| |
| |
| |
Amerika, het geraamte en het vlees
I.
ER is veel in Amerika dat ons niet duidelijk is. We hebben een vage bewondering voor heel veel aspecten van dit grote land - maar die bewondering is altijd gemengd met critiek. De Amerikanen schijnen voor ons gevoel iets te missen wat ons dierbaar is. Wat is het? Cultuur - savoir-vivre? En toch worden we tegelijk door het land geïntrigeerd. Bovendien hebben we er voortdurend mee te maken. Het is dus van het hoogste belang het te leren begrijpen. De sleutel tot dit begrip is ongetwijfeld niet zo gemakkelijk te vinden. Maar we zullen die nooit ontdekken, wanneer we allereerst niet afzien van een ingekankerde gewoonte der Europeanen om steeds maar weer alles wat ons in Amerika opvalt te vergelijken met de toestanden in het eigen land of Europa in het algemeen - zonder ooit te bedenken, dat de Amerikanen andere mensen zijn, ondanks de veelsoortigheid van de smeltpot, misschien juist daardoor eigenlijk een nieuw ras van mensen vormen. Al hun gedragingen worden bepaald door het alles overheersende feit, dat zij Amerikanen zijn - en als Amerikanen ervaringen hebben gekend die voor ons Europeanen onbestaanbaar zijn. De Amerikanen zijn niet Europeanen die uit het moederland zijn vertrokken en een beetje vreemd zijn gaan doen - neen: zij zijn Amerikanen. En wat dit betekent: Amerikaan te zijn, is nu voor het eerst met behulp van de anthropologische en psycho-analytische methode uiteengezet door een Engelsman, een Engelse anthropoloog, Geoffrey Gorer - wiens onderzoekingen het vage beeld van de Amerikaan plotseling duidelijk te herkennen lijnen geven.
Voor een beter begrip van Amerika - als een handleiding bijna: hoe de Amerikanen te begrijpen en een levende en vriendschappelike relatie met hen te scheppen, is kennis van wat Gorer te zeggen heeft onmisbaar. Wat intussen helemaal niet wil zeggen, dat men iedere vorm van critiek op Gorer achterwege moet laten. Zijn uitleggingen, die een enkele keer te gezocht klinken, moeten getoetst worden aan eigen ervaringen. Zoals ik in een kort stukje in de N.R.C. uiteengezet heb, moet men in Gorers werk het geraamte zien van Amerika - en elke keer, dat men door het geraamte het gevaar loopt het vlees niet meer te zien, daar kunnen eigen indrukken in Amerika te hulp komen - terwijl er bovendien nog een betrouwbare gids is, Simone de Beauvoir, die slechts zes maanden in Amerika is geweest, maar toch een indruk van het land heeft weten te geven in haar dagboek, die vooral opvalt door luciditeit en volledigheid - wat van deze buitengewoon intelligente vrouw is te verwachten. Natuurlijk zijn enkele van haar indrukken oppervlakkig, hoe kan het anders bij zo'n kort bezoek, maar de hoofdzaak is toch, dat zij door haar scherpzinnigheid, gekoppeld aan een uiterst sympathieke eerlijkheid tot conclusies komt, die iedereen die Amerika kent, moeten treffen als verrassend juist.
Een van de dingen, die ons bij de Amerikanen wel moet opvallen, is hun
| |
| |
ambivalente houding tegenover Europa. Aan de ene kant hebben zij bewondering voor de Europese cultuurschatten en voor de Europese savoir vivre, maar sterker nog hebben zij aan de andere kant, vooral nu, een nauwelijks verholen minachting voor Europa, de ruïne van wat eens een grote beschaving was. Zij kijken neer op Europa - deze houding wordt door Europeanen vaak geïnterpreteerd als de compensatie van een minderwaardigheidscomplex, in andere woorden: de Amerikanen zouden zich inferieur voelen en dit verbergen achter een houding van meerderwaardigheid. Dit is maar heel gedeeltelijk juist. Dit gaat alleen maar op voor een deel der meer ontwikkelde Amerikanen en vooral intellectuelen, die zich in Amerika niet geheel op hun plaats voelen en voortdurend opkijken tegen de Europese cultuur. Maar geloof niet dat de Amerikaanse massa zich inferieur gevoelt tegenover Europa. Absoluut niet. Hun standaard van een beschaving is de badkamer, de ijskast en de auto. Welnu, die hebben zij en de Europeanen niet. Vandaar dus dat zij een betere beschaving hebben: de Europeanen zijn achterlijk. Deze overtuiging leeft eigenlijk onder alle Amerikanen, maar het sterkst onder de kleine burgers en arbeiders, die vaak pas eerste en tweede generatie Amerikanen zijn en dus eigenlijk nog het dichtst bij Europa zouden moeten staan. Het tegendeel is waar.
