De Vlaamse Gids. Jaargang 33(1949)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] [Gedichten] Ballade der bedwongen bacchante O zeg mij niet: ‘Ik heb u lief’ Doch min mij met de koorts der harden, En scheur mijn laffe kleed aan flarden En bijt mijn ogen, de verwarden, Of steel mij als een lieve dief, Ik ben uw taak en uw gerief. O zeg mij niet: ‘Ik droom van u’ Doch sleur mij bij de haren mede, Zo ver gij reist, in angst of vrede, Zo wild, dat ik doorheen mijn leden Voel al de kracht van mij, van u Tot een gebonden haarstreng nu; O ga niet, die onmondig zijt, Maar laat mij in uw armen drijven, Als nenufars op vijvers blijven En wiegend hunne kronen wrijven Ten borst van 't water, dat verglijdt Vol sterren zonder eindigheid. Ik droomde als maagd van vrij geluk, Ik was aan tafel een genode; Wie heeft de zoen aan mij verboden, Wie waande zich te klein voor goden En reet mijn ziel en mond aan stuk? Hij boete, want ik brak het juk! [pagina 44] [p. 44] Ballade der kimmen Hij klom, nevens God, op de bergen, Hij zag er de zon, o de zon! Hij zag er de mensen als dwergen, De stroom als een spinna die spon. Hij stond in het zilver der luchten, Hij schreed op het zilver der sneeuw, Met wolken als drijvende vruchten, Met de adem als verdere schreeuw. Doch diep in zijn ziel bleef het donker, Daarom steeg hij dagen na-een, Te horen hoe diep in hem klonk er Die zucht als de val van een steen. En stond hij op toppen te kijken, Hoe eenzaam elk leven kan gaan: Het klimmen was stijgen en reiken, Het stijgen was vallen en staan. Hoog boven zijn hoofd zag hij diepten En onder zijn voeten de grond: Geen bloem, niet een vogel die piepte, Alleen maar een mens die niet vond. Hij daalde naar de aardse gewesten Nam 't juk van wie hopeloos streeft, Hij zag door de mens naar het beste: Hij had in de hemel geleefd. Daan BOENS Vorige Volgende