| |
| |
| |
Het Atlantisch Pact
DE ondertekening van het Atlantisch Pact, te Washington, op 4 April 1949, is een gewichtige gebeurtenis geweest. Terecht verklaarde de Nederlandse ondertekenaar, Minister Stikker, dat het verdrag het einde betekent van een illusie: de hoop, dat de Verenigde Naties op zichzelf de internationale vrede zou verzekeren. Maar hij voegde er aan toe, dat het Atlantisch Pact aanleiding gaf tot een nieuwe hoop op een duurzame vrede.
Optimistische verklaringen, wanneer langdurige onderhandelingen tot een bevredigend einde leiden, zijn een gewoon verschijnsel. Naarmate de gebeurtenissen zich ontwikkelen, blijkt meer dan eens, dat ieder vraagstuk een dubbel uitzicht biedt. De waarborgen, waaraan de meeste waarde werd gehecht, blijken in de practijk soms de zwakste. Toch zal het tot stand komen van dit Pact een mijlpaal betekenen in de geschiedenis van deze tijden, wegens de grondige wijzigingen in de internationale toestand.
Twaalf landen zijn van meet af toegetreden tot het Pact: België, Canada, Denemarken, Frankrijk, Groot-Brittannië, IJsland, Italië, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Portugal en de Verenigde Staten. Verschillende andere landen kunnen nog toetreden of zullen er onrechtstreeks bij betrokken worden. In die omstandigheden werd een organisatie gevormd van Verenigde Naties, waarbij Rusland en de landen, die de Russische hegemonie ondergaan, niet aangesloten zijn. Tot dusver had men op internationale bijeenkomsten steeds te doen met een blok van oostelijke landen onder de hoede van Rusland, terwijl de andere deelnemers in verspreide orde marcheerden. Thans is er ook, in zekere mate, een westers blok, waarvan het bestaan het veiligheidsgevoel in de democratische landen versterkt zonder daarom, op internationaal gebied, ontspanning te verwekken.
Een andere vaststelling is, dat de Atlantische Oceaan een verkeersader en een verbinding is geworden tussen de landen van het Pact, in plaats van een hinderpaal voor internationale samenwerking, zoals dit het geval was van 1920 tot 1941, toen de Verenigde Staten in een afzonderingspolitiek waren opgesloten. Een jaar geleden reeds werd Groot-Brittannië een lid van het Europese vasteland doordat het met Frankrijk, Nederland, België en Luxemburg een Westerse Unie vormde.
De tijdens de oorlog voortdurend gekoesterde vrees van de westerse landen, dat Groot-Brittannië zich na het einde van de vijandelijkheden niet meer zou gelegen laten aan het vasteland en dat de Verenigde Staten naar hun afzijdigheid zouden terugkeren, is dienvolgens grotendeels verdwenen. Een nieuwe vrees wordt echter soms geuit, namelijk dat Europa door de Verenigde Staten zou meegerukt worden in een geschil met Sovjet-Rusland, terwijl er een kans zou bestaan om Europa neutraal te houden. Dergelijke opvatting van Europa, als een derde macht tussen twee reuzen in, houdt weinig rekening met de werkelijkheid. Op dit ogenblik is West-Europa alles behalve een macht en men beleeft het onver- | |
| |
wacht verschijnsel, dat Zweden en Zwitserland er op bogen de sterkste legers op het vasteland, afgezien van het oostelijk blok, te bezitten. Men kan zich moeilijk voorstellen hoe Rusland, in geval van oorlog, er zou kunnen toe besluiten de gebieden aan de Atlantische kust en de Noordzee terzijde te laten en de westerse landen te veroorloven hun industriële productie uit te voeren naar de Verenigde Staten, waartoe zij nochtans zouden verplicht zijn om aan de nodige levensmiddelen en grondstoffen te geraken. Indien echter maatregelen worden getroffen, die meebrengen, dat een overrompeling van West-Europa een gewaagde onderneming blijkt, dan kan een oorlog tussen Rusland en de Verenigde Staten uitblijven omdat Rusland, zowel in het hoge noorden als langsheen de Atlantische kust, niet over de vereiste bases zou beschikken vanwaar een aanval kan ondernomen worden.
| |
De wordingsgeschiedenis
Al dadelijk, bij het tot stand komen van de Westerse Unie werd beseft, dat de overeenkomst der vijf westerse mogendheden ontoereikend was tot verwezenlijking van het beoogde doel.
