| |
| |
| |
Albert Samain, de alleen staande
ALBERT SAMAIN is een dier schrijvers, welke men kan genieten zonder een woord te weten over de mens, zijn tijd, zijn omgeving, of zijn werkwijze. Ik zeg genieten, meer niet. Maar wie aan letterkunde doet, wenst meestal nog iets meer. De literair-historische critiek heeft vooral vanaf H. Taine de nadruk gelegd op de invloed van het milieu op de schrijvers en hun werk.
Deze wetenschappelijke methode, een auteur te onderzoeken, te ontleden en in zijn tijd terug te plaatsen, heeft zich als buitengewoon vruchtbaar bewezen. Onverwachte horizonten hebben zich geopend; doch evenals in de natuur heeft ze aangetoond, dat in de literatuur en de kunst in het algemeen, als deel uitmakend van een geheel, dat slechts terwille van ons beperkt verstand in stukken en brokken verdeeld wordt, deze delen alleen dan kunnen begrepen worden, wanneer na onderzoek deze weer tot een geheel teruggebracht worden.
Het is pas wanneer dit gebeurd is, dat we zowel de schrijvers elk voor zich, alsook een literair tijdperk of een literatuur kunnen begrijpen. De evolutie van gelijk welke letterkunde, is het gevolg van de evolutie der individuen, der maatschappij waarin ze leven, van het volk waarvan ze deel uitmaken en ten slotte van de evolutie van geheel de overige wereld, die rechtstreeks of onrechtstreeks erop inwerkt. Ook wat de mens als erfelijk goed medebrengt, is van het hoogste belang.
Hoe meer en hoe vlugger de verschillende volkeren met elkaar in contact komen, hoe meer ook de ontwikkeling van elk onderdeel van het menselijk denken door de evolutie van de gehele wereld beïnvloed wordt, zodat we zowel voor elk schrijver of kunstenaar, als voor elk tijdperk moeten nagaan:
de mens, zijn erfelijke aanleg;
zijn midden;
het volk of de levensgemeenschap waarbij hij hoort en waarin hij woont;
het algemeen wereldgebeuren.
Wat de mens betreft, hier wordt in 't algemeen vergeten, dat elk mens zoals wij hem kennen, dus het phaenotype, niet alleen het product is van zijn omgeving, maar vooral van zijn erfelijke aanleg, t.t.z. wat in de wetenschap het genotype wordt genoemd.
Het genotype is het bijzonderste, want de omgeving kan dit maar binnen bepaalde grenzen beïnvloeden. Waar geen aanleg aanwezig is, kunnen ook de gunstigste levensomstandigheden niets doen kiemen. De mogelijkheid moet aanwezig zijn en alleen dan kan iets tot ontwikkeling komen.
Bij Albert Samain is het niet nodig de schrijver, wat men noemt, in zijn tijd terug te plaatsen, om hem te genieten. Het volstaat zijn gedichten als muziek, als een zuiver esthetisch genot, te beschouwen en te beleven.
Wanneer we hem ontleden, zoals dat met alle schrijvers en vooral met de klassieken, dient te gebeuren, verhoogt dit ons genot bij de lectuur in geen
| |
| |
opzicht. Een studie van de tijd en de omgeving verklaart ons enige bijzonderheden, maar een verklaring vermeerdert hier het esthetisch beleven niet.
Wanneer we zijn eerste bundel ‘Au Jardin de l'Infante’ openslaan en we lezen de aanhef:
‘Mon âme est une infante en robe de parade...’
dan genieten we dit gehele gedicht als zacht vloeiende muziek. Niet als opstandige, grote muziek als van een Beethoven, niet als fors klinkende muziek van Wagner, niet als huppelende, uiterlijk blijde maar toch diepzinnige muziek van Mozart, maar als een zachte geslotene schoonheid, als een vloeiende pracht, die naar geen doel of zin omziet, als het ware muziek van Claude de Bussy.
