De Vlaamse Gids. Jaargang 33
(1949)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 193]
| |
De universele verklaring van de rechten van den mensEen verdediging van de beschavingWERD het Handvest van de Organisatie der Verenigde Naties nageleefd, dan ware het overbodig een ‘Universele Verklaring van de Rechten van den Mens’ uit te vaardigen, zoals deze werd aangenomen op de vergadering van 10 December 1948 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. In de inleiding van het Handvest wordt inderdaad het vertrouwen uitgedrukt in de fundamentele rechten en in de waardigheid van den mens, terwijl in verschillende artikels van het Handvest zelf van die rechten wordt gewag gemaakt. Wat is daarvan echter terecht gekomen? Hoe is het gesteld met de rechten van den mens achter het ijzeren gordijn? Hoe weinig werd er zelfs ingegaan tegen de verwording, die de Europese gebieden kentekent, waar de gevolgen van de nazi-bezetting zijn blijven nawerken? De waarheid is, dat het Handvest van de Organisatie der Verenigde Naties tot nu toe aan de vrijheid- en vredelievende mensen niet meer veiligheid biedt dan de standregelen van den Volkenbond, en dat er vooralsnu van een vrijwaring der menselijke rechten op een internationale schaal geen spraak is. Het misbruik van het veto-recht ware op zichzelf voldoende om den lichtgelovigsten optimist te overtuigen, dat wij nog steeds onzekere tijden beleven, waarin de beste bedoelingen kunnen stranden. Dat is echter geen reden om in een sombere vertwijfeling te vervallen. Wel integendeel, want het zaad van de gedachten kent geen grenzen, en het kan plots en weelderig opschieten, wanneer reeds elke hoop werd opgegeven. Daarom ook begroeten wij de ‘Universele Verklaring van de Rechten van den Mens’, als een hartverheffende boodschap, die ten goede moet komen aan de morele waarden, waarop onze West-Europese beschaving berust. | |
In overeenstemming met de liberale beginselenWie het Oxford-manifest van de Liberale InternationaleGa naar voetnoot(1) herleest, wordt getroffen door zijn overeenstemming met de Verklaring van de Organisatie der Verenigde Naties. In beide teksten leeft een zelfde aandrang naar het algemeen menselijke in de verheven betekenis, welke A. Vermeylen aan deze woorden gegeven heeft. Het liberaal manifest verkondigt als ‘voorwaarden, die noodzakelijk zijn voor een verantwoordelijk en scheppend leven: | |
[pagina 194]
| |
persoonlijke vrijheid, gewaarborgd door de onafhankelijkheid van de rechtsbedeling en van het gerecht; godsdienst- en gewetensvrijheid; gelegenheid tot een volledig onderwijs naar keus, in overeenstemming met de geschiktheid en ongeacht de geboorte of middelen; het recht op privaat eigendom en op persoonlijk initiatief; de vrije keus van den verbruiker en de gelegenheid te genieten van de volle vruchtbaarheid van den bodem en van de menselijke bedrijvigheid; beveiliging tegen de wisselvalligheden van ziekte, werkloosheid en ouderdom; rechtsgelijkheid van man en vrouw.’ De Verklaring van de Rechten van den Mens is in haar verschillende bepalingen als een uitwerking van deze beginselen. Reeds in de inleiding wordt de overweging naar voren gebracht, dat ‘de erkenning van de waardigheid eigen aan alle leden van de menselijke familie, en van hun gelijke en onvervreemdbare rechten, de grondslag van de vrijheid, de rechtvaardigheid en den vrede in de wereld uitmaakt’. Blijkbaar onder den invloed van de mensonterende, zogenaamde rechtsgedingen, die in totalitaire landen worden ingespannen tegen alwie een vrije stem durft verheffen, worden in de Verklaring op scherpe wijze de waarborgen omschreven, die een billijke rechtsbedeling moeten waarborgen. Men leze desaangaande de artikels 3 tot 14, waarvan het eerste als een striemende aanklacht geldt tegen de geweldplegingen in de totalitaire landen: ‘Elk individu heeft recht op het leven, de vrijheid en de veiligheid van zijn persoon’. Zoals het l'beraal manifest het opneemt voor de onafhankelijkheid van het gerecht, zo verkondigt de Verklaring, dat iedereen mag aanspraak maken op een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank. Zonder een scheiding van de machten is immers een billijke rechtsbedeling