Het verstevigen van de samenwerking op economisch, maatschappelijk en cultureel gebied was mogelijk, al moest voor de economische samenwerking gerekend worden op de Marshall-hulp. Maar in militair opzicht was de steun van de Verenigde Staten onmisbaar.
Zolang van Amerikaanse zijde deelgenomen wordt aan de bezetting van Duitsland, is overleg vanzelfsprekend. De Amerikaanse verbindingslijnen lopen over Nederland, België en Frankrijk. Bij het in stand houden van de Berlijnse luchtbrug moeten de Amerikanen kunnen beschikken over de vliegpleinen in Groot-Brittannië, waarvan zij ook tijdens de oorlog hebben gebruik gemaakt. Een inniger samenwerking is echter nodig indien men, bij het inrichten van de veiligheid, de rollen en de lasten op draaglijke wijze wil verdelen.
Het is niet nodig geweest de Amerikanen van de noodzakelijkheid van deelneming aan het inrichten der westerse veiligheid te overtuigen. De verantwoordelijke leiders te Washington waren er voor gewonnen. De openbare mening in de Verenigde Staten werd ervan overtuigd door de gedragingen van Sovjet-Rusland op het gebied van de internationale politiek. Bij de ondertekening van de Westerse Unie hield President Truman een rede waarin hij aankondigde, dat de Verenigde Staten te gelegener tijd de verwezenlijking van het Pact van Brussel zouden steunen en de eerste-minister van Canada kondigde aan, dat zijn land het sluiten van een Atlantisch Pact genegen was. Aldus werd aangeknoopt bij een dankbeeld, dat in 1940 te Londen voor de eerste maal werd vooruitgezet door de Noorse Minister van Buitenlandse Zaken, Trygve Lie, de huidige secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Lie sprak zich inderdaad uit voor een verbond van alle Europese landen, die aan de zee palen, van Noorwegen tot Griekenland. Deze gedachte werd naderhand gesteund door Minister van State Fr. Van Cauwelaert. Nadat de Verenigde Staten in de oorlog waren getreden won aldaar de gedachte
| |
| |
van een na-oorlogse Europese Federatie veld. De h. Van Cauwelaert, die zich in Amerika bevond, was er over bezorgd, dat een dergelijke federatie na enige tijd zou beheerst worden door een herlevend Duitsland en hij betoogde, dat Noorwegen, Nederland en Belgiê, wegens hun scheepvaartbelangen of hun overzese gebiedsdelen, veel meer op een Atlantische samenwerking zijn aangewezen dan op een samenwerking, die zou beperkt blijven tot het Europese vasteland.
De openbare mening in de Verenigde Staten, die zich moeilijk rekenschap kan geven van de verschillen in taal en karakter, die in Europa een groter rol spelen dan in de Nieuwe Wereld, blijft nog steeds aandringen op het tot stand komen van een Europese Federatie. De aarzelingen van de huidige Britse regering ten opzichte van dergelijke federatie werden grotendeels overwonnen doordat men er zich te Londen ten slotte van rekenschap gaf, dat met de Amerikaanse openbare mening rekening moest gehouden worden. De Europese Federatie, zoals zij thans op touw wordt gezet, levert echter minder gevaar op voor een eventueel Duits overwicht, omdat Groot-Brittannië er zal bij betrokken zijn, terwijl de Europese economie grotendeels zal afhangen van de grondstoffen, die geleverd worden door de overzese gebieden van Atlantische mogendheden zoals Groot-Brittannië, Nederland, België, Frankrijk en Portugal.
Van bij de aanvang hebben deskundigen van de Verenigde Staten en van Canada deel genomen aan de besprekingen van de ministers van Defensie van de bij het Verdrag van Brussel aangesloten mogendheden. Aanvankelijk werd er vooral aan gedacht de samenwerking te bevestigen tussen de vijf West-Europese mogendheden, de Verenigde Staten en Canada. Spoedig echter kwam men tot de vaststelling, dat in die omstandigheden zich ook andere noodwendigheden op veiligheidsgebied deden gelden. De verdediging van de zeewegen in de Atlantische Oceaan kwam meer naar voren, evenals de noodzakelijkheid een ruime aanvoer van oorlogsmaterieel en van petroleum te voorzien. Uitbreiding naar het noorden toe en in de richting van de Middellandsche Zee is dan ook niet uitgebleven. Tot dusver hebben de Scandinavische landen geen onderlinge overeenstemming bereikt, maar Noorwegen en Denemarken zijn tot het Atlantisch Pact toegetreden. Ook Portugal sloot zich aan, alhoewel het niet helemaal beantwoordt aan de maatstaven van het Pact inzake politiek regiem en daarenboven met Spanje een Iberische gemeenschap vormt. Naarmate de militaire vraagstukken meer bestudeerd worden, zal vermoedelijk verdere uitbreiding aan het lidmaatschap gegeven worden. Reeds nu hebben de regeringen van Groot-Brittannië en de Verenigde Staten de verzekering gegeven, dat de steun aan Griekenland, Turkije en Iran niet zou verzwakken.
