Blaman over de gevangenschap van de mens krijgt zijn perfecte expressie in de bijzondere band, die sommige vrouwen aan elkander bindt en die door Marcel Proust met verbluffende luciditeit uitgerafeld werd. In het boek van Marcel Proust krijgt dat soort vrouwen zelfs de betiteling ‘Prisonnières’. Anna Blaman is waarschijnlijk de eerste Nederlandse schrijfster die deze realiteit met zulke onbevangenheid behandelt.
Het lichamelijk verlangen van een vrouw naar een andere vrouw behoort tot de sterkste, hoewel meest geheime hartstochten van de mens. Begrijpelijkerwijze wordt het niet vaak beantwoord. Tevens wordt het angstvallig verborgen gehouden en blijft het streng verboden in de samenleving. Gans het leven van de lesbische vrouw is ten slotte één gevangenis, vermits zij steeds afhangt van de lust of de gril van haar partnerin. Kon Anna Blaman een betere illustratie vinden van haar troosteloze theorie? Zij heeft de tragiek van de lesbische vrouw zo diep aangevoeld, dat men de bladzijden uit ‘Eenzaam Avontuur’, waarin zij Alide zulke moede, trotse ‘gevangene’ laat ontmoeten, tot de schoonste moet noemen, die zij tot op heden schreef. De vrouw zelf beschrijft ze als ‘een fantastisch wezen, rossig haar, een grote neus, en jaspis-ogen, waakzaam, zonder droom’.
Deze vrouw vat de min of meer bewuste, min of meer verdoken gehouden aspiraties samen van verscheidene jonge vrouwen voor wie zij het symbool is van durf, hoogmoed en eenzaamheid. Geen enkel rechtschapen lezer zal er aan denken Anna Blaman de steen te werpen omdat zij deze figuren met zulke waarheidszin uitgebeeld heeft. Was het volstrekt nodig hier een schuldige aan te duiden, dan zou men beter de natuur - tous les goûts sont dans la nature - beschuldigen dan de schrijfster, die de afwijkingen van deze natuur durfde beschrijven.
Maar wijst het percentage lesbische vrouwen, die Anna Blaman ons voorstelt, niet op een zekere eenzijdigheid? Op het tiental vrouwen, die in haar roman voorkomen, zijn er ten minste acht met lesbische neigingen. En zelfs de onbekoorden denken er over na en bepalen hun standpunt. Zij zondigt niet door veelzijdigheid, deze Anna Blaman. Het gevangen-complex schijnt haar ingeboren te zijn. Zij drukt het niet alleen uit in haar troosteloze levensbeschouwing en
| |
| |
in haar eenzijdige kijk op het liefdeleven van mannen en vrouwen, maar het komt ook naar voren in de stijl. Deze stijl is laborieus, verward en complex. Wat de taal betreft, zal men het al gemerkt hebben aan de opgenomen uittreksels. De zin is gedisproportionneerd; hij schommelt niet evenwichtig van hoofd- naar bijzinnen. De gedachte wordt zonder gracie, maar haastig en passioneel voorgesteld. Wie Anna Blaman dan ook verwijt een onzuivere taal te schrijven, heeft geen ongelijk. En toch drukt de schrijfster zich uit met grote nauwkeurigheid. De meest subtiele en ingewikkelde gemoedstoestanden weet zij weer te geven in het geheel van haar hoekige, geknoopte zinnen. Het is alsof zij juist zulke opgestropte zinsbouw nodig had om haar krampachtige verhalen te schrijven. Er ligt daarbij een duistere gloed in haar proza, die aan de zwarte glans van sommige surrealistische schilderijen herinnert. Anna Blaman mag dus a-grammaticaal schrijven, haar expressiekracht is er niet minder groot om.
Wat geldt voer de zinsbouw is niet minder waar voor de wijze waarop het verhaal afgerold wordt. De constructie van Anna Blamans boeken is duister. Zij verdeelt haar geschiedenis in samengebalde taferelen, die ze door het hoofdpersonage laat vertellen of zelf verder vertelt. Zij maakt een matig gebruik van de innerlijke monoloog, geeft zich nooit over aan philosophische bespiegelingen, maar laat soms ingewikkelde beschouwingen tot het bewustzijn van haar personen doordringen. Dat alles brengt een moeizame stijl mee, waarin menig lezer zal verloren gelopen zijn.
Het meest nog ontbreekt Anna Blaman dat onmisbaar element romantiek en spel, zonder hetwelk de voortreffelijkste inhoud tot geen waarachtige romankunst uitstijgen kan. Zij interesseert, maar zij boeit niet; zij troebleert, maar zij sleurt niet mee; zij doet nadenken maar zij overtuigt niet. Integendeel, zij durft weleens vervelen...
Dit oordeel over de stijl van Anna Blaman - dat menig lezer tamelijk subtiel zal voorkomen en waarin slechts getracht wordt om Cesar te geven wat Cesar toekomt - hoeft nog aangevuld te worden met een opmerking over de wijze waarop de schrijfster het lesbisme oproept. Ook hier levert zij het bewijs, dat haar thema niet tot schoonheid omgezet werd. Bij de lectuur van Anna Blamans boeken besluipt u een ongezelligheid, een ‘vies worden’, dat zelfs in de gewaagdste roman niet voorkomt wanneer het onderwerp maar omgewerkt werd tot kunst. Zeker, men schrijft geen ‘Grand Meaulnes’ met het onderwerp van ‘Corydon’. Maar men leest ook geen roman om in een bad schotelwater ondergedompeld te worden.