ondenkbaar. Wat er in landen als Polen, Tsjechoslovakije en nog onlangs in Hongarije met hun zogenaamde ‘volksrechtbanken’ gebeurde, is een schandelijke bespotting van elk rechtsgevoel. Artikel 14 van de Verklaring mag als een uitnodiging beschouwd worden aan de democratische landen gericht om aan de politieke bannelingen gastvrijheid te verlenen: ‘In geval van vervolging, heeft eenieder het recht asyl te zoeken en asyl te verkrijgen in andere landen. Dit recht mag niet worden ingeroepen in het geval van vervolgingen, die werkelijk gegrond zijn op een misdaad van gemeen recht of op handelingen, welke strijdig zijn met de beginselen en de doeleinden der Verenigde Naties.’ Gans deze Verklaring is doordrongen van een liberalen geest. | |
[pagina 195]
| |
Men zal toch niet beweren, dat het marxisme in deze Verklaring hoogtij viert, vermits zij in artikel 17 bepaalt, dat ‘ieder persoon recht heeft op eigendom en niemand op willekeurige wijze uit zijn eigendom mag ontzet worden.’ Evenmin is het in overeenstemming met een enge socialistische politiek, wanneer artikel 20 verklaart, dat ieder recht heeft op vrijheid van vereniging, maar dat niemand er kan toe gedwongen worden van een vereniging deel uit te maken. Terwijl iedereen inderdaad het recht moet hebben lid te zijn van een syndicaat, gaat het niet op, dat er dwang uitgeoefend worde, opdat men een vakbond van een bepaalde politieke lichting zou bijtreden, en moet het uitgesloten zijn, dat een werknemer, die zijn vrijheid opeist om bij deze of gene vereniging aangesloten te zijn, daarvoor zou kunnen brodeloos gesteld worden. Zoals in het Manifest van Oxford, wordt in de Verklaring ook opgekomen voor de vrije meningsuiting, zonder dat men daarom kunne verontrust worden. Dezelfde overeenstemming kan men vaststellen wat de maatschappelijke politiek betreft. In het Manifest wordt de nadruk gelegd op een aanhoudende verbetering van de maatschappelijke toestanden; in de Verklaring wordt het recht bevestigd op een behoorlijken levensstandaard en op de zekerheid in geval van werkloosheid ziekte, invaliditeit, weduwschap, ouderdom of in andere gevallen van verlies van bestaansmiddelen. Wij laten hier den volledigen tekst van de Verklaring volgen: | |
Universele verklaring van de rechten van den mensInleidingOverwegende dat de erkenning van de waardigheid eigen aan alle leden van de menselijke familie, en van hun gelijke en onvervreemdbare rechten, de grondslag van de vrijheid, de rechtvaardigheid en den vrede in de wereld uitmaakt; | |
[pagina 196]
| |
zich bereid verklaard hebben socialen vooruitgang en betere levensstandaarden in grotere vrijheid te bevorderen; | |
De Algemene Vergadering,Bevestigt dat zij deze Universele Verklaring van de Rechten van den Mens beschouwt als zijnde het gemeenschappelijk ideaal te bereiken door alle volken en alle naties, opdat alle personen en alle lichamen der maatschappij, deze verklaring gestadig voor den geest hebbend, zich zouden beijveren om, door onderwijs en opvoeding, den eerbied voor deze rechten en vrijheden te bevorderen en door vooruitstrevende maatregelen van nationalen en internationalen aard, de universele en daadwerkelijke erkenning en toepassing daarvan te verzekeren, zowel onder de bevolking der Staten-Leden zelf als onder deze van de onder hun juridictie geplaatste gebiedsdelen. | |
Eerste artikelAlle menselijke wezens worden vrij en gelijk in waardigheid en in rechten geboren. Zij zijn begaafd met rede en geweten en moeten elkaar bejegenen in een geest van broederlijkheid. | |
Art. 2Een ieder mag zich beroepen op al de rechten en al de vrijheden die in deze Verklaring worden afgekondigd, zonder enig onderscheid, met name van ras, kleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of elke andere opinie, nationale of sociale afkomst, fortuin, geboorte of elk anderen toestand. | |
Art. 3Elk individu heeft recht op het leven, de vrijheid en de veiligheid van zijn persoon. | |
Art. 4Niemand zal in slavernij of verknechting gehouden worden; de slavernij en de slavenhandel zijn onder al hun vormen verboden. | |
Art. 5Niemand zal aan folteringen noch aan wreedaardige, onmenselijke of vernederende straffen of behandelingen onderworpen worden. | |