| |
De inhoud van het pact
Het Noord-Atlantisch Pact omvat 14 artikelen, voorafgegaan van een inleiding waarvan de tekst, in de Nederlandse vertaling die aan ons Parlement werd voorgelegd, luidt als volgt:
| |
| |
INLEIDING. - De Partijen bij dit Verdrag bevestigen opnieuw haar vertrouwen in de doeleinden en beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties en hun wens om in vrede te leven met alle volken en alle Regeringen,
Zij zijn vastbesloten om de vrijheid, het gemeenschappelijk erfdeel en de beschaving van hun volken, welke zijn gegrondvest op beginselen van democratie, persoonlijke vrijheid en rechtsorde, veilig te stellen,
Zij zullen zich beijveren de stabiliteit en de welvaart in het Noord-Atlantisch gebied te bevorderen,
Zij zijn vastbesloten haar krachten te verenigen voor de gemeenschappelijke verdediging en voor het behoud van vrede en veiligheid,
Derhalve sluiten zij dit Noord-Atlantisch Verdrag.
In deze inleiding worden de twee hoofdgedachten vermeld, die men ook verder in de tekst zal aantreffen: de aanhankelijkheid aan de beginselen, die besloten liggen in het Handvest van de Verenigde Naties, het defensief karakter van het Pact en de bezorgdheid om de parlementaire democratische traditie te handhaven.
***
Het defensief karakter van het Pact wordt herhaald in artikel 1:
Artikel 1. - De partijen nemen op zich om, gelijk is geregeld in het Handvest der Verenigde Naties, alle internationale geschillen waarin zij mochten worden gewikkeld langs vreedzame weg te beslechten op zodanige wijze, dat internationale vrede en veiligheid en gerechtigheid niet in gevaar worden gebracht en om in haar internationale betrekkingen zich te onthouden van bedreiging met of gebruik van geweld op enige wijze welke overenigbaar is met de doeleinden van de Verenigde Naties.
Bij de ondertekening wees de Deense Minister van Buitenlandse Zaken Gustav Rasmussen er op, dat het Pact gesteund wordt door het karakter en de beginselen van de toegetreden landen. ‘De aard van hun instellingen’, zegde hij, ‘stempelt een daad van agressie bij voorbaat reeds tot een practische onmogelijkheid’.
***
Artikel 2 beoogt de versteviging van de ideologische grondslag van het Pact en de bevordering van de economische samenwerking:
Artikel 2. - De partijen zullen bijdragen tot een verdere ontwikkeling van vreedzame en vriendschappelijke internationale betrekkingen door haar vrije instellingen te versterken, door een beter begrip te wekken voor de grondslagen waarop deze instellingen berusten en door stabiliteit en welvaart te bevorderen. Zij zullen trachten tegenstellingen in haar internationale economische politiek uit de weg te ruimen en zij zullen economische samenwerking aanmoedigen tussen enige of alle partijen.
| |
| |
De economische samenwerking ligt ook besloten in artikel 3 vermits zij tot versterking van de aangesloten landen zal bijdragen:
Artikel 3. - Ten einde de doeleinden van dit Verdrag beter te verwezenlijken zullen de partijen, ieder voor zich en te zamen, haar individueel en collectief vermogen om een gewapende aanval te weerstaan handhaven en ontwikkelen, door voortdurend en op doelmatige wijze zich zelf te versterken en elkander hulp te verlenen.
Zonder een inrichting van de militaire veiligheid zou het Pact niet kunnen beantwoorden aan zijn hoofdzakelijk doel en ware de verwezenlijking van het economisch herstel uitgesloten. De uitdrukking: ‘zich zelf te versterken en elkander hulp verlenen’ brengt voor de Verenigde Staten de levering van oorlogsmaterieel mee, zoals Staatssecretaris Dean Acheson onomwonden heeft verklaard op gevaar af de Senaat te ontstemmen.