En Gorer zet uiteen waarom dit zo is. Eerst daarvoor een paar cijfers. De bevolking van de Verenigde Staten bestond in 1860 uit ongeveer 30 millioen. Tussen 1860 en 1940 kwamen meer dan 30 millioen Europese immigranten naar Amerika. Het ligt voor de hand, dat een belangrijk deel van de ongeveer 120 millioen blanke Amerikanen afstammen van deze recente immigranten, die op jonge leeftijd overkwamen in de vruchtbaarste periode van hun leven. De meeste dezer immigranten waren arm. Zij droomden van een beter leven. Hun ideaal was het zeker niet de beschaving en tradities van het moederland voort te zetten in Amerika. Integendeel, hun enig doel was zo spoedig mogelijk volledig Amerikaan te worden, wat om hun economische positie te kunnen verbeteren uiteraard noodzakelijk was. Daarin slaagden zij lang niet altijd. Maar dat verandert niets aan het feit, dat zij Europa verwierpen, wilden vergeten, zich gretig trachtten aan te passen aan het nieuwe leven. - Deze afzwering van Europa had grote gevolgen, in de eerste plaats omdat zij in dit nieuwe, uiteraard niet geheel te begrijpen leven, traditieloos en weerloos waren - dus, en dit is het belangrijkste, wat de vader betreft, vrijwel geheel zonder autoriteit tegenover hun kinderen.
Wat gebeurde er namelijk met hun kinderen? Deze groeiden op in Amerika. Zij bezochten de scholen en leerden het Amerikaans vanzelfsprekend uitstekend beheersen. Vervuld van deze zelfde behoefte volledig Amerikaan te zijn moesten zij wel enigszins neerkijken op de Europese ouders, wier Engels nooit accentvrij werd, wier gewoonten altijd iets geks, iets vreemd buitenlands hielden. Talloos zijn de gevallen waarin de kinderen zich voor de ouders schaamden. En die breuk nu tussen de eerste en tweede generatie in Amerika is volgens Gorer van het grootste belang voor de ontwikkeling van het moderne Amerikaanse karakter.
| |
| |
Want wat is namelijk het gevolg van deze houding van kinderen tegenover hun ouders? De ouders verwerpen Europa, de kinderen doen dat ook, maar voornamelijk in de figuur van hun ouders en dan geconcentreerd op de vader - om begrijpelijke redenen, want de band met de moeder is altijd sterker. De ouders verwerpen dus Europa, het vaderbeeld, de kinderen verwerpen de vader. Los van autoriteit ook zij dus, los van de steun van het vaderlijke voorbeeld staan zij in het leven. En men hoeft niet te denken dat de vader zich tegen deze gang van zaken verzet. Helemaal niet. Hij heeft al zijn hoop op zijn kinderen gevestigd. Al spoedig wordt hij zich er van bewust, dat hij, met zijn accent, met zijn Europese afkomst, al heeft hij Europa afgezworen, toch in de Amerikaanse wereld niet ver zal komen. Maar wel zijn kinderen, trots beseft hij, dat zij 100 procent Amerikanen zijn. Dus ook hij zelf weet, dat hij voor zijn kinderen geen voorbeeld kan zijn, geen gezag kan uitoefenen. Respect kan hij zelfs niet opeisen. Respect hebben kan men niet voor de vader, ternauwernood voor de moeder, met wie de kinderen alleen in de normale liefdesverhouding staan, respect is er alleen voor Amerika, de Amerikaanse vlag. Sterker wordt dit nationalisme, meer vervuld van emotionaliteit dan in Europa, omdat meer wordt gehoopt, een grotere droom wordt gedroomd.
Want waar worden deze kinderen opgevoed? Niet in de eerste plaats in het gezin met de smet van het achterlijke, arme Europeeërschap: op school, daar alleen kunnen zij 100 procent Amerikanen worden. Op school wordt hun eerbied ingeprent voor alles wat Amerika is, eerbied, eerbiedig geloof in de constitutie. Hier ook leren zij simplistisch, maar indringend de geschiedenis van de geboorte van Amerika. Ook deze geboorte begon met een verwerping van autoriteit, zoals de immigrant Europa verwierp en het kind de Europese vader. Die geboorte begon namelijk met de verwerping van het Engelse gezag. Toen het gehate Engelse gezag verworpen was, mocht er geen ogenblik een vacuum ontstaan. Niemand mocht ook de gelegenheid krijgen het gezag naar zich te trekken. De staten verenigden zich dus en legden in de Declaration of Independence en in de Constitutie het bekende Amerikaanse gelijkheidsprincipe vast. Niemand is beter dan iemand anders, niemand mag meer gezag hebben dan de ander. Vrijheid en gelijkheid moest er heersen in het teken van deze verwerping van de Engelse autoriteit.