Al deze esthetische en philosophische kenmerken, al deze eigenschappen en gebreken treft men zowel aan in ‘Vrouw en Vriend’ als in ‘Eenzaam Avontuur’, met de uitzondering dat het lesbisme in het tweede boek nadrukkelijker behandeld wordt dan in het eerste. Het perspectief van beide romans is echter verschillend. In ‘Vrouw en Vriend’ wordt de aangegeven inhoud uit zuiver menselijk oogpunt behandeld. Zonder ethische beoordeling, ja zelfs zonder philo- | |
| |
sopnische fundering, geeft Anna Blaman de wereld weer zoals zij ze ziet. Misschien ongewild past zij hier de onpersoonlijke schrijfwijze der Amerikaanse romanciers toe. Het valt dan ook niet te verwonderen, dat ‘Vrouw en Vriend’ een menselijker en schoner roman geworden is dan ‘Eenzaam Avontuur’.
Maar dit laatste werk moet men lezen om de gedachte van Anna Blaman volledig te kennen. Hier treedt haar ethica naar voren en bemerkt men haast onmiddellijk, dat Anna Blaman volledig aan de zijde staat van Kosta in de strijd tegen zijn geestelijk gevangenschap. Kosta wint die strijd en dcor zijn overwinning geeft Anna Blaman de waarden aan, die de mens, volgens haar, kunnen bevrijden.
Dat deze waarden gegrondvest zijn op het antagonisme tussen geest en vlees werd al gezegd. Daar hoeft aan toegevoegd te worden, dat de Nederlandse schrijfster de traditionele overeenstemming van geest met goed en vlees met kwaad overneemt. Zo gezien vertegenwoordigt Kosta de gezonde geest en Alide het verdorven lichaam. Het brengt mee, dat de bevrijding, die Kosta op het einde van het boek bereikt, geen andere betekenis heeft dan deze van de afwijzing van het vlees, ten voordele van de geest. De begeerten van het lichaam wijzen de veredeling af en streven naar het brute en vrije spel der erotiek. Maar wie toegeeft aan de erotiek vergroft en verdiert, al houdt hij niet op te lijden. Zo vergaat het Alide. Kosta daarentegen heeft eindelijk definitief ingezien, dat de entente tussen geest en liefde, tussen demon en heilig correctief onmogelijk is. Er blijft slechts ene oplossing: een van beide partijen moet uitgeschakeld worden. Het is ten slotte de puriteinse opvatting. Het puritanisme is niet dood in Nederland, al berust het op geen godsdienstige bases meer.
Men ziet de bedoeling van Anna Blaman. Men ziet de belachelijkheid der zedeprekers, die de schrijfster van onzedelijkheid beschuldigd hebben, zonder de diepe, puriteinse zin van haar boek te begrijpen. Een andere vraag is of zij hiermee het probleem, dat ze zo moedig gesteld had, bevredigend opgelost heeft. Wij menen het niet en het zal onze laatste opwerping zijn. Wij menen dat de geest en het lichaam noch naar de harmonie, noch naar de uitschakeling van een van beide partijen streven. Noch de mythe van Griekenland, noch de mythe van de middeleeuwen. Maar de mens, dat is de EENHEID van geest en lichaam, zoekt immer zichzelf voorbij te streven in een hogere, bovenmenselijke realiteit. Deze realiteit noemen alle religies God, Nietzsche spreekt van de Ubermensch en Arthur Koestler heeft het over een ‘sentiment océanique’. In elk geval ontstaat aldus het begrip ‘drie’, dat Goethe zo dwingend heeft bezig gehouden en misschien wel de oplossing is van de aardse zorg. Maar Anna Blaman kent zulke ‘derde realiteit’ niet, zij ziet slechts hoe de mensen elkander verscheuren, elkander aan banden leggen: cipier en roofdier spelen. Haar boeken behoren tot wat men de ‘kelder-literatuur’ zou willen noemen. Zij ziet niet in dat de mens in de erotiek meer een verlies van zichzelf dan het plezier zoekt. Zij weet niet
| |
| |
wat de mens ten slotte vraagt in zijn gevangenis. Zij kent de bovenzinnelijke betekenis van het woord bevrijding niet. Daarom heeft zij, volgens ons, ook het definitieve werk over de menselijke gevangenschap niet geschreven.
Jan WALRAVENS
P.S. - Een laconiek persbericht meldt, dat Anna Blaman de Van der Hoogt-prijs bekwam voor haar roman ‘Eenzaam Avontuur’, maar deze hoogste letterkundige onderscheiding in Nederland weigerde. Zij kon het er niet mee eens zijn, dat de jury voorbehoud maakte voor wat de ethische en morele inhoud betrof van haar boek. Een nieuw bewijs van de moed der jonge schrijfster, die in ‘Eenzaam Avontuur’ had geschreven: ‘Want Kosta was ook, onder anderen van mening, dat maatschappelijk succes altijd, hoe ook, met zelfcorruptie had te maken.’
Anna Blaman: Vrouw en Vriend (Uitg. J.M. Meulenhoff, A'dam). - Eenzaam Avontuur (zelfde uitgever). |
|
|