***
In artikel 4 wordt de eerste vorm van gemeenschappelijk optreden bepaald:
Artikel 4. - De partijen zullen onderling overleg plegen telkens wanneer naar de mening van een van haar de territoriale onschendbaarheid, politieke onafhankelijkheid of veiligheid van een der partijen wordt bedreigd.
Bij het vermelden, in dit artikel, van raadplegingen, wordt de mogelijkheid van actie niet uitgesloten. Toch doelt dit artikel op gebeurtenissen, die de territoriale onschendbaarheid der deelnemende staten niet rechtstreeks aantast. Indien Finland wordt aangevallen of overrompeld, en Noorwegen dit beschouwt als een bedreiging van zijn veiligheid, zouden de partijen dienaangaande overleg moeten plegen en onderzoeken of geen actie geboden is. Hetzelfde zou zich kunnen voordoen naar aanleiding van een aanval op Zweden of Ierland, die niet tot de ondertekenaars van het Pact behoren. Tijdens een persconferentie te Brussel was de h. Spaak van mening, dat overleg ook kan plaats hebben naar aanleiding van incidenten, die zich voordoen buiten het aardrijkskundig gebied door het Pact bepaald, indien een der partijen oordeelt, dat haar veiligheid er bij betrokken is.
Een ander in dit artikel bedoeld geval is dit van een staatsgreep. Staatssecretaris Acheson zegde dienaangaande, dat een zuiver binnenlandse revolutie niet zou beschouwd worden als een vorm van gewapende aanval, tenzij de opstand van buiten uit wordt ondersteund. Ieder land, stipte hij aan, kan aandringen op het plegen van overleg indien het meent, dat zijn politieke onafhankelijkheid of veiligheid bedreigd is, maar de mogendheden hebben geen verplichting die verder gaat dan het plegen van overleg.
| |
| |
Artikel 5 bepaalt de juridische grondslag van het Pact:
Artikel 5. - De partijen komen overeen, dat een gewapende aanval tegen een of meer van haar in Europa of Noord-Amerlka als een aanval tegen haar allen zal worden beschouwd; zij komen bijgevolg overeen, dat, indien zulk een gewapende aanval plaats vindt, ieder van haar de aldus aangevallen partij of partijen zal bijstaan, in de uitoefening van het recht tot individuele of collectieve zelfverdediging, erkend in Artikel 51 van het Handvest van de Verenigde Naties, door terstond, individueel en in samenwerking met de andere partijen, op te treden op de wijze, die zij nodig oordeelt - met inbegrip van het gebruik van gewapende macht - om de veiligheid van het Noord-Atlantisch gebied te herstellen en te handhaven.
Elke gewapende aanval van dien aard en alle dientengevolge genomen maatregelen moeten terstond ter kennis worden gebracht van de Veiligheidsraad. Deze maatregelen zullen worden opigeheven zodra de Veiligheidsraad de nodige maatregelen zal hebben genomen, om de internationale vrede en veiligheid te herstellen en te handhaven.
Men heeft dit artikel bestempeld als de kern van het Pact. Het Amerikaans witboek zegt, dat in dit artikel een waarschuwing voor welke aanrander ook besloten ligt en dat het bestaan van een dergelijke waarschuwing in 1939 Hitler wellicht zou hebben doen terugdeinzen. Tegen dit artikel is de critiek uitgaande van Sovjet-Rusland voornamelijk gericht. Van Russische zijde wordt inderdaad betoogd, dat het Pact in strijd is met het Handvest van de Verenigde Naties en meer in het bijzonder met artikels 52 en 53 ervan; dat het Pact te veel landen omvat om als een regionale overeenkomst te kunnen beschouwd worden en dat het dwangmaatregelen voorziet tegen landen, die geen ex-vijandelijke staten zijn, terwijl artikel 53 van het Handvest bepaalt, dat geen dwangmaatregelen krachtens regionale overeenkomsten kunnen getroffen worden zonder de instemming van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, tenzij ten opzichte van een ex-vijandelijke staat.
Terloops blijkt uit dit artikel 63, hoe het Handvest de stempel draagt van de omstandigheden, waarin het ontworpen werd, namelijk terwijl de tweede wereldoorlog nog aan de gang was, zoals het Handvest van de Volkenbond destijds nog te veel verbonden was aan het Verdrag van Versailles in plaats van op zichzelf te staan. Maar artikel 5 van het Atlantisch Pact verwijst naar artikel 51 van het Handvest van de Verenigde Naties en dit artikel behoort tot hoofdstuk VII van het Handvest: ‘Optreden in geval van bedreiging van de vrede, van viedesbreuk en van een daad van agressie’, terwijl artikels 52 en 53 deel uitmaken van hoofdstuk VIII, dat handelt over de regionale overeenkomsten.