Of we nu weten, dat Samain, die te Lille op 3 April 1858 geboren werd, de zoon was van een kleine koopman in wijnen en likeuren of niet, dit gedicht impressioneert er ons niet meer om. Of we weten, dat hij op 14 1/2 jaar het lyceum moest verlaten, omdat hij als oudste van 4 kinderen bij de dood van zijn vader, zijn moeder moest helpen om voor de familie de kost te verdienen of niet, zijn gedicht: ‘Mon âme est une infante en robe de parade...’ wint hierdoor niets aan esthetische waarde of melodieuze zachte stroming. Het blijft wat het is. Maar we begrijpen het beter; doch begrijpen heeft hier niets met genieten te maken.
Het esthetisch genieten van een literair werk, kan verhoogd of verminderd worden door de omstandigheden, waaronder een schrijver zijn stuk schreef. De gedichten van Samain zijn echter aan geen tijd gebonden en daardoor blijven ze wat ze zijn, of we weten in welke omstandigheden ze geschreven werden of niet. Er zullen ook altijd mensen gevonden worden, die ze zullen genieten en het feit, dat verschillende geïllustreerde luxe-uitgaven van Albert Samain bestaan en er steeds nieuwe verschijnen, bewijst dat er altijd fijnproevers zijn om zijn werken te lezen, te waarderen, te beleven en te genieten.
Over Samain en zijn werk zijn nochtans reeds vele studies verschenen. De ene hemelt hem op; de andere zoekt alle mogelijke invloeden van andere schrijvers in zijn werk te ontdekken. Maar boven dit alles blijft Samain als een figuur op zichzelf.
In de literatuurgeschiedenis wordt Samain meestal bij de symbolisten gerekend, maar men voelt heel goed, dat deze rangschikking meer het gevolg is van de zucht, om elke schrijver toch in een bepaalde groep te klasseren, dan wel omdat Samain als een werkelijk typische symbolist dient beschouwd te worden. Neen, men zou het liefst Samain als een figuur op zichzelf en buiten elke groepering willen behandelen, maar dan zou men, tegenin de gewoonten en gebruiken der literair-historische critiek moeten gaan. De angst om een nieuw onafhankelijk oordeel uit te spreken, dat indruist tegen de algemeen erkende en algemeen gangbare opinies, is van die aard, dat de meeste mensen zich liever voorzichtig bij de algemene opinie neerleggen. Dit is des te meer het geval, wanneer men niets anders in de plaats kan zetten, of de mening die men heeft, niet met onomstootbare feiten kan bewijzen. Inderdaad zijn sommige van zijn gedichten in alle
| |
| |
opzichten met die der parnassiens te vergelijken, een paar zijn realistisch, veel hebben meer van de symbolisten en heel veel zijn zuiver romantisch. Wanneer we de biographiën van Samain lezen, of nagaan hoe en waar men hem plaatst in in de grotere literatuurgeschiedenissen, dan voelt men heel goed, dat verscheidene auteurs hem bij de een of andere groep, meestal de symbolisten, plaatsen omdat het altijd zo gedaan wordt, maar uit niets blijkt, dat dit met overtuiging gebeurt. We zien integendeel sommige schrijvers duidelijk erop wijzen, dat Samain een eigen plaats inneemt, maar steeds doen ze dit, door er op te wijzen, dat Samain eigenlijk noch dit noch dat is, t.t.z. dat de banden die hij met deze of gene richting heeft, niet voldoende zijn, om hem bij een of andere groep te plaatsen.
Zo zegt Gohin F.: ‘Entre les parnassiens et les symbolistes Albert Samain garde son indépendance et son orgininalité’. Wat is nu de ‘indépendance’ en vooral de ‘originalité’ van Samain?
Wanneer wij, in plaats van direct op deze vragen te antwoorden, eerst eens willen nagaan waarom Samain trots alles steeds bewonderaars zal vinden, dan zal hieruit vanzelf af te leiden zijn, wat met Gohin in zekeren zin zijn ‘indépendance’ en zijn ‘originalité’ kan genoemd worden.
Om op de laatste vraag, nl. waarom Samain steeds bewonderaars zal hebben, te antwoorden, moeten we veel verder grijpen, dan in een gewone overzichtelijke studie het geval is.
Inderdaad we roeren hier aan het algemeen esthetische probleem: Wat is de kunstenaar voor de massa? Alleen een psychologisch onderzoek van den maatschappelijken mens en de rol van den kunstenaar, kunnen ons hier op de weg helpen.
