De Vlaamse Gids. Jaargang 32
(1948)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 691]
| |
‘Where is Belgium?’
| |
[pagina 692]
| |
In Brussels cathedral heard the most majestic organ music and men's voices even listened to. Never heard anything that rose to the sublimity of these sounds. The jingling of a little bell occasionnaly, the distant booming of the great bells in the steeple, the remote bowing and mumming, the faint clouds and puffs of incense rising from swinging dencers, the dim distances, the picture windows, the going and coming kneelers, the high miracoulusly made and miracle working Virgin, the old woman selling candles, were all highly impressive.Ga naar eind1. Toen Mark Twain dit schreef had hij reeds een goed deel van Europa bereisd, onder meer Italië en Frankrijk, zoodat zijn lof over de muziek van St. Goedele niet te wijten is aan de verrassing van een eerste kennismaking met liturgische muziek. Daarbij moet echter gevoegd dat hij over het algemeen, voor muziek zoowel als voor alle andere kunstuitingen, echte Babbitt-reflexen aan den dag legde. Zijn burleske opmerkingen over de muziek van Wagner worden in hun onrechtvaardigheid en potsierlijkheid alleen geëvenaard door de dwaze en onverantwoordelijke opinies die Georges Duhamel in Scènes de la Vie Future over Amerika ten beste gaf. Over Oostende spreekt Twain uitvoerig in een lange en geestige reportage over het bezoek van den Shah van Perzië aan Engeland in 1873. Twain was toen occasioneel correspondent van de New York Herald en werd door den directeur van het Londensche agentschap van dat blad uitgenoodigd den Shah te gaan afhalen te Oostende. Een schip der Engelsche vloot was ter beschikking der correspondenten gesteld. Mark Twain aanvaardt de opdracht maar beschrijft hoe hoe hij dadelijk onrustig werd bij zijn thuiskomst en rond elf uur 's avonds een cab nam en den vertegenwoordiger van den Herald uit zijn bed zette met de vraag: ‘Where is Belgium?’ - De man antwoordt: ‘Where is Belgium? I never heard such a question’. - That doesn't make any difference to me. Where is Belgium? Is it a shilling fare in a cab?’ De man verklaart hem dat België een vreemd land is, waarop Twain een assistent eischt om zijn taak te volbrengen, want hij voelt zich onzeker in het Fransch en in het Vlaamsch. Hij begeeft zich naar Oostende via de Dover-Oostende lijn en ontdekt op de boot een affiche die hem met diepe verbazing vervult. Zij was gedrukt in groen, blauw, rood, zwart en geel. Zelfs voor elke letter had de drukker een aparte kleur gebruikt. ‘De affiche zag er uit alsof ze de mazelen had’, concludeert hij. Hij vraagt wie de drukker is en waar hij woont ‘intending to hunt him up and kill him when I had time: but no one could tell me’. De affiche vermeldt de prijzen voor het transport van passagiers, levende en dooden. Eerste klas passagiers betalen 15 sh. 4 d., terwijl men voor het vervoer van een lijk het dubbel vraagt: een pond en acht d. Dat verwekt in Twain een comische verontwaardiging: ...juist double price! That is Belgian morals, I suppose. I never say a harsh thing unless I am greatly stirred: but in my opinion the | |
[pagina 693]
| |
man who would take advantage of a dead person would do almost any odious thing. I publisih this scandialous discriminabion against the most helpless class among us in order that people intending to die abroad may come back by some other line.Ga naar eind2.. Weken voordat de Shah in Engeland zou toekomen had de pers zich afgevraagd hoe men hem best zou kunnen impressionneeren. Hij was reeds aan het Russische hof geweest waar de weelde hem had verbaasd, de Duitschers hadden hem verbluft door hun militair vertoon en Parijs had alles wat een Oostersch potentaat kon verbazen. Op dit lange debat in de Engelsche pers zinspeelt de volgende passus van Twain over zijn bevindingen te Oostende: Oostend is a curious, comfortable-looking, massively built town, where the people speak both the French and the Flemish with exceeding fluency, and yet I could not understand them in either tongue. De Engelschen hadden gehoopt den Shah te impressioneeren met hun vloot maar die scheen op den potentaat niet te veel indruk te maken. Toen de Prins van Wales den Shah aan het station te Londen kwam afhalen en zij samen in een open landau klaar zaten voor den triomfantelijken rit naar Buckingham Palace, begon het echter plots te stortregenen en dat was het eerste wat de Shah in Engeland werkelijk deed opkijken.Ga naar eind4.