Men moet dus artikel 5 van het Pact beoordelen op grond van de bepalingen, die voorkomen in hoofdstuk VII van het Handvest. Artikel 42 in dit hoofdstuk voorziet militair optreden ondernomen door de Veiligheidsraad met
| |
| |
behulp van strijdmiddelen, die te zijner beschikking zouden staan. Tengevolge van Russische tegenwerking werd op dit gebied practisch niets bereikt, zodat de ondertekenaars van het Pact thans in dezen de taak van de Veiligheidsraad overnemen.
Artikel 5 vermeldt het essentieel beginsel van collectieve zelfverdediging. Indien een der partijen aangevallen wordt, zullen de andere bijstand verlenen. Deze bijstand kan desgevallend het gebruik van gewapende macht meebrengen; de middelen ertoe blijven vatbaar voor nadere bepaling door de betrokken landen. Een meer bindende formule kon niet gevonden worden, gelet op de gemoedstoestand van de Amerikaanse Senaat, die in de Verenigde Staten beschikt over het recht op oorlogsverklaring en dit recht niet wil laten aantasten.
Het Franse blad ‘Le Monde’ heeft doen opmerken, dat de bevoegdheid van de Amerikaanse Senaat in zake het in oorlog treden van de Verenigde Staten haar tegenhanger heeft in Frankrijk waar artikel 7 van de Grondwet bepaalt: ‘Oorlog kan niet verklaard worden zonder een stemming in de Nationale Vergadering en voorafgaand advies door de Raad van de Republiek.’ In ons land wordt, volgens artikel 68 van de Grondwet, oorlog verklaard door de Koning, dus onder verantwoordelijkheid van de Regering.
Van Europese zijde wordt op dit ogenblik stellig het grootste belang gehecht aan een procedure, die toelaat zo spoedig mogelijk tot militair ingrijpen over te gaan. De prerogatieven van de Amerikaanse Senaat vormen dan ook in zekere mate een struikelblok al wordt verzekerd, dat zulks niet moet overschat worden. Het Inter-Amerikaans Verdrag voor wederzijdse Hulpverlening, dat in September 1947 te Rio de Janeiro werd ondertekend, had er reeds mee af te rekenen. Ook dit Verdrag vermeldt, dat een aanval op een der partijen moet beschouwd worden als een aanval op al de ondertekenaars. In dit geval kunnen de partijen hun optreden op diplomatiek, economisch en militair gebied vaststellen na een stemming met meerderheid van twee derden, maar gewapend optreden kan niet van een der partijen zonder haar instemming gevergd worden.
Het aanwenden van de gewapende macht wordt in het Verdrag van Rio slechts vermeld in een bijkomstig artikel. In het Atlantisch Pact komt het voor in het hoofdzakelijk artikel, waarin er sprake is van gemeenschappelijk optreden, zodat een evolutie aan de gang is. In verklaringen aan de pers, vóór de behandeling van het Pact in de Senaat, zegde Staatssecretaris Acheson, dat de Verenigde Staten een wettelijke internationale verplichting hebben aangegaan, namelijk een aanval op een der partijen te beschouwen als een aanval op de Verenigde Staten, terwijl ook de verplichting bestaat de vrede en de veiligheid te handhaven. Vooraf had hij als volgt geantwoord op de vraag, of artikel 5 de morele verplichting behelst om tot oorlog over te gaan: ‘Wat is een morele verplichting en wat is een wettelijke verplichting? Wat is de verplichting een contract uit te voeren? Gij wenst een koe van mij te kopen tegen 100 dollars. Gij zijt wettelijk verplicht de koe te nemen en mij het geld te geven. Maar de wet kan dit niet verplichten. Al wat de wet kan doen is
| |
| |
mij schadevergoeding te doen betalen, indien gij het contract niet kunt naleven. Fatsoenlijke lieden voeren hun contracten uit. Sommige fatsoenlijke lieden kunnen hun contracten niet uitvoeren, omdat zij in moeilijkheden kunnen zijn. Er bestaat geen officier van politie, zetelend in de wolken, om uitvoering te eisen.’