De gewone mens is zelden tevreden met zijn lot, hij is het zelden volkomen eens met zijn omgeving, zoals zij zich in de dagelijkse omgang voordoet. Wanneer de tegenstelling niet te groot is en hij geen opstandige wordt, dan verhelpt hij aan zijn toestand, door naast zijn gewone bestaan een droomleven te beleven. Van de meest prozaïsche tot de hoogst verheven dromen worden er door de mensen gedroomd en deze dromen maken voor ons allen het leven dragelijk. De jonge stumperige man voelt zich een aanzienlijk personnage; hij spreekt in zijn verbeelding klinkende redevoeringen uit voor een groot enthousiast publiek. De kleine huisvrouw houdt grote recepties, met zeer belangrijke gasten aan tafel, die allen uitbundig haar huishoudelijke talenten roemen. Alleen haar man begrijpt haar niet! Minder alledaags aangelegde personen dromen overdag van grotere, belangrijkere dingen en deze dromen worden soms in literair of artistiek werk omgezet, waarvan de waarde zeer verschillend is.
Deze dagdromen zijn het cement van ons leven, ze geven ons moed, ze inspireren de dichters, neen ze zijn soms de inspiratie zelf.
Nu vindt elk mens zich min of meer terug in de dagdromen van anderen en dus in het literair werk, dat onder de impuls van dergelijke dagdromen is ontstaan. Al naar gelang hun eigen zieleleven, zullen de mensen aan een of ander literair genre de voorkeur geven. Vandaar, dat de ene ridderverhalen, de andere avonturen
| |
| |
en nog een andere nuchtere beschouwingen over het leven ol diep philosophische bespiegelingen over ons bestaan zal lezen of bestuderen. Men zoekt zichzelf, of iets van zichzelf in de werken van anderen.
De klassieken blijven steeds groot, omdat ze de diepst menselijke roerselen met kracht schudden en dit, zonder dat hun werk aan een bepaalde tijd of aan bepaalde levensopvatting is verbonden. Is dit wel het geval, dan kan de bijval ook enorm zijn, maar tijdelijk of regionaal, ofwel moeten we door studie ons in de tijd of de levensopvatting verplaatsen. Dit laatste is echter slechts aan de meer ontwikkelden gegeven.
Wanneer we nu met dit voor ogen tot Albert Samain terugkeren, dan voelen we reeds dadelijk, dat we hier niet met een groot klassicus te maken hebben, evenmin met een groot romanticus als met een werkelijk groot symbolist, al worden we tevens gewaar, dat we hier niet zo vlug kunnen verder gaan, als in andere gevallen.
We moeten een tijdje rusten, want de vraag rijst vanzelf, heeft hij dan niets van een symbolist? Juist wel, maar slechts weinig van het symbolisme, zoals dit door de typische vertegenwoordigers wordt begrepen. We moeten eerst Samain in zijn werk leren kennen en moeten hem als schrijver op zichzelf onderzoeken; we moeten dus, om Samain zijn plaats aan te wijzen in de literatuurgeschiedenis, op een heel andere wijze te werk gaan, als tot nu toe gebeurd is. We moeten Samain ontleden in het licht van de laatste gegevens der literair-analytische wetenschap, d.w.z. deze, die ons de laatste gegevens der psychologie, psychiatrie, psychoanalyse en biologie ter hand stellen. Eens de schrijver Samain als mens met banden aan het verleden en evoluerend in een bepaalde omgeving ontleed in verband met zijn geschriften, dan pas kunnen we overgaan tot een vergelijking dier geschriften met die van andere schrijvers. Deze zowel van zijn tijd, als anderen. Deze twee categoriën van gegevens zullen een juist beeld doen ontstaan van deze schrijver en zijn plaats in de Franse literatuur.
Ik wil me hier bij de eerste richting van ontledingen beperken, omdat de tweede, nl. de verhouding van Samain tot de andere schrijvers, reeds door verschillende literair-critici werd onderzocht en in alle details nagegaan.