Over de Vlamingen heeft Twain een goedkoop grapje ten beste; hij noemt ze Flounders, een naam dien hij afleidt van Flanders. Het is een staaltje van zijn soms al te gemakkelijke en mechanische humor, maar zijn beschrijving van hun karakteristieken en hun bezigheden is wel de moeite waard en ten slotte sympathiek. These citizens of Flanders - Flounders, I think they call them, though I feel sure I have eaten a creature of that name or seen it in a aquarium or a menagerie or in a picture or somewhere - are a thrifty, industrious race, and are as commercially wise and far-sighted as they were in Edward the Third's time, and as enduring and patient under adversity as the were in Charles the Bold's. They are prolific in the matter of children: in some of the narrow streets every house seemed to have had a freshet of children, which had burst and overflowed into the roadway. One could hardly get along for the pack of juveniles, and they were all soiled and all healthy. | |
[pagina 694]
| |
They all wore wooden shoes, which clattered noisily on the stone pavementis. All the women were hard at work: there were no idlers about the houses. The men were away at labor, no doubt. In nearly every door women sat at needlework of something of that marketable nature - they were knitting principally. Many groups of women sat in the street, in the shade of walls, making point lace. Hij beschrijft daarna in detail hoe de kant wordt gemaakt en staat in extase voor de ‘vingervaste’ Vlaamse deernen. Niettegenstaande zijn bereisdheid en zijn groots ervaring, was hij in het hart een puritein gebleven want de onnoozele, obscene en scatalogische beeldjes in sommige winkelramen in Oostende geven het hem op de zenuwen: Most of the shops in Ostend seemed devoted to the sale of sea shells. All sorts of figures of men and women were made of shells: one sort was composed of grotesque and ingenious combinations of lobster claws in the human form. And they had other rigures made of stuffed frogs - some fencing, some barbering each other, and some were not to be described at all without indecent language. It must require a barbarian nature to be able to find humor in such nauseating horress as these last. These things were exposed in the public windows where young girls and little children could see them and in the shops the usual hairy-lipped young women waiting to sell them. Het ligt niet in mijn bedoeling de vreemdsoortige producten van den Oostendsen humor der jaren '70 te verdedigen, maar de on-humoristische commentaren van Mark Twain worden wellicht begrijpelijk wanneer men weet dat hij in zijn dagboek aanmerkte: ‘Ik ben geen humorist. Om dit te bewijzen, wil ik aanteekenen - bij wijze van biecht - dat indien er één humoristische bladzijde is in de Pickwick Papers, ik nooit in staat ben geweest ze te vinden’.Ga naar eind5. Over Belgische aangelegenheden in het algemeen was hij slechts vagelijk ingelicht want waar hij in Following the Equator spreekt over Pater Damiaan (met veel lof) vermeldt hij hem als ‘a French priest’.Ga naar eind6. Alhoewel hij herhaaldelijk zich verdiepte in de geschiedenis en met veel zorg en moeite een leven van Jeanne d'Arc schreef, ging zijn aandacht allereerst naar de dingen van den dag. In dit verband heeft hij zich ook geworpen in de internationale polemiek die ontstond rond de behandeling der Congo Negers onder het regiem van Leopold II. In een haast onvindbare brochure: King Leopold's SoliloquyGa naar eind7. gaf hij uiting aan het algemeen gevoel in Amerika dat kan samengevat worden in twee woorden: walg en verontwaardiging. Het is hier niet de plaats deze verwarde geschiedenis terug op te nemen. Het feit dat een man als Mark Twain, de beroemdste schrijver van den dag, wiens woord een enormen indruk moest maken bij de Amerikanen en bij het | |