[pagina 197]
| |
Art. 6Een ieder heeft overal recht op de erkenning van zijn rechtspersoonlijkheid. | |
Art. 7Allen zijn gelijk voor de wet en hebben zonder onderscheid recht op gelijke wijze door de wet beschermd te worden. Allen hebben recht op een gelijke bescherming tegen elk willekeurig onderscheid dat deze Verklaring zou schenden en tegen elke aanhitsing tot een dergelijk onderscheid. | |
Art. 8Een ieder heeft het recht daadwerkelijk beklag in te stellen bij de bevoegde nationale rechtscolleges tegen de daden waardoor de fundamentele rechten, die hem door de grondwet of door de wet zijn erkend, geschonden worden. | |
Art. 9Niemand mag willekeurig aangehouden, gevangen gehouden noch verba nen worden. | |
Art. 10Een ieder heeft, in volledige gelijkheid, het recht dat zijn zaak billijk en openlijk worde onderzocht door een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank, die zal beslissen hetzij over zijn rechten en verplichtingen, hetzij over de gegrondheid van elke tegen hem gerichte beschuldiging op strafrechtelijk gebied. | |
Art. 111. Een ieder die beschuldigd is van een strafbare daad, wordt verondersteld onschuldig te zijn totdat zijn schuld wettelijk werd vastgesteld tijdens een openbaar rechtsgeding, in den loop waarvan hem alle nodige waarborgen voor zijn verdediging verzekerd geworden zijn. | |
Art. 12Niemand zal het voorwerp zijn van willekeurige inmengingen in zijn privaat leven, zijn familie, zijn woning, of zijn briefwisseling, noch van een aanslag op zijn eer en zijn faam. Een ieder heeft recht op de bescherming van de wet tegen dergelijke inmengingen of aanslagen. | |
Art. 131. Een ieder heeft het recht zich vrij te bewegen en zijn verblijfplaats in een Staat te kiezen. | |
[pagina 198]
| |
Art. 14.1. In geval van vervolging, heeft een ieder het recht asyl te zoeken en asyl te verkrijgen in andere landen. | |
Art. 15.1. Ieder mens heeft recht op een nationaliteit. | |
Art. 16.1. Op huwbaren leeftijd, hebben man en vrouw, zonder enige beperking wat ras, nationaliteit of godsdienst betreft, het recht te huwen en een gezin te stichten. Zij hebben gelijke rechten ten opzichte van het huwelijk, tijdens het huwelijk en bij de ontbinding daarvan. | |
Art. 17.1. Ieder persoon, hetzij alleenstaand of tot een collectiviteit behorend, heeft recht op eigendom. | |
Art. 18.Een ieder heeft het recht op vrijheid van gedachte, van geweten en van godsdienst; dit recht sluit de vrijheid in van godsdienst of van overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid, zijn godsdienst of zijn overtuiging te belijden, alleen of gemeenschappelijk, zowel in het openbaar als in eigen kring, door middel van onderwijs, praktijken, eredienst en ritus. | |
Art. 19.Een ieder heeft recht op vrijheid van mening en van uiting van zijn mening, wat het recht insluit niet verontrust te worden omwille van zijn meningen en het recht door om het even welk uitdrukkingsmiddel en, zonder inachtneming van grenzen, inlichtingen en ideeën op te zoeken, te ontvangen en te verspreiden. | |
Art. 20.1. Een ieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vergadering en vereniging. | |
[pagina 199]
| |
Art. 211. Ieder persoon heeft het recht deel te nemen aan het beleid van de openbare aangelegenheden van zijn land, hetzij rechtstreeks, hetzij door bemiddeling van vrijelijk verkozen vertegenwoordigers. | |
Art. 22.Ieder mens heeft, als lid van de samenleving, recht op maatschappelijke zekerheid; hij heeft recht op het verkrijgen van het genot van de economische en culturele rechten die onmisbaar zijn voor zijn waardigheid en voor de vrije ontwikkeling van zijn persoonlijkheid, dank zij de nationale inspanning en de internationale samenwerking, rekening houdend met de organisatie en met de middelen van elk land. | |
Art. 23.1. Een ieder heeft recht op arbeid, op de vrije keuze van zijn arbeid, op billijke en bevredigende arbeidsvoorwaarden en op bescherming tegen werkloosheid. | |
Art. 24.Ieder mens heeft recht op rust en op vrijen tijd, inzonderheid op een redelijke beperking van den arbeidsduur en op periodisch betaald verlof. | |