De deelneming aan een gewapend optreden vloeit dus niet automatisch voort uit het Pact. Ieder land kan oordelen, te meer daar incidenten een zeer uiteenlopend karakter kunnen vertonen. Dean Acheson wees er op, dat zich grensgevallen kunnen voordoen: de Japanse aanval op de Amerikaanse kanonneerboot ‘Panay’, op 12 December 1938, was een incident, dat thans zou beschouwd worden als een gewapende aanval, zoals voorzien in artikel 5 van het Pact, maar de Verenigde Staten gingen niet tot krachtdadige actie over, wat zij wel deden bij de aanval op Pearl Harbour. Tot krachtdadige actie zou slechts besloten worden indien vrede en veiligheid werkelijk bedreigd zijn in het gebied, waarop het Pact betrekking heeft. Ten slotte dient er op gewezen, dat indien artikel 5 de omstandigheden vermeldt, waarin gemeenschappelijk optreden verplicht is, het geenszins optreden uitsluit in andere omstandigheden.
***
Het aardrijkskundig gebied, waarin zich een gewapende aanval moet voordoen, opdat artikel 5 zou toepasselijk zijn, wordt aangeduid in artikel 6:
Artikel 6. - Voor de toepassing van Artikel 5 wordt mede als een gewapende aanval op een of meer der partijen beschouwd een gewapende aanval op het grondgebied van een der partijen in Europa of Noord-Amerika, op de Algerijnse departementen van Frankrijk; op de bezettingstroepen van een der partijen in Europa; op eilanden vattende onder de rechtsmacht van een der partijen in het Noord-Atlantisch gebied ten noorden van de Kreeftskeerkring of op de schepen of luchtvaartuigen van een der partijen in dit gebied.
Men kan hier moeilijk spreken van een nauwkeurig bepaald gebied. De Britse Staatssecretaris Bevin zegde in het Lagerhuis, dat artikel 6 ‘in grote trekken’, het gebied aangeeft, waarin een aanval op een der partijen zal beschouwd worden als een aanval op alle ondertekenaars. De enige grens is de zuidelijke, namelijk de Kreeftskeerkring die loopt door de Golf van Mexico, ten noorden van Cuba, enerzijds, en door de Spaanse Sahara (Rio de Oro), anderzijds. In het noorden, verklaarde Acheson tijdens de reeds vermelde persconferentie, strekt het aardrijkskundig gebied zich zover in de richting van de Noordpool uit als een aanvaller zich wil wagen. In oostelijke richting vallen West- Duitsland en de sectoren der westerse mogendheden te Berlijn en Wenen onder toepassing van het Pact zolang er bezettingstroepen zijn. Bevin waarschuwde in het Lagerhuis, dat het Atlantisch Pact geen verzwakking meebrengt
| |
| |
van de andere verplichtingen door Groot-Brittannië aangegaan, die hij opsomde in deze volgorde: de verplichtingen voortvloeiend uit het Handvest van de Verenigde Naties, de verplichtingen tegenover de leden van het Gemenebest en de overzeese gebieden van het Britse Rijk, de landen beginnende met Griekenland en eindigend met Iran, waarmee reeds vroeger overeenkomsten werden gesloten.
Doordat Italië mede-ondertekenaar is, komt de Middellandse Zee in het gebied van het Atlantisch Pact. Van Russiche zijde is er op gewezen geworden, dat de benaming Atlantisch Pact een veel uitgestrekter gebied dan de Atlantische Oceaan dekt en er werd betoogd, dat het Pact dus niet als een regionale overeenkomst kan doorgaan al dient opgemerkt, dat van het Russische blok, dat zich uitstrekt van de Elbe tot de Bering Straat, hetzelfde kan gezegd worden, te meer daar dit blok een nog grotere oppervlakte beslaat.
***
Artikel 7 is een nieuwe verwijzing naar het Handvest van de Verenigde Naties tot begrenzing van de toepassing van het Pact:
Artikel 7. - Dit verdrag doet geen afbreuk aan en mag niet worden uitgelegd als op enige wijze afbreuk te doen aan de rechten en verplichtingen, welke voor partijen, die lid zijn van de Verenigde Naties, uit het Handvest voortvloeien, of aan de primaire verantwoordelijkheid van de Veiligheidsraad voor de handhaving van internationale vrede en veiligheid.
***
Artikel 8 verwijst naar de bestaande internationale verbintenissen en verhindert, dat nieuwe verbintenissen het Atlantisch Pact zouden ontzenuwen:
Artikel 8. - Elk der partijen verklaart, dat geen der internationale verbintenissen, op het ogenblik van kracht tussen haar en een der andere partijen of een derde staat, in strijd is met de bepalingen van dit Verdrag, en neemt op zich geen enkele internationale verbintenis aan te gaan in strijd met dit Verdrag.
