| |
| |
| |
Overzicht van de Mexicaanse letterkunde
NIET meer dan een kort overzicht van de Mexicaanse literatuur, van haar oorsprong af tot op heden, beogen deze bladzijden te zijn. Het onderwerp is uitgebreid en kan niet in een enkele bijdrage worden ontwikkeld. Bij voorbaat deel ik U mede, dat gij geen lijst van namen zult te lezen krijgen, noch al te veel uittreksels. Wellicht haal ik er u toch enkele aan, onontbeerlijk als illustratie bij dergelijke overzichten; maar ik zal zo weinig mogelijk beoordelen om niet topzwaar te maken wat licht moet zijn en zonder geleerde ballast. Moge mijn geluksster me bij deze gelegenheid helpen om u, zoniet helemaal te bevredigen, dan toch ten minste een aangename indruk te bezorgen van de thans in vogelvlucht bekeken Mexicaanse literatuur.
***
De bekende schrijver Max Daireaux, de enige die in het Frans een geschiedenis van de letterkunde van Latijns-Amerika uitgaf, verklaart dat deze literatuur ‘spontaan, trillend en onverwacht zoals de ogenblikkelijkheid van de storm’ ontstond en dat zulks geschiedde tijdens de politieke vrijmaking van hogergenoemd werelddeel. Hij voegt er aan toe, dat zulks de wijze was waarop Latijns-Amerika zich van het Spaanse juk bevrijdde, in de geesten en in de territoriale administratieve machine, en dat het geestelijke vaderschap, in de culturele bewustwording van Amerika ten onrechte door Spanje opgeëist, vergeten werd met een nog nooit geziene snelheid, zó sterk dat men sindsdien geen sporen van het verleden terugvond.
Deze bewering is van elke grond ontbloot wat Amerika in het algemeen betreft. De Spaans-Amerikanen denken op verschillende wijze, - dit dient gezegd ondanks al de aan M. Daireaux verschuldigde eerbied - en dit geldt alleszins voor de Spaans-Amerikanen met sterk nationaal bewustzijn zoals de bewoners van Mexico, Peru, Venezuela en Columbia. In dit geval bevestigen wij dat de Spaans-Amerikaanse literatuur gedurende eeuwen een vertakking uitmaakte van de Spaanse letterkunde en dat haar evolutie deze van het Europese Schiereiland volgde, met inachtneming van de door tijd en ruimte bepaalde modaliteiten. Het tegenovergestelde beweren ware het verloochenen van een geschiedkundig feit, waarvan de aanwezigheid in het leven van de Spaans-Amerikaanse volkeren ons niet onteert. Het is een vanzelfsprekend verschijnsel, even natuurlijk als in de plantkunde de overplanting van sinaasappelen en perziken, die eertijds op ons werelddeel onbekend waren en die thans een genot betekenen voor de bewoners van onze streken. Zou men daarom kunnen afstrijden, dat Spanje ze eens invoerde, omdat onze velden er nu even sappige voortbrengen als de Spaanse tuinen?
Onlangs nog liet zich te onzent een streven naar denaturalisatie gelden, met zoveel ijver doorgevoerd dat de leiders van deze beweging zelfs durfden beweren, àl datgene uit te vegen wat in onuitwisbare tekens sinds eeuwen diep
| |
| |
stond ingeprent door, ik herhaal het, de elementaire logica van de feiten. Het tegenovergestelde staande houden is niet wat men zou kunnen noemen nieuwigheidshaat, noch een overblijfsel van geestelijke verknechting: het geldt hier eenvoudig het uitspreken van de waarheid.
***
Zoals de letterkunde van de andere volkeren van Spaans-Amerika heeft ook de Mexicaanse - ik dring er op aan - al de invloeden ondergaan waaraan de Spaanse onderhevig was, aldus de verschillende uitzichten weerspiegelend die de letteren van het Schiereiland verkregen onder het overwicht van deze of gene literaire school. De voortreffelijke en op dit gebied zeer bevoegde Mexicaanse auteur Luis G. Urbina, een van de merkwaardigste vertegenwoordigers van het modernisme in mijn land en wiens meningen daarom niet kunnen betwijfeld worden, zegde: ‘de literaturen van de Nieuwe Wereld volgen de stromingen van de evolutie in de Spaanse letterkunde en ze kunnen daarom vergeleken worden bij de schaduw door een lichaam afgeworpen, bij de echo door een stem teweeggebracht’. Tot voorbij de eerste helft van de 19e eeuw geldt deze waarheid als onomstootbaar. De Mexicaanse literatuur was in al haar biologische verschijnselen aan de Castillaanse ondergeschikt. Zij vormde er een vertakking van; want, zeggen de specialisten, beide bedienen zich van één zelfde werktuig: de gemeenschappelijke Spaanse taal, enkele verschillen niet te na gesproken, zoals bijv. de inheemse woordenschat.
Men zou hetzelfde mogen zeggen van gans Latijns-Amerika, dat zoals ge weet, van Mexico tot Argentinië, honderd millioen Spaans sprekenden telt.
Hoewel reeds vóór de verovering van Amerika door de Spanjaarden zekere autochthone volkeren een gevorderde beschaving kenden - zoals zij die de grondgebieden van Mexico en Peru bewoonden (Azteken, Maja's, Inca's, om slechts een paar overbekende namen te vermelden), toch mogen hun letterkundige uitingen op generlei wijze beschouwd worden als voorlopers van de Spaans-Amerikaanse letteren. De cultuur van deze inheemse naties werd met één slag door de Spaanse verovering afgesneden en er bleef niets van over dan enkele taalkundige resten in de volksmond. De overige modaliteiten behoren tot de ethnografie en hebben niets met literatuur te maken.