Art. 25.1. Ieder mens heeft recht op een levensstandaard die voldoende is om zijn gezondheid, zijn welzijn alsmede deze van zijn familie te verzekeren, inzonderheid wat betreft voeding, kleding, huisvesting, medische zorgen, zomede de noodzakelijke sociale diensten; hij heeft recht op zekerheid ingeval van werkloosheid, ziekte, invaliditeit, weduwschap, ouderdom, of in de andere gevallen van verlies van zijn bestaansmiddelen, ten gevolge van omstandigheden buiten zijn wil. | |
[pagina 200]
| |
| |
Art. 26.1. Een ieder heeft recht op opvoeding. De opvoeding moet kosteloos zijn, ten minste wat het lager en het fundamenteel onderwijs betreft. Het lager onderwijs is verplicht. Het technisch en beroepsonderwijs moet veralgemeend worden; de toegang tot de hogere studiën moet in volledige gelijkheid mogelijk zijn voor allen in verhouding tot hun verdienste. | |
Art. 27.1. Een ieder heeft het recht vrij deel te nemen aan het cultureel leven van de gemeenschap, te genieten van de kunsten en deel te hebben aan den wetenschappelijken vooruitgang en aan de weldaden die er uit voortvloeien. | |
Art. 28.Een ieder heeft het recht dat er, op het sociaal en op het internationaal plan, een zodanige orde heerse dat de in deze Verklaring uitgedrukte rechten en vrijheden er volle uitwerking kunnen vinden. | |
Art. 29.1. De enkeling heeft verplichtingen tegenover de gemeenschap in wier schoot alleen een vrije en volledige ontplooiing van zijn persoonlijkheid mogelijk is. | |
Art. 30.Geen bepaling van deze Verklaring mag worden uitgelegd als zou zij voor een Staat, een groepering of een enkeling enig recht insluiten om zich te wijden aan een bedrijvigheid of een daad te verrichten die de vernietiging van de daarin uitgedrukte rechten en vrijheden beoogt. | |
[pagina 201]
| |
De draagkracht van de verklaringDe Universele Verklaring van de Rechten van den Mens werd aangenomen door de afgevaardigden van 48 naties, terwijl 9 naties zich onthielden. Sovjet-Rusland en zijn satellieten konden hun instemming niet betuigen. Ook de Zuid-Afrikaanse Unie nam een afzijdige houding aan, wat wij moeten betreuren, al is deze houding vooral uit te leggen door de naturellenkwestie. Generaal Smuts zou stellig voor de Verklaring gestemd hebben, maar de nieuwe regering van de Zuid-Afrikaanse Unie voelde zich blijkbaar gehinderd door haar segregatiepolitiek. Vermits de Verklaring in die voorwaarden van geen algemeen dwingende toepassing kan zijn, ware het dan niet beter geweest, dat zij zou uitgebleven zijn? Wij zeggen integendeel, want hoe meer de menselijke rechten in de totalitaire landen vertrapt worden, hoe meer gebiedend het is, dat de naties, die de rechten van de beschaving willen hoog houden, een stem verheffen, die door geen enkel gordijn kan tegengehouden worden. Stellig, zoals het met zovele plechtige verklaringen is toegegaan, moet men niet hopen, dat zij zelfs in de landen, die haar ondertekend hebben, ten volle en naar den geest, die haar bezielde, zal nageleefd worden. Of, om ons bij twee voorbeelden te bepalen: Wat is er onder de Conventie, wat de rechtsbedeling betreft, geworden van de Verklaring van de Rechten van den Mens, die in 1789 zo plechtig was verkondigd geworden? Wat betekende zelfs voor de Vlamingen de in elk opzicht voortreffelijke Grondwet van 1830, die de vrijheid van de talen uitriep, terwijl er een jarenlange strijd nodig was, opdat de Vlamingen door een reeks wetten, die vrijheid zouden genieten? Neen, wij maken ons geen begoochelingen over de tekortkomingen, waarmee de toepassing van de Universele Verklaring van de Rechten van den Mens kan gepaard gaan, zelfs in den schoot van de naties, wier vertegenwoordigers haar ondertekend hebben. Maar het blijft ondanks alles een feit, dat men in deze Verklaring de bezegeling vindt van de beginselen, waartoe de liberale gemeenschappen van Europa na een eeuwenlange evolutie gekomen waren, met al de mogelijkheden voor een verdere maatschappelijke ontwikkeling, die de vrije uitoefening van de politieke vrijheden waarborgt, terwijl op internationaal gebied door een ruimer verkeer van gedachten, mensen en goederen, een nieuwe tijd zou ingeluid worden. Al ware het slechts daarom, zo verdient deze Verklaring, dat zij zo ruim mogelijk verspreid worde. J. HOSTE |