Wanneer het eerste onderzoek ons omtrent de mens en het ontstaan van zijn gedichten zal ingelicht hebben, zal het volstaan de gegevens na te gaan van de verschillende critici, die over Samain als parnassien, Samain als symbolist, Samain als klassicus, Samain als romanticus, enz., enz. hebben geschreven en de uitkomsten van de twee richtingen te vergelijken, om de volledige Samain in zijn juiste gedaante voor ons te zien.
We moeten er eerst op wijzen, dat veel dichters, zoals door de psycho-analyse wordt bewezen, vertolkers zijn, van wat we dagdromen noemden. Dat de dichters en kunstenaars in het algemeen hun dagdromen in een mooi esthetisch kleed steken, t.t.z. er een kunstwerk van maken, is te danken aan het feit, dat ze begaafd zijn met, wat we noemen, talent, t.t.z. ze kunnen dagdromen die alle mensen hebben, in een mooie vorm weergeven en door de vorm, het rhythme en
| |
| |
de zangerigheid, treffen die dromen ons dieper, dan dezelfde gedachten in een dagelijkse omgangstaal weergegeven, het zonden doen.
Om te begrijpen, welke rol het onderbewustzijn bij Samain heeft gespeeld, moeten we ons eerst de nuchtere feiten positief kunnen voorstellen.
Albert Samain was de oudste zoon van een burgerlijk kleinhandelaarsgezin, zonder grote literaire noch bijzonder artistieke, erfelijk meegebrachte aanleg. In essentie een kleine burgerjongen, met enig talent. Wellicht had hij iets van het oude Vlaamse kunstenaarswezen in zich en noemt daarom de Franse critiek hem steeds ‘le poète flamand’. Elke Vlaming toch is enigszins een kunstenaar, vooral een plastisch kunstenaar.
Dat Samain in de Franse literatuur heel vaak ‘le poète flamand’ wordt genoemd en dat Bonneau hem steeds zo betitelt, wil me voorkomen als een benaming, die enkel en uitsluitend slaat op de locale herkomst van Samain, die te Lille, in Frans-Vlaanderen, werd geboren. Maar buiten dit, heeft Samain toch iets Vlaams; zijn voorstellingen zijn aan plastische beelden gebonden. Vandaar ook, dat zijn symbolisme een persoonlijk karakter draagt.
De jonge man, enigszins begaafd en levend in de hoop, later te studeren, wordt plots door het noodlot gedwongen een doodgewoon bestaan, met alledaags werk, te aanvaarden. Hij wordt geen opstandige, zijn karakter is daarvoor niet sterk genoeg, gelaten, berustend, neemt hij zijn lot aan, maar... zijn dromen, zijn dagdromen, worden in een andere wereld verplaatst, in een wereld van sprookjes, een wereld van innerlijk denken en leven, een wereld van hoge personages, een wereld waarin hijzelf nooit zal komen. Hij is in zijn opvatting een ‘infante’ in de kunstwereld. ‘Mon âme est une infante en robe de parade...’! Een infante, t.t.z. een koningskind, dat geen eerstgeboorterechten heeft en dus nooit op de troon zal komen. Hij zegt niet: ‘est comme une infante’, neen hij zegt positief ‘est une infante’ en verder ‘en robe de parade’ t.t.z. in een kleed, dat nooit in werkelijkheid in 't openbaar zal kunnen of mogen gedragen worden, want dit kind heeft geen der rechten van de eerstgeborene. Het is maar voor zichzelf, voor zijn wereld, zijn droomwereld, waarin zijn beter ik zich teruggetrokken heeft, dat dit kleed mag aangetrokken worden. Nu is die wereld een sprookjeswereld, zoals we die terugvinden in zijn ‘Contes’. Het gehele gedicht is verder zijn eigen bestaan symbolisch weergegeven.
Er zijn twee Samains:
De dagdromer, die ons zeer sympathiek is en droomt in de Jardin du Luxembourg, waar hij in zijn vrije uren gaat zitten;
De gewone Samain, welke niet alleen een eenvoudig klerk op een bureau, dicht bij de Jardin du Luxembourg is, maar een klein bourgeois, die door levensomstandigheden niet kon studeren en ontevreden is over zijn lot, doch niet de wilskracht heeft er zich boven te verheffen. Het is dan ook het toeval, dat aanleiding is tot zijn vertrek naar Parijs (tengevolge der uitbreiding der handelsrelaties, wordt hij door de Firma waar hij werkzaam is, overgeplaatst). Parijs,
| |
| |
de magische stad van zijn droomwereld, waar poëzie en alles wat er mee samenhangt tot volle ontwikkeling komt, zou hem opnemen.