[pagina 695]
| |
Angel-Saksisch lezend publiek over het algemeen, een woeste aanklacht tegen Leopold en zijn bewind liet drukken, zegt genoeg. De brochure verscheen op het einde van 1905, een jaar dat voor Mark Twain een werkelijken triomf was geweest. Men had hem ter gelegenheid van zijn zeventigsten verjaardag een banket aangeboden, dat de meest indrukwekkende litteraire-gastronomische gelegenheid van den tijd was geworden. Huldeblijken van allerlei aard waren hem te beurt gevallen. In die atmosfeer moet zijn woeste aanval op het Congo-regiem wel indruk hebben gemaakt. Het boekje was als populaire lectuur bedoeld en kostte slechts 25 cents. Thans brengt het 30 tot 50 dollar op als curiosum. De alleenspraak van Leopold II, was niet de eerste aanval op een monarch die Mark Twain in dien vorm schreef. In Maart van hetzelfde jaar had hij den Tsaar onder handen genomen in ‘The Csars Soliloquy’, geïnspireerd door een bericht in de ‘Times’, waarin te lezen stond dat de Tsaar eiken morgen een uur in zijn bad mediteerde.Ga naar eind8.. Het onderwerp van zijn meditaties was een bericht over mishandelingen van Poolsche vrouwen en een verslag over een militaire revue waar de Russische troepen geknield den zegen van den Tsaar ontvingen. Vergeleken bij wat Mark Twain over Leopold II te zeggen had in September, komt de Tsaar er zonder veel kleerscheuren van af. De illustratie tegenover het titelblad van ‘King Leopold's Soliloquy’ stelt den Koning voor op den top van een pyramide uit schedels gevormd, terwijl de vlakte rond de pyramide gevuld is met onthoofde geraamten die mekaar bij de hand houden. De andere illustraties zijn van denzelfden aard. Koning Leopold houdt een alleenspraak die in feite een aanklacht is tegen hem zelf. Hij leest allerlei excerpten uit de anti-leopoldistische pers van den tijd (Morel, Casement, enz.), en onderbreekt zijn monoloog alleen om een kruis te zoenen dat hij om den hals heeft hangen. Over de praatjes betreffende zijn privaat leven spreekt hij uitvoerig: ‘my house has been chapel and brothel combined’. Links en rechts geeft Twain citaten uit de debatten over Congo in de Belgische Kamer gehouden. De brochure bevat ook een herdruk van een artikel van W.T. Stead, een interview met de Rev. John. H. Harris, verschenen in ‘The English Review of Reviews’, September 1905 en getiteld: ‘Ought King Leopold to be hanged’. Litteraire verdiensten heeft het document niet. Het is geschreven in een vlotten, journalistieken stijl en bestemd om de verontwaardiging van den lezer op te wekken. Geen enkele poging werd gedaan om de positie van den Koning te begrijpen. Hij is eenvoudig een monster, een hypocriet en een massa-moordenaar. Over Congo zelf weet Twain niets, al had hij op een wereldreis Afrika bezocht. Over de onderzoekscommissie die door Leopold II naar Congo werd gezonden in 1905, spreekt Twain al spottend in een voetnota en wijst er op dat zes maand na haar terugkeer, haar rapport nog steeds niet was openbaar gemaakt. | |
[pagina 696]
| |
In de volledige werken van Twain werd dit pamphlet niet opgenomen. Of Twain een bijzondere reden had om de ‘Soliloquy’ te schrijven, kan niet nagegaan worden. Hij was een geboren ‘crusader’ en het volstond dat een onbekend correspondent hem vroeg een brochure te schrijven over een of anderen mistoestand, om hem naar de pen te doen grijpen.
Marnix GIJSEN |
|