De Vlaamse Gids. Jaargang 33
(1949)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 486]
| |
IIDe laatste en de eerste lijn
En ook de twee daartussen
Ze zullen immer deze zijn:
Ik zou U willen kussen.
| |
IIIHier sta ik voor uw huis
En luister naar de stappen.
Gij komt. Ik tel de trappen
En reken steeds abuis.
| |
IVEen groen gordijn en een zilveren ring
Een helle fontein in een waterkring
En hetzelfde liedje dat 'k almaar zing:
Lieveling, lieveling, lieveling.
| |
VHad ik het nooit geweten
Dat gij bestond
Hoe licht viel mij 't vergeten
Van uwen mond.
| |
VIDe dag zal nacht zijn morgen
En gisteren vandaag
En de ster in uw oog verborgen
Zal doven. Traag.
| |
[pagina 487]
| |
VIIDit is weten wat nooit kan geweten zijn.
Och, regen, 't is beter te sterven
Dan iedere dag weer opnieuw het chagrijn
Van de dagen die dood zijn te erven.
| |
VIIIIk slaap op pluimen en veren.
Gehoornde faun, blaas de tonet
En wuif over dit eenzaam bed
De groene damp van droomgeweren.
| |
IXHet laatste uur van deze dag
Wil ik maar enkel schrijven
Dat ik uw stem mis en uw lach
En wou het daar bij blijven...
| |
XDe zon in groene regonkringen
En in de avondzoete schroom.
Van zacht en woordloos zingen
Ben ik gestorven in mijn droom.
| |
XIIk ben nu dood. En mijn gordijnen
Zijn groener dan mijn eigen lach
Toen ik de witte maaier zag
Staan wenken tussen twee kwatrijnen.
Erik SULS |
|