Een goed boek, een nuttige daad
DE beïnvloeding der Vlaamsche cultuur door Frankrijk in de jongste honderd jaar is van enorme, voor sommige van haar aspecten, meer bepaald de litteraire, van doorslaggevende beteekenis geweest. De belangrijkste onzer auteurs zouden, naar geestelijken inhoud en aesthetische vormgeving, anders zijn geweest, hadden zij zich niet naar Fransche voorbeelden georiënteerd. Ik bedoel hiermee, voor wat Buysse betreft: Guy de Maupassant, voor Vermeylen: Flaubert, voorden Karel van de Woestijne van den ‘Janus met het dubbele voorhoofd’: Laforgue. voor Urbain van de Voorde: Baudelaire, vcor Decorte: Rimbaud, voor Van Ostayen: Apollinaire, voor den Marnix Gysen van den ‘Joachim van Babylon’: Anatole France. Zelfs voor een zoo oer eigen Vlaamsch auteur als Timmermans, moet, naar sommigen beweren, Erckmann Chatrian als een protagonist beschouwd worden...
Sommigen der beneficiënten van deze beïnvloeding zijn er niet steeds ronduit voor uitgekomen. Tegenover een Cyriel Buysse, die zijn dankbaarheid uitte in termen die, in illo tempore, de Vlaamschgezinden griefden, zijn er ook andere, die hun liaison met de Fransche Muze liefst stiekum onderhielden of beweerden dat zij in haar persoon enkel haar Germaansche erfwaarden appreciëerden.
Deze ideëele en aesthetische aantrekkingskracht uit het Zuiden bereikte zijn hoogtepunt vóór 1914. Na den Eersten Wereldoorlog sloot een belangrijke fractie der Vlaamsche letteren zich aan bij de internationale strooming van het expressionisme, waarin het Latijnsche bestanddeel van mindere beteekenis bleef. Na den Tweeden Wereldoorlog geraakten veel jongeren in den ban der Anglo-Saksische litteratuur, al is deze in de meeste gevallen niets anders dan een verlate navolging van het Fransche naturalisme.
De jongste litteraire Fransche school, het existentialisme heeft vooralsnog op Vlaamsche bodem niet veel affiniteiten ontdekt; hetgeen begrijpelijk is, daar haar naargeestige logheid niet veel bekoring uitstraalt. Staan wij voor een eklips of een definitieve likwidatie van het Fransch litterair prestige in onze Vlaamsche gewesten? Deze hypothese is niet denkbeeldig, alvast niet voor wat de jongere generaties betreft, die, vergeten wij het niet, slechts een pover Fransch taalonderricht genoten.
Het is dus best mogelijk dat wij aan den vooravond staan van een tijdperk, waarin de Vlamingen aan de vruchten van den Franschen geest alleen nog zullen kunnen deelachtig worden door het middel der vertalingen. Richard Declercks PEILINGEN (uitg. ‘De Vissende Kat’, Gent) zou dan kunnen beschouwd worden als een eerste poging om intellectueelen, die de Fransche taal niet voldoende machtig zijn, aan het moderne Fransche geestesleven te interesseeren. Reimond Herreman, die in een voorwoord, deze poging met sympathie begroet, wijst er op dat, door sommige Vlamingen, met onverholen genoegen voorbarig de uitvaart werd geblazen van den Franschen invloed in de wereld. Men heeft tusschen Vlaamsche beweging en Fransche cultuur, met tamelijk