De verklaring in dit artikel wordt van Russische zijde betwist. De Sovjets hebben betoogd, dat vermits zij niet tot de ondertekenaars van het Pact behoren, dit Pact tegen hen is gericht. Frankrijk en Groot-Brittannië hebben niet-aanvalspacten aangegaan met Sovjet-Rusland. Artikel 6 van het Brits-Russisch verdrag bepaalt, dat de ondertekenaars ‘geen bondgenootschap zullen sluiten of deel nemen in enige coalitie tegen een van beiden gericht’. De ondertekenaars van het Atlantisch Pact verklaren met klem, dat het geen aanvallend karakter heeft; het is er veeleer op berekend de Sovjets te overtuigen van het voordeel van een verzoenende politiek. Eigenaardig was, dat
| |
| |
terwijl Moskou een zogenaamde bedreiging door de westerse mogendheden aankloeg, de ‘Taegliche Rundschau’, het orgaan van de Russische militaire administratie in Duitsland schreef, dat de Duitsers zich niet moesten inbeelden, dat zij zouden herbewapend worden door de Verenigde Staten. En het blad pochte er over, dat men in Rusland steeds meer machinegeweren, kanonnen en tanks produceert dan in Amerika. ‘Het evenwicht in de bewapeningen zal nooit verwezenlijkt worden’, schreef het blad. Men zal allicht opwerpen, dat de Verenigde Staten over het atoomwapen beschikken, maar dergelijk wapen wordt veeleer als een vergeldingswapen beschouwd dan als een wapen voor verdediging.
***
Artikel 9 biedt veel overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag van Brussel:
Artikel 9. - De partijen richten hierbij een Raad op waarin elk van haar zal zijn vertegenwoordigd ten einde aangelegenheden de tenuitvoerlegging van dit Verdrag betreffende in behandeling te nemen. De Raad moet zo worden georganiseerd, dat hij te alle tijde terstond zal kunnen samen-komen. De Raad zal de hulp-organen oprichten welke nodig mochten zijn; in het bijzonder zal de Raad onverwijld een defensie-comité oprichten, hetwelk maatregelen voor de tenuitvoerlegging van Artikel 3 en Artikel 5 zal aanbevelen.
Het defensie-comité bestond in feite reeds alvorens het Atlantisch Pact ondertekend werd wegens de deelneming van vertegenwoordigers van de Verenigde Staten en Canada aan de werkzaamheden van het gelijkaardig comité van de Westerse Unie. De raad, voorzien in dit artikel, zal bestaan uit de ministers van Buitenlandse Zaken van de bij het Atlantisch Pact aangesloten staten. Hier komt ook het verschil naar voren tussen het Atlantisch Pact en het Locarno-pact. Het Locarno-pact voorzag een aanval door een van de partijen tegen een ander van de verdragsluitende partijen. In tegenstelling met het Atlantisch Pact en het Verdrag van Brussel werd de naleving van het Locarno-pact niet verzekerd door een permanente organisatie.
***
Artikel 10 handelt over de verruiming van het Pact aan Europese kant:
Artikel 10. - De partijen kunnen eenstemmig elke andere Europese Staat, welke de verwezenlijking van de beginselen van dit Verdrag kan bevorderen en kan bijdragen tot de veiligheid van het Noord-Atlantisch gebied, uitnodigen tot dit Verdrag toe te treden. Elke Staat, welke aldus is uitgenodigd, kan partij worden bij het Verdrag door heit nederleggen van zijn akte van toetreding bij de Regering van de Verenigde Staten van Amerika. De Regering van de Verenigde Staten van Amerika zal elk der partijen in kennis stellen met het nederleggen van elke akte van toetreding.
| |
| |
Artikel 11 duidt aan, dat de kern van de Atlantische groep gevormd wordt door de mogendheden van het Verdrag van Brussel, de Verenigde Staten en Canada:
Artikel 11. - Dit verdrag zal worden bekrachtigd en de bepalingen daarvan zullen door de partijen worden tenuitvoergelegd overeenkomstig haar onderscheiden Grondwettelijke procedures. De akten van bekrachtiging zullen zo spoedig mogelijk worden nedergelegd bij de Regering van de Verenigde Staten van Amerika, die alle andere ondertekenaars in kennis zal stellen met elke nederlegging.