Mexico werd in het begin van de tweede helft der 16e eeuw bij de Europese beschaving ingelijfd. Vanzelfsprekend was de cultuur het uitsluitende erfdeel van de Spaanse heren. Geestelijkheid en magistratuur vertegenwoordigden de intellectuele stand in de nieuw veroverde gebieden. Colleges werden gesticht en groeiden uit tot beschavingscentra. Aan Fray Pedro de Gante, een te Aaigem-bij-Gent geboren Vlaming en nauw verwant met Keizer Karel, komt de grote eer toe op het Amerikaanse Vasteland het eerste onderwijsgesticht in het leven te hebben geroepen. In 1553 opende de Universiteit haar deuren, terwijl enkele jaren tevoren een drukkerij, de eerste in gans Amerika, te Mexico was opgericht geworden. Hoewel de vereniging van Spaans met inlands mensenras reeds had
| |
| |
plaats gehad, namen de mestiezen - resultaat van deze kruising - geen deel aan het letterkundige leven, tenzij enkele afstammelingen van koningen en inheemse edelen, welke hun opvoeding hadden gekregen in Spaanse colleges en andere aan Indiaanse edellieden voorbehouden gestichten. Enkelen onder hen schreven waardevolle geschiedkundige kronieken, zoals de ‘Mexicaanse Kroniek’ door Hernando de Alvarado Tezozomac en de reisverhalen van D. Fernando de Alva Ixtlilxochitl.
In de Mexicaanse literatuur was de 16e eeuw de tijd van de kroniekschrijvers en historici. Vele monniken, hogeschoolgestudeerden en uitmuntende schrijvers, bepaalden zich niet tot hun evangelisatiewerk, tot de geloofsverspreiding en tot de bekering van de Indianen, zij stelden ook de geschiedenis van de veroverde volkeren op. Krijgslieden bleven daar niet bij ten achter, zoals bijv. de beroemde Bernal Diaz del Castillo, schrijver van de befaamde ‘Ware Geschiedenis van de Verovering van het Nieuwe Spanje’. Van dit werk bestaan twee prachtige Franse vertalingen, de ene van Jourdanet en de andere van de grote Cubaanse dichter Jose Maria de Heredia, de auteur van ‘Les Trophées’.
Terzelfder tijd wordt de philologie met woordenboeken verrijkt en met vertalingen van inheemse dialecten: voor de godsdienstige propaganda onmisbaar geworden. Twee in Mexico geboren schrijvers, Francisco de Terrazas en Antonio de Saavedra Guzmàn, zijn de meest opmerkelijke gestalten uit de zogenaamde Mexicaanse poëzie (wegens de afkomst van hun auteurs) uit de 16e eeuw. Terrazas, in Spanje bekend en zelfs door een Cervantes in hoogsteigen persoon toegejuicht, was een zeer spirituele dichter, met een lenige Italiaans soepele stijl, vooral in zijn sonnetten. Hij waagde zich ook aan de epische dichtvormen. Saavedra Guzmàn is de dichter van ‘De Indiaanse Pelgrim’, waarin hij de wapenfeiten van Hernan Cortes en diens medestrijders (bij de verovering van Mexico bezong in meer dan twee duizend koninklijke octaven!
De stem van Bernardo de Balbuena, meer Mexicaans hoewel een geboren Spanjaard, maar van zijn prille jeugd af leefde hij in Mexico, bezit een Amerikaanse klank. Hij stelde een lang beschrijvend gedicht samen, ‘De Mexicaanse Grootheid’, waarin hij op nauwlettende wijze de schoonheden detailleert van het land en van de hoofdstad van Mexico. De critici zeggen dat dit gedicht de geboorte aanduidt van de eigenlijke Amerikaanse poëzie.
Het toneel werd door de geestelijkheid als evangelisatiemiddel aangewend. Men richtte vertoningen in met een uitgesproken godsdienstig karakter: Spaanse bijbeldrama's, mysteriespelen die men ook in Europa overal kon zien. In 1574 had de eerste opvoering van dergelijk bijbels drama plaats. De titel van het stuk, geschreven door de Mexicaan Juan Perez Ramirez, luidde; ‘Geestelijke Verloving’.
Alvorens verder te gaan is het goed er op te wijzen dat reeds van in de 16e eeuw er een scheiding ontstaat tussen de Spanjaards (schiereilandbewoners of in Spanje geboren) en de in Mexico geboren en getogen Spaanse afstammelingen, die men de Kreolen noemde. Zij waren volstrekt niet verwant met de
| |
| |
inlandse bevolking, maar ze voelden zich in alles meer Amerikaan dan Spanjaard en meer gehecht aan het land en de mestiezen dan de Spanjaarden van het Schiereiland.
In de 16e eeuw schreef de meest befaamde auteur van godsdienstig toneel, de priester Fernan Gonzalez de Eslava, verschillende ‘geestelijke samenspraken’ van hoge dichterlijke en dramatische waarde, die de vergelijking kunnen doorstaan met de beste geschriften uit Spanje.
Op het einde van de 16e eeuw werd te Mexico, hoofdstad van Mexico, de beroemdste van alle Amerikaanse dramaturgen geboren: don Juan Ruiz de Alarcon y Mendoza, wiens werken in bijna alle talen zijn vertaald. Hier in België heeft onlangs de h. Frenay-Cid ‘Hoe men Vrienden krijgt’ vertaald en in 1937 leverde de h. Etienne Vauthier een Franse prozavertaling van ‘De verdachte Waarheid’, die Corneille onder de titel ‘Le Menteur’ voor de zijne deed doorgaan en die, naar de verklaringen van dezelfde heer Frenay-Cid, ‘de eerste steen voor het karaktertoneel in Frankrijk’ legde.
Ruiz de Alarcon bereikt het toppunt van zijn roem in de 17e eeuw; maar vermits hij in de vorige eeuw werd geboren, dient hij chronologisch geplaatst te worden in de tijd die voor de Mexicaanse literatuur ‘de heldhaftige beginperiode van onze letteren, de overplanting van de Europese cultuur in Mexico’ betekende.