Slechts eens geeft hij blijk van een zekere activiteit en neemt zelf zijn lot in handen, wanneer hij zijn werkkring verlaat om, ondanks dat dit hem financieel achteruitzet, ambtenaar te worden bij de prefectuur te Parijs. Het doel dat hij hierbij voor ogen had, was meer tijd te hebben, zich meer aan de literatuur te kunnen wijden.
Hij vecht niet voor zijn brood; hij werkt, hij slaaft en voor alles berust hij in zijn lot. Hij onderhoudt zijn moeder. Hij doet zijn bureelwerk met grote tegenzin, om in haar en in zijn eigen onderhoud te voorzien, maar als hij te vroeg is of 's middags een paar vrije uren heeft, droomt hij in de Jardin du Luxembourg. Dit prachtige luxueuze park van Parijs, met zijn waterval, zijn standbeelden, zijn mooie grasbanden, zijn gekunstelde boomlanen, zijn goed onderhouden paden, zijn feeëriek paradijsachtig uitzicht. In zijn onderbewustzijn leeft hij feitelijk slechts in deze wereld. Hier voelt hij zich thuis. Zijn dromen zijn aan die wereld gebonden en onbewust heeft ze invloed op hem. Hij is betrekkelijk arm, men mag gerust zeggen: arm, en de wereld waarin de dichter leeft, is rijk. Waar het kan, blinkt er goud in de parken van Parijs en dit goud werkt op het onderbewustzijn van onze dichter. In zijn eerste bundel ‘Au Jardin de l'Infante’ komt elk ogenblik het woord ‘or’ voor; later minder, maar we kunnen ons hier niet op de cijfers beroepen, omdat de overgrote meerderheid der gedichten geen datum draagt en sommige, die bij het verschijnen van zijn eerste bundel reeds geschreven waren, maar pas in de tweede of zelfs in de derde gepubliceerd werden. In elk geval zien we, dat in zijn eerste bundel ‘Au Jardin de l'Infante’ 52 maal het woord ‘or’ voorkomt. In ziin tweede ‘Aux Flancs du Vase’ 22 maal, en in zijn derde ‘Le Chariot d'Or’ 47 maal. Nu is het geweten dat in de derde bundel, welke na zijn dood verscheen, verschillende gedichten werden opgenomen, dagtekenend uit de periode, toen zijn eerste bundel nog niet verschenen was. Deze cijfers zijn dan ook opvallend: 52, 22, 47.
Inderdaad Samain ondergaat een evolutie. Zijn dagdromen verminderen. Albert Samain heeft als dichter succes, hij komt nolens volens meer in aanraking met andere schrijvers, en de nieuwe wereld, voor hem nieuw tenminste, t.t.z. de gewone wereld, toont hem maar weinig, dat hem als dichter zal inspireren. Het dichterlijke van alledaagse taferelen treft hem maar weinig. De overgang van de droomwereld naar de werkelijkheid gaat niet ineens. Nochtans zijn er hier en daar diep gevoelde huiselijke tafereeltjes.
Maar Samain is geen grote, krachtige hartstochtelijke natuur. Liefde, echte grote liefde voor de vrouw, intense passievolle liefde, schijnt hem vreemd te zijn. Uit enkele zijner gedichten zou men kunnen opmaken, dat hij een grote desillusie heeft gehad, doch wanneer hij spreekt van liefde, is het nooit iets, dat lijkt op mannelijk sterke passie, maar een teer zacht gevoel, dat met grote menselijke hartstocht niets te maken heeft. Zachte haren, zachte armen, dromerige misterievolle ogen...! Ook hier kunnen we ons Samain voorstellen als een gelaten berus- | |
| |
tende natuur, die niet verder tracht te grijpen, dan naar datgene, dat werkelijk in zijn onmiddellijk bereik ligt.