Het Verdrag zal in werking treden voor de Staten welke het hebben bekrachtigd zodra de bekrachtigingen van de meerderheid van de ondertekenaars, met inbegrip van de bekrachtigingen van België, Canada, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, het Verenigd Koninkrijk Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Verenigde Staten van Amerika, zijn nedergelegd en het zal van kracht worden met betrekking tot andere Staten op de dag waarop hun bekrachtiging is nedergelegd.
***
Artikels 12 en 13 handelen over de geldigheidsduur van het Pact:
Artikel 12. - Nadat het Verdrag gedurende tien jaar van kracht is geweest, of te eniger tijd daarna, zullen partijen, op verzoek van een van haar, zich met elkander verstaan omtrent herziening van het Verdrag, met inachtneming van de factoren welke alsdan van invloed zijn op de vrede en veiligheid in het Noord-Atlantisch gebied, met inbegrip van de verdere ontwikkeling van algemene zowel als van regionale, binnen het kader van het Handvest van de Verenigde Naties vallende regelingen voor het handhaven van internationale vrede en veiligheid.
Artikel 13. - Nadat dit Verdrag gedurende twintig jaar van kracht is geweest kan elke partij ophouden partij te zijn één jaar nadat zij van deze opzegging kennis heeft gegeven aan de Regering van de Verenigde Staten van Amerika, die de Regeringen van de andere partijen in kennis zal stellen met het nederleggen van elke kennisgeving van opzegging.
Het aanduiden van een duur wijst er op, dat het Pact niet als een doel op zichzelf wordt beschouwd en brengt mee, dat steeds getracht moet worden een algemene veiligheidsorganisatie te bereiken.
***
Het laatste artikel luidt:
Artikel 14. - Dit Verdrag, waarvan de Engelse en Franse teksten gelijkelijk authentiek zijn, zal worden nedergelegd in het archief van de Regering van de Verenigde Staten van Amerika. Gewaarmerkte afschriften daarvan
| |
| |
zullen door deze Regering worden overgelegd aan de Regeringen van de andere ondertekenaars.
Ter oorkonde waarvan de ondergetekende gevolmachtigden dit Verdrag hebben ondertekend.
| |
Voor begrip en verstandhouding
Het tot stand komen van het Atlantisch Pact wordt overschaduwd door de bevinding, dat het ideaal van internationale samenwerking door de Verenigde Naties op practisch gebied zo weinig heeft opgeleverd. Het Pact is een daad van verweer. Het bezegelt tevens de splitsing van de wereld. De noodzakelijkheid van bewapening beheerst het openbaar leven en niemand kan voorspellen waarop de bewapeningswedloop aan beide zijden zal uitlopen. Het Pact vrijwaart de territoriale onschendbaarheid van de deelnemende landen; het behelst geen uitdrukkelijke waarborgen, dat overrompelde landen naderhand in al hun rechten zullen hersteld worden. In dit opzicht zullen vooral morele rechten zich moeten doen gelden, de vastberaden wil van ieder land om zijn democratisch regiem en zijn vrijheid te handhaven en het actief deel nemen aan de samenwerking in de Atlantische gemeenschap.
In de huidige omstandigheden leven de West-Europese landen onder een dubbele bedreiging: het militair overwicht van de Russische groep, wat de manschappen betreft, en de politieke verwikkelingen, die zich binnen hun landsgrenzen kunnen voordoen. Het tweede gevaar is op dit ogenblik het meest te duchten. Een en ander betekent, dat het Pact vooral van onmiddellijk belang is voor West-Europa dat bij ontstentenis van Amerikaanse steun zou bezwijken.
Maar er zijn ook hoopgevende uitzichten aan het Pact verbonden. Het vertoont geen gelijkenis met het Heilig Verbond van 1815, dat er op gericht was orde te doen heersen door de maatschappelijke vooruitgang tegen te gaan. Het brengt daarenboven een samenwerking tot stand op andere gebieden dan de militaire veiligheid, waar nuttig werk kan verricht worden.
De Benelux-overeenkomst en de Westerse Unie hebben reeds gelegenheid geboden voor een verheugende wisselwerking tussen bevriende een aanverwante landen. In de organisatie van de Verenigde Naties is een dergelijke wisselwerking moeilijker, omdat zij moet tot stand komen tussen een te groot aantal landen, die ook te grote verschillen van zeden en opvattingen vertonen. De groep van het Atlantisch Pact echter zal in dat opzicht een dankbaarder arbeidsveld open stellen en men moet alles doen opdat begrip en verstandhouding zouden aangewakkerd worden.
7 April 1949.
M. STIJNS
|
|