***
Wat de Mexicaanse literatuur betreft, zag de 17e eeuw de apotheose van twee van haar allergrootste dichters: de eerste, reeds genoemd: Ruiz de Alarcon, die zich speciaal aan het toneel wijdde. De tweede was Zuster Juana Ines de la Cruz, van de Orde van de Heilige Hiëronymus. Haar persoonlijkheid is thans nog van zulk een gehalte, dat men er enkel in de Spaanse poëzie het werk van Santa Teresa van Avila kan tegenover stellen.
Nieuw-Spanje (d.w.z. Mexico) weerspiegelde ook in de 17e eeuw het leven van het schiereiland in al zijn vormen. De regering van de kolonie had aan stevigheid gewonnen, het bestaan kende er niet meer de heldhaftige moed uit de Veroveringstijd, noch de hoge geestelijke vlucht waartoe de eerste zendelingen in staat waren. De nieuwe natie werd in een traag ritme van sleur opgebouwd, onder de geduchte plak van de Inquisitie en in een atmosfeer (wat de literatuur betreft) van vooruitschrijdend verval. Na de praal van de Gouden Eeuw vertoonde de literatuur van het Schiereiland tekenen van uitputting. In Mexico beperkte de letterkundige bedrijvigheid zich tot hogeschoolexamens, waar de onmogelijkste vormbuitenissigheden werden vereist en het vernuft en de behendigheid van de dichters op een zware proef werden gesteld.
Het land werd bestuurd door Onderkoningen, die over 't algemeen een streng leven leidden, tot voorbeeld strekkend voor het volk; hun tijd werd voortdurend in beslag genomen door godsdienstige oefeningen en door mystieke plechtigheden. De in de hogere onderwijsinstellingen gegeven opvoeding was schools
| |
| |
en wijsbegeerte, geschiedenis en letterkunde, evenals alle wetenschappen, leefden (zoals de veelschrijver Vigil het uitdrukte) ‘in de schaduw van de godsgeleerdheid’.
Op een aldus verwaarloosd terrein kon het gongorisme gemakkelijk voortwoekeren, evenals het cultisme. De eerste school of letterkundige beweging, gesticht en verspreid door de beroemde dichter don Luis de Gongora - vandaar de naam gongorisme - opende nieuwe wegen voor de poëzie, met aanpassing van het Latijn bij het Castillaans, niet alleen in de woordenschat, doch ook in de spraakkunst, terwijl het gebruik van de beeldspraak grenzen bereikte die tot dan toe voor buitengewoon gewaagd werden gehouden.
Zijnerzijds beweerde het cultisme (zoals zijn naam het aanduidt) dat de poëzie het erfdeel was van de ontwikkelde lieden en aldus bediende het zich van een meer dan eens buitedsporig taaltje, duister en vergezocht. In Frankrijk sprak men van ‘préciosité’. ‘De preciositeit’, zeggen Hougardy en Dumont in hun prachtig ‘Précis de la littérature française’ (onlangs te Brussel verschenen), ‘pronkt graag met haar misprijzen voor het vulgaire in de levensgewoonten, de gevoelens, de gedachten en de gesprekken’.
In Mexico sloeg het gongorisme onmiddellijk en algemeen in. In Amerika, waar alles vlug uit de band springt, maakte deze literaire beweging snel aanhangers, die haar niet alleen volgden, doch haar tevens overdreven en haar langer deden duren dan in Spanje.
Te midden van deze ontwrichting van de ware smaak voor poëzie kende Mexico de gouden glans van de faam van Carlos de Siguenza y Gongora, niet enkel dichter, maar ook geschiedkundige, cosmograaf, wiskundige, philo- en archeoloog: een alwetendheid waardig van deze periode van grote geleerden.
Naast hem straalt Zuster Juana Ines de la Cruz als een ster van allereerste grootte. Zij was een jonge Kreoolse uit de gegoede stand en ze heette Juana Ines de Asbaje. In 1651 aanschouwde ze het levenslicht in de onmiddellijke nabijheid van de stad Mexico, aan de voet van de vulkaan Iztaccihuatl. Als kind begon ze reeds te schrijven en geestelijk vroegtijdig rijp was ze vrij spoedig beslagen in allerlei takken van kunst en wetenschap. Haar buitengewone schoonheid bracht haar naar de hoofdstad als eredame bij de Onderkoningin; maar op het ogenblik dat men er zich het minst aan verwachtte, trad ze in een klooster en werd non. Toen al was zij als dichteres den lande door vermaard en spraken haar landgenoten met fierheid over haar. Hoewel haar letterkundige werken grotendeels werden beïnvloed door het gongorisme, vindt men er zelfs nog op onze dagen zoveel dichterlijke diepte in, dat haar verzen nog niets verloren hebben van hun intrinsieke schoonheid; want zoals alle ware meesterwerken zijn ze onsterfelijk. Ze stierf in 1695 en, naar het oordeel van Menendez Pelayo, de meest beroemde onder de hedendaagse Spaanse litteraire critici, zijn ‘de liefdeverzen van Zuster Juana de meest smeltende, de meest tere die ooit uit de pen van een vrouw zijn gevloeid’.
| |
| |
De 17de-eeuwse Mexicaanse dramaturgen schreven niet veel bizonders. Zoals de Spanjaarden vervaardigden zij bijbeldrama's, preludes, blijspelen; alleen Eusebio Vela mag als een auteur met grote oorspronkelijkheid worden vernoemd. Doch op de allereerste rang dient dan don Juan Ruiz de Alarcon te worden geplaatst. In de eerste dertig jaren van die eeuw schiep hij al zijn toneelwerken. Inderdaad, van 1615 af begon Ruiz de Alarcon zijn heerlijke letterkundige arbeid die hem zoveel bitterheid verschafte; want, tweemaal bultenaar zo voorals achteraan, werd hij fel bespot en vinnig gehekeld door de meest vooraanstaande tijdgenoten van hem: Lope de Vega, Gongora, Quevedo, Tirso de Molina e.a. Desondanks en hoewel hij als Indiaan of Mexicaan vaak een zekere vijandschap ondervond, schiep hij werken die top- en hoogtepunten betekenen niet alleen voor het Spaanse toneel, maar eveneens voor de wereldliteratuur: ‘De verdachte Waarheid’, ‘De Muren luisteren’, ‘Hoe men Vrienden krijgt’, enz... Hij was de schepper van het blijspel met zedelijke strekking en van de zedenschildering op het toneel, en zijn invloed op Molière kan niet ontkend worden. Mexico eist hem terecht als een van haar grote zonen op; want Ruiz de Alarcon werd aldaar geboren en grootgebracht en hij schreef er zijn eerste werken; in vele van zijn stukken herkent men die Mexicaanse eigenheid, waardoor zij verschillen van de Spaanse werken.