Het simplistische schoolonderwijs, dat voor de kinderen van de nieuwe Amerikanen veel, oneindig veel meer betekende dan voor de Europese kinderen, wier opvoeding in het gezin begint, bracht de jonge Amerikanen dus met klem bij, dat verwerping van autoriteit, de grote daad waaraan Amerika zijn bestaan dankte, een loffelijk iets was en nog altijd is, en dat het nastreven van autoriteit, het najagen van gezag uiterst verwerpelijk is. In alle Amerikanen leeft daarom ook het besef, ten eerste, dat alle Amerikanen gelijk zijn, gelijke rechten en kansen hebben, ten tweede, dat autoriteit uitoefenen over een volk (zoals Engeland dit eens deed) met kracht veroordeeld moet worden. Dit besef leeft in de Amerikaanse ziel en daarom dan ook zal Amerika het nooit kunnen goed- | |
| |
keuren, dat een Europees moederland, zoals Nederland, gezag uitoefent over een vreemd volk, Indonesië. Hoe redelijk onze houding ook is, hoezeer het gelijk ook aan onze kant moge zijn, met hoeveel recht van spreken wij ook wijzen op ons werk in Indonesië, waar na het vertrek van de Nederlanders een chaotische toestand zou ontstaan - het doet er allemaal niets toe: heersen over een ander volk (ook al heet dat samenwerking) is uit den boze. Het Amerikaanse volk, de meerderheid ervan althans, zullen wij nooit van ons gelijk kunnen overtuigen. Hun hele leven, hun geschiedenis persoonlijk en algemeen is immers gebaseerd op het verwerpen van autoriteit. En dat is goed, zo menen zij, want zonder Europa te hebben verlaten en te hebben verworpen, zouden de eerste generatie Amerikanen Amerika nooit gekend hebben, en hun kinderen zouden, hadden zij het gezag van hun vader niet verworpen, nooit opgegroeid zijn tot 100 procent Amerikanen en dus geen gelijke rechten en kansen hebben gekregen. Zonder de verwerping van het Engelse gezag tenslotte zou Amerika nooit de grootste natie ter wereld zijn geworden. Het gelijk is dus
verbluffend aan de kant van de Amerikanen. En dat de Europeanen, die in Europa zijn gebleven, en dus heel anders zijn opgegroeid, in het teken van autoriteit en traditie, Europese beschavingsvormen, ook gelijk zouden kunnen hebben, zij het een ander gelijk: dat wil er bij het gros van de Amerikanen niet in. Ik weet uit ervaring, dat het overgrote deel van de Amerikanen er van overtuigd is, dat de Europeanen de ‘American way of life’ prefereren boven hun eigen levenswijze - en wanneer een Europeaan in Amerika geen Amerikaan wenst te worden, dan zijn zij diep verbaasd en zelfs een beetje gekwetst. De hele oppositie tegen Charlie Chaplin berust op het feit, dat hij altijd Engelsman is gebleven. Als vreemdeling is hij nooit volwaardig geworden, wie weet voor welke sinistere redenen hij die grootste gift, het Amerikaanse burgerschap, heeft geweigerd...