Typerend is toch voor hem zijn eigen vers:
‘L'amour vibrait en moi comme un clavier qu'on frôle’.
(Le Chariot d'Or, p. 108).
In ‘Le Chariot d'Or’, zijn laatste en pas na zijn dood verschenen werk, zoekt Samain meer de inspiratie in het gewone leven. De droomwereld is nog niet volledig verlaten, de werkelijke wereld is voor hem nog niet zo reëel, zo concreet, zo echt positief als voor de realist, maar ze bestaat reeds. Of Samain door de nieuwe bron van inspiratie ooit tot werkelijke hogere sferen zou worden gevoerd, kan niemand zeggen, maar zeker is het, dat hij nergens een meeslepende hoogte bereikt, al zijn deze gedichten, al evenmin als zijn vorige, banaal of zelfs maar middelmatig. Neen, Samain blijft altijd boven het gewone, al bereikt hij zelden hogere sieren.
Zijn ziekte, nl. longtering, sleept hem langzaam naar het graf. Hij stierf op 18 Augustus 1900 te Magny-les-Hameaux op 42-jarige leeftijd.
De vraag echter, hoe Samain moet worden opgevat, is na een ontleding van zijn werk, op grond van moderne psychoanalytische gegevens nu zeer eenvoudig geworden. Hij was een begaafde jongen, waarvan de normale levensloop gebroken werd, toen hij 14 1/2 jaar oud was. Hij aanvaardt gelaten en berustend het lot, maar trekt zich in een gedachtenwereld terug, waarin hij zijn schoonste dromen droomt. Langzaam begint die bron van inspiratie te verminderen. Zijn te berustende en weinig gepassionneerde natuur verheft het hem omringende alledaagse niet tot iets machtigs; hij zweeft een tijdlang tussen de droomwereld en de werkelijkheid, maar een krachtig dynamisch kunstenaar wordt hij niet.
De dood komt in deze phase van zijn dichterlijke evolutie, zodat we nooit zullen weten, of hij ooit tot een meer realistisch dichter zou zijn uitgegroeid. Doch we bezitten het mooiste van Samain, zijn dagdromen, zijn dromen in de Jardin du Luxembourg, zijn dromen in het feëerieke oude Parijs van de grote Lodewijks, de grote koningen, zijn dromen in het overweldigend Versailles. Deze dromen zijn zo los van de gewone wereld, ze zijn zo van alle werkelijkheid geabstraheerd, dat ze feitelijk ons aller dromen zijn. Ze zijn geïdealiseerde, gewoon menselijke dromen zoals ieder mens er dagelijks heeft, maar in een mooie vorm, in een mooie taal, in een mooi rhythme weergegeven. Ze zullen dan ook steeds lezers vinden; vooral steeds lezers, liefhebbers van zachte muziek: ‘...vibrant comme un clavier qu'on frôle’.
Laat de literatuurhistorici zich het hoofd breken om te weten waar, onder welke rubriek ze Samain moeten plaatsen, de lezer die alleen naar schoonheid vraagt en onbewust zijn eigen dromen in een mooie vorm verlangt, zal steeds naar Samain grijpen. Een dynamisch, meeslepend dichter is hij niet. Enkele regels slechts wijdt men aan hem in de boeken over literatuurgeschiedenis, nochtans zal hij steeds lezers vinden die, zonder zich aan de officiële literatuurhistorici
| |
| |
te storen, alleen schoonheid zoeken. Liefhebbers van zachtvloeiende verzen, mooie woorden, die vaak meer bekoren door hun rhythme dan door hun inhoud. Die liefhebbers, die genieters, zullen steeds naar Samain's bundel ‘Au Jardin de l'Infante’ grijpen en dit vooral in luxe-uitgaven, waarbij de illustraties, het papier, de stijlvolle druk, de esthetische waarde ervan nog vergroten.
Zelfs de gewone uitgave in de ‘Mercure de France’, beleefde reeds 172 drukken tot in 1944 en wordt nog steeds opnieuw uitgegeven. ‘Aux Flancs du Vase’ beleefde tot 1944 reeds 120 drukken en het gaat maar verder. Dit zijn getallen die spreken.
Paul VAN OYE
|
|