De 17e eeuw telt vermaarde geschiedkundigen zoals de reeds genoemde Gongora, Fray Agustin de Betancourt en onder de kroniekschrijvers vele geestelijken zoals Burgos, Basalenque, Tello, Gonzàlez Dàvila, Mota Padilla en andere monniken uit allerlei Orden, wier werken thans nog nuttig kunnen geraadpleegd worden.
Op het einde van de 17e eeuw ontdeden de Mexicaanse letteren zich van de kunstgrepen van het cultisme. De classicistische reactie was in aantocht, hoofdzakelijk opgedrongen door de Jezuïeten die toentertijd de beste onderwijscentra bezaten en er aldus in geklaagd waren een beslissende invloed uit te oefenen op de culturele stromingen in Mexico.
***
Dezelfde Jezuïeten maakten in de 18e eeuw de roem uit van de Mexicaanse letteren. Drie grote humanisten, Diego Jose Aba, Francisco Javier Alegre en Rafael Landivar drukten in Latijnse verzen de kracht uit van hun vervoering; terwijl inzake geschiedenis een andere Jezuïet Francisco Javier Clavijero zijn schitterende ‘Geschiedenis van de Mexicaanse Oudheid’ in het Italiaans liet drukken; dit boek liet aan Europa de waarheid over ons land kennen.
Op historisch en bibliografisch gebied traden eveneens op het voorplan: Fernandez de Echeverria y Veytia, Andres Cavo, Eguiara y Eguren en voornamelijk Jose Maria Beristain y Souza, auteur van een Mexicaanse bibliografie die de vorsers reeds reusachtige diensten bewees. In de 18e eeuw was de dramatische letterkunde van weinig belang; de echte poëzie daarentegen vond in Fray Manuel Navarrete een uitgelezen en zeer karakteristieke figuur
| |
| |
van de op het cultisme volgende neoclassieke beweging; de fijne en gevoelvolle Navarrete wordt met Zuster Juana als de merkwaardigste vertegenwoordiger van het koloniale lyrisme genoemd.
Vóór Navarrete verscheen, was de 18de-eeuwse Mexicaanse poëzie van de gongoristische nevelachtigheden tot het platste prozaïsme gezakt. Na de Spaanse poëten te hebben nagebootst, die op hun beurt de Franse dichters napraatten wier iinvloed was gestegen door de vestiging van de Bourbons in Spanje, konden de Mexicaanse schrijvers zich uit het vulgaire en uit het gekunstelde niet losrukken; en die denkbeeldige wereld van herders en herderinnetjes waarmee men meende de natuurpoëzie uit oude tijden nieuw leven in te blazen, bezorgde de dichterlijke voortbrengst van het Nieuwe Spanje een weeë zoeterigheid.
Tengevolge van de verjaging der Jezuïeten, uitdrijving door Koning Karel III voor het ganse Spaanse grondgebied bevolen, was de Mexicaanse cultuur in het begin van de 19e eeuw op een zeer laag peil gezonken. Maar te midden van die warboel waarin de hogere intellectuele sferen zich bevonden, kiemde een opstandsbeweging van de kolonie tegen de Spaanse kroon; want juist tijdens de regering van Karel III - voorstander van een ‘verlicht despotisme’ - begonnen de volkeren van Amerika zich hun bestemming bewust te worden. De stromingen van de universele gedachte braken ook in de landen door, waar de oude dogma's als ijzeren banden knelden en waar een autoritair regime blind bleef voor elke vrijheid.
In den beginne ontkwamen de dichters niet aan de druk van het neoclassicisme, dat met een Mexicaans Arcadië hoog opliep, een gelijksoortige vereniging zoals te Home waar de leden ‘herders’ werden genoemd; maar kort daarop, nog vóór de gebeurtenissen in Spanje die volgden op de Napoleontische inval, verzaakten de Mexicaanse barden de landelijke schalmei om terstond te grijpen naar de epische lier, zoals de Spaanse dichters zulks eveneens hadden gedaan.
De politieke gebeurtenissen in Europa, van de Franse Revolutie af tot aan de val van Carlos IV in Spanje, hadden in Mexico een diepe indruk veroorzaakt, temeer daar na ongeveer drie eeuwen kolonisatie dit land reeds de individualiteit van een volk, van een natie had verworven, met al de daarbij behorende eigenschappen. Zijn bewoners hadden al geen gemeenschappelijke banden met Spanje meer, behalve wat de taal en zekere gebruiken betreft; maar zelfs deze vertoonden goed merkbare verschillen tengevolge van de plaatselijke omstandigheden en van de rasveranderingen.
Dit uit mestiezen gesproten ras (bekomen door de kruising van Indiaan met Spanjaard) achtte zich al in staat om zelf te regeren; want hoewel de grote fortuinen en de beste administratieve posten in de handen bleven van de Kreolen, waren deze ook geleidelijk met mestiezen verwant geworden, zodat op de duur daardoor een nieuwe nationaliteit ontstond, duidelijk onderscheiden van de Spaanse en de zuiver Kreoolse.
| |
| |
De Onafhankelijkheidsoorlog, die over gans Amerika uitbrak, gaf de literatuur een nationalistisch gevoel. De bevrijdende Revolutie, die de toenmalige samenleving onderste-boven wierp, bezielde de schrijvers, die in de strijdliteratuur blijken gaven van polemische hoedanigheden. In 1732 was het eerste Mexicaanse dagblad opgericht geworden. Andere volgden, die in de kalme vredesdagen de geschriften van de dichters publiceerden. Toen de revolutionaire beweging was ontketend, bekladden deze zelfde dagbladen de voorstanders van de Onafhankelijkheid en aldus waren de poëten verplicht kleine brochures te laten drukken om hun geschriften te kunnen verspreiden. Deze pamfletten kenden een ongewone bijval.