Deze houding der Amerikanen heeft voor hun maatschappelijk leven grote gevolgen. Er bestaat tussen de regering en het volk een brede kloof. Men hoort Amerikanen over hun regering spreken alsof die iets is buiten hen, alsof zij er zelf niet verantwoordelijk voor zijn. Zij begrijpen, dat er personen moeten zijn in de regering met autoriteit, maar er moet op hun gedragingen een strenge controle worden uitgeoefend. Dit is de taak van het congres, de volksvertegenwoordigers, die zich volgens de constitutie beperkt tot een oogje in het zeil houden. Er is daarom dan ook vrijwel altijd wrijving tussen congres en regering. Het is bovendien een feit, dat in het Amerikaanse leven de minst populaire beroepen die zijn, waarbij van zelf het uitoefenen van gezag te pas komt. Militaire dienst is, behalve in oorlogstijd, verre van populair. Politici kunnen evenmin rekenen op enige eerbied. In tegenstelling tot de toestand in Europa zijn politici in Amerika alleen dan te vertrouwen, wanneer het duidelijk is, dat zij niets dan hun eigen belangen nastreven, dus, vertrouwenwekkend, in de ‘political game’ zijn, om geld te verdienen. Het diepe wantrouwen jegens Wallace wordt veroorzaakt uitsluitend omdat men gelooft, dat hij meer wil: zijn ambities beperken zich niet tot een goede, goed betalende baan. Neen, hij is een idealist, hij wil
| |
| |
iets, gezag, macht over anderen - en dat is slecht, heel slecht. De politici, die iets willen bereiken, moeten daarom altijd ook hun best er voor doen gewone jongens te lijken, net zoals iedereen. Dewey is nooit populair geworden alleen omdat hij met alle mogelijke moeite nooit een gewone, hartelijke vent leek, waarin de Amerikaan zich zelf kon herkennen.
Regeren is een noodzakelijk kwaad, volgens de Amerikanen. Er moet op gelet worden, dat de regering nooit teveel autoriteit krijgt. Dat is de algemene opinie, in theorie. Want het ligt voor de hand, dat de autoriteit van de regering die in Jefferson's tijd al groter was dan deze staatsman zelf wenste, sinds Roosevelt in een crisis aan het bewind kwam en sinds een oorlog gewonnen moest worden, enorm is toegenomen. Maar alle regeringscontrole, alle beperkingen moesten na de oorlog onmiddellijk overboord gegooid worden. En tegen alle ‘government planning’ bestaat nog altijd hevige oppositie. Het geloof in ‘private enterprise’ heeft bijna een religieus karakter. Het particuliere initiatief sluit zich immers aan bij het Amerikaanse gelijkheidsprincipe: iedereen gelijke kansen, wat betekent, dat de handigste jongen door zijn eigen vlijt en behendigheid het beste deel krijgt. Dat daarvan in een tijd van machtsconcentratie, ook in de zakenwereld vaak weinig terecht komt, tast het geloof niet aan. Het Amerikaanse publiek komt dan ook alleen in opstand tegen het zakenleven, wanneer een van de trusts te machtig wordt, er niet alleen naar gestreefd wordt veel geld te verdienen en er zoveel machtsconcentratie is waar te nemen, dat andere mensen op duidelijk unfaire wijze in de verdrukking komen.
Het is langzamerhand algemeen bekend dat de vrouw in het Amerikaanse leven een dominerende positie inneemt. Hoe komt dat? Ook op deze vraag geeft Gorer een antwoord, dat aansluit bij zijn voorafgaand betoog. Ik heb al uiteengezet hoe in de belangrijke tweede generatie de rol van de vader, de gewezen Europeaan, bijzonder ondergeschikt is, omdat het kind, dat op de scholen 100 procent Amerikaan is geworden, het voorbeeld van de vader niet kan volgen en zijn gezag dus niet kan aanvaarden. Wat is hiervan het gevolg? Dat is nogal duidelijk. Enige autoriteit moet er in het gezin zijn. Er moeten lessen worden uitgedeeld en gestraft en beloond worden al naar het moreel gedrag slecht of goed wordt bevonden. Vanzelf is deze rol toegevallen aan de moeder, aan wie de kinderen sterker gebonden zijn. De ontwikkeling van het zedelijk karakter van de Amerikaanse kinderen wordt dus in veel sterkere mate dan in Europa bepaald door de moeder, met het gevolg, dat het Amerikaanse super-ego, of het geweten, een sterk vrouwelijk karakter draagt. Omdat de Amerikaanse moeder zulk een grote rol speelt bij de opvoeding van het kind, dat wil zeggen, bij het belonen en het straffen van het kind en omdat deze vrouwelijke criteria worden opgenomen in het Amerikaans geweten, zijn de Amerikaanse opvattingen van plicht en juist zedelijk gedrag overwegend vrouwelijk, vrij van mannelijke abstracties, vrij van mannelijke scepsis, dus overwegend idealistisch georiënteerd. - Dit is van zeer groot belang, omdat elke Europeaan, ja de gehele Europese politieke wereld steeds weer verbluft wordt door de tegenstelling tussen
| |
| |
het hooggestemde Amerikaanse idealisme en de harde ‘hard-boiled’ realiteit. Dit is geen hypocrisie, zoals algemeen wordt aangenomen, maar een verworven karaktertrek.
