Vestdijk zuivert Anton Wachter
TEGENOVER de verbazend bedrijvige Simon Vestdijk, van wie A. Roland Holst onlangs in het huldenummer van ‘Podium’ getuigde: ‘O, Gij, die sneller schrijft dan God kan lezen’, heb ik me altijd als een tengere David [in] de schaduw van een reusachtige Goliath gevoeld.
De rusteloze Jan Greshoff gaf me in 1937 de goedbedoelde, doch veeleisende raad, mijn beperkte, critische krachten met deze van de veelzijdige ‘duivelskunstenaar’ te meten. Het werd een hijgend ‘gevecht’ tussen kalme auteur en soms wanhopige commentator. Niemand minder dan Menno ter Braak verscheen toen ook tussen de touwen en leverde zijn wedstrijd: een vechter van groot formaat. Zijn boek over Vestdijk verscheen posthuum. Ook het mijne zal allicht hetzelfde lot ondergaan; maar ‘David’ leeft gelukkig nog en laat zijn onuitgegeven Vestdijk-opstellen in hun cartons rusten: voorbijgestoken door de oorlogsomstandigheden, nog meer voorbijgerend door een ontzaglijk producerende auteur. Ik gaf het voorlopig op en zette een dikke punt achter een massa randnota's. Sinds acht jaren volg ik de Vestdijk-voortbrengst slechts van uit de verte meer. Mijn boek, dat in 1940 had moeten verschijnen, laat me vrij onverschillig.
Maar plots heeft de Uitg. Nijgh en Van Ditmar (Rotterdam-'s Gravenhage) met de publicatie van de eerste twee Anton Wachter-romans een komma onder mijn definitief gewaande punt geplaatst. Het oude vuur laaide even op bij het herlezen van ‘Sint Sebastiaan’ en ‘Surrogaten voor Mark Tuinstra’. Ik heb mijn vroegere opstellen over beide boeken weer ter hand genomen, schrikte wat op bij het natellen van hun eerbiedwaardig aantal bladizijden en begroef ze weer in hun schuilplaats. Mijn critische aantekeningen dragen duidelijk de sporen van 1938-40; maar ik stelde toch met genoegen vast dat ze, voor mij althans, steekhoudend zijn gebleven.
Naar aanleiding van het verschijnen van de herdruk van ‘Sint Sebastiaan’, en van (waarschijnlijk) de eerste druk van ‘Surrogaten’, denk ik er niet aan, ‘De Vlaamse Gids’ met mijn opstellen uit een voorbije tijd te overstelpen of te overstromen; veeleer wens ik me thans, als tijdschriftrecensent, te beperken tot het mededelen van enkele nieuwe indrukken, opgedaan bij de vergelijking van de vroegere met de huidige Anton Wachter-teksten.
Ter intentie van sommige ongeduldige jongeren en van mezelf vermeld ik hier het feit, dat de in onze naoorlogse letteren onovertroffen Vestdijk vijftien jaar heeft moeten wachten op de eerste, definitieve uitgave van zijn Anton Wachter-romanveelluik. Vestdijk schreef inderdaad de eerste versie in 1933. Drie jaar later zette hij dit werk nogmaals op het getouw. In 1938 verscheen ‘Sint Sebastiaan’ in het tijdschrift ‘Groot Nederland’. Anton Wachter, welsprekende hoofdtitel voor deze late romans!
Vestdijk noemt het eerste Wachter-boek ‘de geschiedenis van een talent’, het tweede ‘de geschiedenis van een vriendschap’ (enkelvoud: innerlijk, meervoud: uiterlijk). In nr. 1 speelt de kinderpsychologie een grote rol, in nr. 2 gaat het meer de richting uit van de Pietje Bell- en Dik Trom-verhalen, maar op een