Vele in bezielde ‘zagales’ (jonge herders) verklede dichters, die eerst de lieftallighaden van Phyllis en Clorila hadden bezongen, bootsten nu de Spaanse epische dichters na, zoals Quintan en Gallego die de overwinningen van het volk verheerlijkten of de oorlog voorspelden. Noemen we onder hen, in Mexico: Andres Quintana Roo, Francisco Manuel Sanchez de Tagle en Francisco Ortega. Hun grootsprekerige stijl vond in de ode de meest geschikte uitdrukkingsvorm. Andere dichters zoals Anastasio de Ochoa en Jose Agustin de Castro verkozen de satire en de volkstaal. De welsprekendheid had odk haar vooraanstaande vertegenwoordigers en de journalistiek telde schrijvers, waard om te worden vermeld. In deze strijdperiode slorpten het proza en de politieke literatuur om zo te zeggen al de letterkundige krachten op. Toch is het in die woelige tijd dat een zeer belangrijke literaire gebeurtenis valt aan te stippen: de geboorte van de roman. De in 1776 te Mexico geboren don Jose Joaquin Fernandez de Lizardi, een journalist die onvermoeibaar op de bres stond ten voordele van de edelste zaken, liet in 1816 zijn werk ‘El Periquillo Samiento’ verschijnen, in de stijl van de schelmenromans en in de lijn van gelijkaardige verhalen waarvan de Spaanse Gouden Eeuw krioelt. Toch klinkt in de ‘Periquillo’ het hoofdaccent diep Mexicaans; want de themata, de personages en het beschreven milieu werden ingegeven door de Mexicaanse werkelijkheid. Als schilder van de zeden uit zijn tijd kent hij in de Mexicaanse letterkunde zijn weerga niet. Fernandez de Lizardi, feitelijk een groot moralist, was geen mooischrijver met bloemrijke stijl; daar hij verlangde door de massa begrepen te worden, nam hij integendeel zijn toevlucht tot een zeer eenvoudig proza en tot de gewone omgangstaal, doch helemaal doortrokken van de Mexicaanse geest. Hij gat nog andere verhalen uit, getiteld ‘La Quijotita y su prima’, ‘Don Catrin de la
Fachenda’ en ‘Noches tritstes y dia alegre’; deze werken bereiken niet het peil van zijn eerste productie, maar ze zijn ook doordrenkt met de nationalistische geest en de schrijver hekelt er de ondeugden en de slechte gewoonten van zijn volk. Fernandez de Lizardi beoefende alle letterkundige genres - poëzie, roman, joumalisme, toneel - en zijn ongelijk, doch overvloedig werk blijft een onuitputtelijke bron voor de folkloristen en de geschiedvorsers.
***
| |
| |
Toen Mexico zich tenslotte van de Spaanse overheersing bevrijdde en een oppermachtige en onafhankelijke natie werd, onderging zijn letterkunde geen grondige wijzigingen, noch in haar traditioneel ritme, noch in haar modaliteiten. Zoals sinds de 16e eeuw bleef zij een vertakking van de Spaanse literatuur, met Madrid als literaire middaglijn. In die periode van ontketende politieke hartstochten en van buitensporige partijhaat, tijdens dewelke het in opstand gekomen volk zich aan het vormen was, verviel de literatuur in een loomheid die haar bestaan bedreigde. Doch ondanks de burgeroorlog die het land bloed kostte en de besten verontrustte, verhieven dichters en leraars voort hun stem, hoewel ze om zo te zeggen door niemand werden aangehoord. De aankomst in Mexico van de Cubaanse dichter Jose Maria de Heredia was in 1825 van zeer groot belang; want hij bracht de adem van de vernieuwing in deze zware atmosfeer. Hij voerde er het romantisme in. Heredia, schatplichtig aan Chateaubriand en Lamartine, Young en Foscolo, oefende op zijn beurt een reusachtige invloed uit op de Mexicaanse literaire jeugd. De Spaanse romantici, met Espronceda, de Rivas en Garcia Gutierrez, zweepten door hun werk onze poëten eveneens op. Het geestdriftige onthaal, dat het romantisme te beurt viel, bracht aanvankelijk verdeeldheid in de letterkundige rangen: enerzijds de dichtersgroep welke de classieke vormen trouw bleef en die in academisch koude stukken een voorliefde vertoonde voor het berijmen van Bijbelfragmenten: o.a. Jose Joaquin Pesado, Manuel Carpio en Jose Sebastian Segura; anderzijds de groep vernieuwers die, met Fernando Calderon en Ignacio Rodriguez Galvan aan het hoofd, voor de poëzie nieuwe horizonten openden.
Deze twee strekkingen beheersten bijna al het overige van de 19de eeuw. Classieken en romantieken, zoals men ze over het algemeen noemt, gingen naderhand kameraadschappelijk met elkaar om, zodra de geesten en de gemoederen na het eindigen van de Onafhankelijkheidsoorlog kalmer waren geworden; met vereende krachten togen ze zelfs aan de arbeid om het peil van hun door de slechte tijdsmaak en de politieke omstandigheden deerlijk toegetakelde literatuur hoger op te tillen. Poëzie, roman, toneel, geschiedenis, critiek en politieke wetenschappen, alle ondergingen een heilzame verjongingskuur, kenden een nieuwe ontplooiing.
Na twee oorlogen met het buitenland was Mexico, aangevreten door de kanker der binnenlandse troebelen, volledig volwassen geworden. Het vormde een wel bepaalde politieke en sociale entiteit.