Een ander gevolg van dit vrouwelijke overwicht, waartoe ook de school heeft bijgedragen, want vrijwel al het onderwijzend personeel op de lagere school bestaat uit vrouwen, is een steeds aanwezige behoefte tot protest hiertegen van de kant van de man. Al de aangename aspecten van de omgangsvormen, die in Europa vanzelf ook voor mannen gelden: bescheidenheid, beleefdheid, een verzorgd uiterlijk, ja, ook aandacht voor kunst en literatuur, beschouwt de Amerikaanse man, bewust, doch vaker onbewust, als vrouwelijk, als concessies aan de vrouw, en concessies aan de vrouwelijke karaktertrekken, die hij in zich zelf vreest. Vandaar de behoefte uit de band te springen, zich onder elkaar als beesten te gedragen. Vandaar de vele verenigingen waaruit vrouwen geweerd worden, de partijtjes van zakenlieden, waar men zich eens flink kan laten gaan. Men leze hier Sinclair Lewis' Babbitt op na. Ik zal niet zeggen, dat die behoefte in Europa ook niet bestaat, maar dan toch minder sterk - en zeker met een minder sterk schuldgevoel, want in zijn binnenste voelt de Amerikaanse man bij die gelegenheden, dat hij zondigt.
Er is dus een sterk vrouwelijk element in het ontstaan van het Amerikaanse geweten, dat gedeeltelijk verantwoordelijk is voor de ambivalente houding van de Amerikaanse man: aanbidding en verwerping, tegenover de vrouw. Maar de rol van de vrouw is met de opvoeding nog niet uitgespeeld. Amerikanen trouwen jong, haar taak als moeder heeft de Amerikaanse vrouw daardoor vaak vervuld lang voordat haar krachten uitgeput zijn - zij is nog lang niet gereed zich terug te trekken. Maar welke taak blijft er nog voor haar over? Zij kan zich aan haar kinderen blijven vastklampen en dat gebeurt ook vaak. In de Amerikaanse literatuur is er dan ook voortdurend sprake van zulke moeders - de dominerende vader, die zo vaak in de Engelse en Franse letterkunde verschijnt, is in Amerika vrijwel onbekend. Bekend is een boek als dat van Philip Wylie, Generation of Vipers - ‘vipers’ zijn in dat geval de moeders. Talloos waren de artikelen, die in oorlogstijd verschenen en waarin de moeders verantwoordelijk werden gesteld voor de passieve, neurotische houding van vele jonge soldaten, die van de hand van hun moeder niet los konden komen.
Volgens Gorer is dit wat overdreven. Het grootste deel van de Amerikaanse moeders maakt zich vlug los van de kinderen, die overeenkomstig de Amerikaanse tradities immers zo vlug mogelijk op eigen benen moeten staan. Hun energie, levenslust, emotionele behoeften moeten zij dus op een andere wijze uitleven. En dat gebeurt op het gebied van sociale zorg, politiek en kunst, gedeeltelijk levenskunst. Het is niet overdreven om te zeggen, dat films en boeken in Amerika voor een belangrijk deel voor vrouwen worden gemaakt. De duizenden lezingen, die er dagelijks in Amerika gegeven worden, worden overwegend door vrouwen van middelbare leeftijd bezocht. Alle idealistische bewegingen in Amerika worden door vrouwen gesteund. Het gevolg hiervan is weer, dat het
| |
| |
verwerven van kennis, niet onmiddelijke practische kennis, en van een ontwikkeld kunstgevoel een bijna geheel vrouwelijke aangelegenheid wordt - daardoor wordt gewantrouwd door de meerderheid van de mannen, die alleen in het zakenleven tot hun recht komen. Maar aan de andere kant wordt er door deze vrouwen heel veel goeds verricht, in de sociale sfeer doen zij uitstekend werk en hun wat naieve idealistische verlangens weten zij in het politieke spel vaak door te drijven. Voor het verlenen van hulp aan Europa op brede schaal zijn de vrouwen voor een belangrijk deel verantwoordelijk. En nog steeds zijn er ontelbare vrouwen op leeftijd, ergens in een dorpje in Indiana of New England, die persoonlijk of in clubverband kleren of voedsel sturen naar adressen in Europa van mensen, die zij in het geheel niet kennen, maar die zij toch willen helpen. Zij vertegenwoordigen in een voorbeeld, zoals Eleanor Roosevelt, het Amerikaanse idealisme, dat scherp afsteekt tegen het harde mannelijke Amerikaanse realisme, maar dat toch verantwoordelijk blijft voor vele goede dingen, die ons in Amerika treffen.
Adriaan VAN DER VEEN
|
|