Een gedetailleerde geschiedenis van de evolutie der Mexicaanse letteren uit de eerste dertig jaren der 19e eeuw zou me te ver leiden en daarom zal ik me bepalen tot het vermelden van de namen van de meest vooraanstaande personaliteiten voor elk letterkundig genre. Wat de roman aangaat: Juan Diaz Covarrubias, Florencio M. del Castillo, Justo Sierra en Luis G. Inclàn, deze laatste merkwaardig wegens zijn diep mexicanisme. Wat het toneel betreft: als vertegenwoordigers van het romantisme, Fernando Calderón en Ignacio Rodriguez Calvan en als overgangsfiguur tussen 18e en 19e eeuw voor het classieke
| |
| |
blijspel, don Manuel Eduardo de Gorostiza die, zoals Ruiz de Alarcon, op één lijn met de beste Spaanse dramaturgen als Bretón de los Herreros en Moratin mag gesteld worden.
Voor de geschiedenis daagden mannen van zeer grote betekenis op, als Carlos Maria de Bustamante, Luxas Alaman, Lorenzo de Zavala (die een ‘Reis in België’ schreef), dr. Jose Maria Luis Mora en Jose Fernando Ramirez.
Bij de dichters met classieke neiging dienen Arango y Escandon, Roa Barcena en Ignacio Ramirez aan de vorigen toegevoegd. Onder de romantici vermeld ik Guillermo Prieto, later de nationalistische bard geworden bij naamsverwisseling en de Homeros van de Hervormingsoorlogen en van de Franse Interventie. Na deze laatste oorlog, de bloedigste die Mexico kende en waarin Aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk en Prinses Charlotte van België de hoofdrollen vervulden, onderging de Mexicaanse letterkunde een ideologische modernisering, die haar de weg opende naar de nieuwe horizonten van de universele gedachte. De uit de oorlog gekomen mannen verwekten een geest van veelzijdig begrijpen en een algemene drang naar cultuur, ontvankelijk voor elke nieuwe strekking, stroming, aandrang.
Ignacio Manuel Altamirano, van zuiver Indiaans ras zoals Benito Juarez en een fijne geest, had een heilzame invloed op de jeugd van zijn tijd en om hem heen schaarden zich de beste literaire talenten. Deze bedrijvige, kieskeurige en originele man, die in alles het goede voorbeeld gaf, was een bij uitstek Mexicaans dichter, ook criticus, novellist, schrijver van twee mooie boeken ‘Clemencia’ en ‘El Zacaro’, groot redenaar en advocaat. Naast hem rijst de ontzagwekkende personaliteit op van Justo Sierra (dichter, historicus, journalist en vooral groot opvoeder) en in zijn omgeving bemerken we waardevolle dichters als Juan de Dios Peza, Agustin F. Cuenta, Jose Maria Bustillos, Rosas Moreno en Manuel Acuna, wiens naam beroemd werd nadat hij als student in de medicijnen zelfmoord pleegde en wiens nagelaten verzen geweldig volksgeliefd zijn in Latijns-Amerika. Altamirano en Sierra verdienen terecht de titel van ‘Meester’, hun door hun medestanders geschonken.
De classieke strekking had nog vertegenwoordigers in uitmuntende humanisten als de bisschoppen Ignacio Montes de Oca en Joaquin Arcadio Pagaza, die Latijnse en Griekse dichters vertaalden, verder Jose Maria Vigil, Joaquin D. Casasus en Manuel Jose Othón. De novelle, rechtstreeks beïnvloed door de Franse auteurs Eugène Suë en Dumas père en later door Victor Hugo, kende drukke beoefenaars zoals Manuel Payno en het toneel bereikte zijn hoogste glans met Jose Peón Contreras, wiens loopbaan classiek begint en realistisch eindigt.
Een speciale figuur voor deze periode van morele en stoffelijke wederopbouw was Vicente Riva Palacio: generaal, advocaat, dichter en romanschrijver. Met evenveel succes schreef hij romantische gedichten en historische romans. In Mexico was hij trouwens de eerste beoefenaar van de geschiedkundige roman. Hij waagde zich ook aan feuilletonromans, enkel met de bedoeling om de lezer te boeien; deze werken kenden de grootste bijval. Het beschrijvende
| |
| |
genre, de meest opmerkelijke uitzichten van het 19de-eeuwse Mexico weergevend, werd schitterend beoefend door blijspeldichters en novellisten en men mag over deze periode zeggen dat het grondig nationale element de kern vormde van de hele literaire voortbrengst. Daar Mexico in zake historische documentatie over een rijk verleden beschikt, verwezenlijkten vooraanstaande geschiedvorsers belangrijke critisch-wetenschappelijke werken. We noemen Manuel Orozco y Berra - schrijver van geschiedenisboeken die voor de beste in hun soort doorgaan, - de oudheidkundige Alfredo Chavero, de criticus en taalkundige Francisco Pimentel, Enrique de Olavarria y Ferrari, Francisco del Paso y Troncoso, en een van de beroemdste in zijn vaderland: de bibliograaf Joaquin Garcia Icazbalceta.
Maar de Spaanse en Spaans-Amerikaanse letteren vervallen opnieuw in een soort van verdoving, verstarring. Dezelfde traditionele onderwerpen worden tot vervelens toe herhaald en in de poêzie heerst dezelfde toestand van verzadiging. Terwijl in de andere landen de letteren de onrust van de tijd weerspiegelen, had in Spanje en in Amerika een soort van gevoelloosheid zich van de literatuur meester gemaakt. Op dit ogenblik ontstond een nieuwe beweging. Manuel Gutierrez Najera, de stichter van de ‘Revista Azul’ (zelfde naam al's de Parijse ‘Revue Bleue’), was vertrouwd met het werk van de Franse fin de siècledichters en hij werd voor Mexico de verdediger van de nieuwe dichtvormen. Tegelijkertijd deden op Cuba Julian del Casal en in Columbia Jose Asunción Silva dezelfde verjongings- en zuiveringsbeweging over Latijns-Amerika triomferen; en Ruben Dario, die Victor Hugo's vers ‘L'Art, c'est l'Azur’ tot het zijne had gemaakt, bereidde zich op de taak voor: de meest representatieve dichter van het zg. ‘modernisme’ in Amerika te worden. Aanvankelijk betekende dit modernisme slechts de voortzetting van romantisme en ‘mouvement parnassien’ en later ook van het Franse symbolisme. Mexicaanse en andere Spaans-Amerikaanse intellectuelen volgden in die tijd zeer aandachtig alle Franse cultuur- en literatuur-uitingen. Zeden, kunsten, letteren, journalistiek, toneel, mode, kortom alle hogere levensaangelegenheden droegen de stempel van Frankrijk en zelfs op de lagere scholen gebruikte men dezelfde leerboeken, vertaald, voor de Franse kinderen bestemd.
Gutierrez Najera, zich rechtstreeks lavend aan de Franse bronnen - zoals de grote criticus Gonzalez Pena het uitdrukt - bestudeerde de exotische literaturen en verrijkte zijn poëzie met nieuwe schakeringen. Deze erotische, diepgevoelige dichter liet een uitgebreid oeuvre na, waarin vooral de gratie, de elegantie en de vernieuwde beeldspraak bekoren. Hij was verder een onderhoudend kroniekschrijver, een vlot verteller, een geestige opmerker en beoordelaar van de actualiteit; in al zijn van journalistieke gejaagdheid trillende geschriften vindt men een schitterende fantazie terug en een genotrijke levendigheid. Hij liet zich omringen door een generatie van schrijvers, waaruit de namen van Luis G. Urbina, Enrique Fernandez Granados, Manuel Puga y Acal en Francisco A. de Icaza te onthouden vallen. Mét hem, en als overgangs- | |
| |
figuur, verschijnt de sterke persoonlijkheid van Salvador Diaz Mirón, een zodanige personaliteit dat zij door zichzelf de bewondering afdwong in alle Spaans sprekende landen. Sterk beïnvloed door Victor Hugo was hij bij zijn debuut een verwaand en trots dichter, die de sociale onrechtvaardigheden aanklaagde. Hij genoot een enorme populariteit en thans leest men nog overal in Amerika zijn romantische, doch machtige verzen. Maar Diaz Mirón was een woordkunstenaar en na de onstuimigheden van zijn jeugd zuiverde hij zijn poëzie naar het parnassiaanse voorbeeld: ‘Ciseleer uw vers als een beker’. Zijn tweede productieperiode, samengevat in één enkel boek ‘Lascas’, wordt gekenmerkt door een hevige drang naar volmaaktheid en door wonderlijke plastische rhythmische rijkdom.
Een dichter met een eigenaardige persoonlijkheid als Manuel Jose Othon schreef voortreffelijke herderszangen; evenals Diaz Mirón bevindt hij zich op de grens van modernisme en traditionele poëzie. Dit geldt ook voor Luis G. Urbina, die aan de hernieuwing deelnam en die als dichter hoogtepunten bereikte door zijn uitgelezen gevoeligheid en zijn uitdrukkingsvolle lichtheid. Hetzelfde kan men van zijn proza zeggen, waar de taalverscheidenheid en de beeldenrijkdom gepaard gaan met stijlluister en -charme.
De nieuwe aesthetiek werd verdedigd in het tijdschrift ‘Revista Moderna’, onder leiding van twee voorname dichters: Amado Nervo en Jesus E. Valenzuela, evenals van Jesus Urueta, de belangrijkste hedendaagse redenaar van Mexico. In het begin van deze eeuw werd de grote literaire omwenteling ingezet door een groep stoutmoedige baanbrekers, waaronder vooral Jose Juan Tablada, Balbino Davalos, Efrén Rebolledo, Ruibén M. Comps en Francisco M. de Olaguibel op de voorgrond traden. Amado Nervo oogstte veel roem. Zoals zijn generatiegenoten liet hij zich door Franse voorbeelden beïnvloeden, hoewel hij de Spaanse classieken nog meer verschuldigd was. Aanvankelijk door Verlaine's mystiek bekoord, vervolgens door Mallarmé's gesloten versvorm, vond hij tenslotte zijn strikt eigen weg van innige zanger con sordino. Hij schreef ook goede vertellingen en kronieken.
Roman en toneel waren ook beide geëvolueerd van het feuilleton naar het realisme en daarna naar het naturalisme. Voor de roman vermeld ik u de specialisten: Jose T. de Cuéllar, Emilio Rabasa, Jose López Portillo y Rojas, Rafael Delgado en Federico Gamboa, die romanschrijvers van formaat waren. Wat het toneel betreft, brachten de zo pas genoemde Gamboa, Marcelino Davalos en Jose Joaquin Gamboa drama's en blijspelen, waarin de letterkundige tijdsmodaliteiten zich trouw weerspiegelden.
Van 1910 brak voor de Mexicaanse letteren een nieuw tijdperk aan, samenvallend met de laatste regeringsdagen van de lang aan het bewind gebleven, dictatoriale Porfirio Diaz en aansluitend bij de toen pas ontstane sociale revolutie, die enkele jaren daarop haar volle ontwikkeling zou bereiken, de instellingen van het land tot in hun grondvesten aantastte en het aanschijn
| |
| |
gaf aan de huidige literatuur, waarop een nieuw geslacht de duidelijk onderscheiden stempel drukte van de moderne Mexicaanse geest.
Enrique Gonzalez Martinez was de stuwende kracht voor de nieuwe beweging. Een vers van Verlaine parodiërend, voorspelde hij de verworging van de ijdele zwaan der rhetoriek en de terugkeer tot de eenvoud. Gonzalez Martinez wordt, met zijn uitgebreid oeuvre van de hoogste dichterlijke waarde, als de meest markante persoonlijkheid van de huidige Mexicaanse poëzie beschouwd. Hij is thans nog zeer bedrijvig en zijn werk neemt meer en meer een vaste plaats in. Het bevat o.m. ‘Preludios’, ‘Lirismo’, ‘Silenter’, ‘Los Senderos ocultos’, ‘La Muerte del Cisne’, ‘Jardines de Francia’, ‘El libra de la fuerza, de la bondad y del ensueno’, ‘La palabra del Viento’, ‘Parabola’, ‘El Romero alucinador’, ‘Las Senales furtivas’.
Gonzalez Martinez vertaalde op schitterende wijze Maeterlinck, Rodenbach, Verhaeren en de meest bekende Frans-Belgische dichters. Zijn geestdriftige jeugd, zijn nieuwe ziel en zijn meer reële en menselijker opvattingen over het leven zetten hem aan, met de oude vormen te breken; hij zocht toenadering tot het volk en stapte in de voorste gelederen met de grote wijsgeren van zijn tijd, zoals Antonio Caso en Jose Vasconcelos, die tot de meesters van de jonge Amerikaanse geslachten werden uitgeroepen; met humanisten en critici als Alfonso Reyes, thans een hoogstaande internationale persoonlijkheid; met waardevolle romanschrijvers als Carlos Gonzalez Pena, eveneens de schrijver van beroemde leerboeken en van een ‘Geschiedenis van de Mexicaanse Literatuur’, ongetwijfeld de volledigste geschiedenis, de meest gedocumenteerde die op dit ogenblik bestaat; en met dichters als Alfonso Cravioto, Rafael López, Roberto Arguelles Bringas, Eduardo Colin, Rafael Cabrera, Manuel de la Parra en Francisco Castillo Najera, die de onrust van hun geest en van hun tijd bezongen. Castillo Najera, gedurende verschillende jaren Mexicaans gezant te Brussel, heeft aan België de meest betekenisvolle hulde gebracht, die een intellectueel aan een natie kan schenken, door de uitgave van een bloemlezing ‘Un Siglo de Poesia Belga’, een hoogstaand werk door zijn belezenheid, door zijn reusachtige massa arbeid, door zijn grondige kennis van zowel Franse als Spaanse metriek en door zijn bezielde toewijding.
Op zijn beurt vond het toneel, wat techniek en middelen betreft reeds de gelijke van de meest vooruitstrevende van Europa en de Verenigde Staten en zonder daarom zijn Spaans karakter te verliezen, in Antonio Mediz Bolio, Julio Jimenez Rueda, Diaz Barroso en Francisco Monterde, de beste vertegenwoordigers van de nationale productie. Terzelfder tijd kende de geschiedschrijving, die haar meester had gehad in Luis Gonzalez Obregón (auteur van zeer aantrekkelijke boeken zoals ‘Het oude Mexico’ en van flink gedocumenteerde werken als ‘Don Guillén de Lampart en de Inquisitie in de 17e Eeuw’), voortreffelijke beoefenaars als Carlos Pereyra (wiens grotendeels in Spanje verschenen werk getuigt van grondige studie en krioelt van diepzinnig critische en filozofische beschouwingen), Nicolas Rangel en Nicolas León.
| |
| |
Nu komt de huidige generatie aan de beurt en ook zij mocht op een vertegenwoordiger bogen die, op zichzelf, een ganse periode zal beroemd maken, nl. de dichter Ramon Lopez Velarde. Dank zij hem evolueerde de Mexicaanse poëzie veelzijdig; want hij prentte haar eerst, zoals Gonzalez Pena het zegt, het regionale thema in, en daarna de wijze om over te gaan van het objectieve naar het subjectieve, het gebruik van ritmische vormen die aan het vers een tot dan toe nog onbekende klankenrijkdom bezorgden, terwijl de woordenschat nieuw en volkomen zuiver was. Drie boeken, ‘La Sangre devota’, ‘Zozobra’ en ‘El son del corazon’, omvatten zijn ganse werk, waaraan een vroegtijdige dood een te spoedig einde stelde. Naast hem daagde een leger van jonge dichters op, die op dit ogenblik het vaandel van de Mexicaanse lyriek zeer hoog houden.
Ten tijde van Lopez Velarde liet een andere groep een bliksemend spoor in onze letterkunde; onder de daarbij behorende dichters rekent men Jaime Torres Bodet - gedurende verschillende jaren vertegenwoordigde hij Mexico te Brussel en thans is hij in Mexico minister van Buitenlandse Zaken - als de krachtigste personaliteit. Zijn dichtbundels ‘Ferveur’, ‘Le Coeur délirant’, ‘Canciones’, ‘Destierro’ en ‘Cripta’, waarin zijn lichte geest en zijn verfijnd aesthetisch aanvoelen het aanschijn gaven aan verwezenlijkingen van onvatbare schoonheid. Met hem kunnen Ortis de Montellano, Xavier Villaurutia, Salvador Novo en Carlos Pellicer worden vermeld; laatstgenoemde, thans in volle rijpheid, komt ons voor als een eerste-rangsdichter, dank zij zijn vastbepaalde stijl, zijn technisch meesterschap en zijn weelderige inspiratie.
Op een ander plan moet Manuel Maples Arce worden genoemd, die eveneens te Brussel Mexico vertegenwoordigde en die België een warm hart toedraagt. Maples Arce was de stichter van een literaire school, het ‘stridentisme’. Hij is een machtig dichter. Ik vermeld ook Francisco Orozco Munoz, delicaat poëet en innemend prozaïst, Francisco Gonzalez Guerrero, Martin Gomez Palacio (dichter en romancier), Miguel Martinez Rendon, Renato Leduc en Carlos Gutierrez Cruz, en onder de jongeren Enrique Carniado, Leopoldo Ramos, Miguel N. Lira, die ook op toneelgebied veel bijval bekwam, en Octavio Paz, die zelfs in het buitenland lauweren oogstte.
De sociale revolutie in Mexico, die door haar ideologische eigenheid en haar universele strekkingen enkel en alleen bij de Russische kan worden vergeleken, bracht - buiten Lopez Velarde, wat de vernieuwing op aesthetisch gebied betreft - geen zanger voort waardig van haar grootheid. De roman daarentegen telde tolken die ofwel haar ontzettende luister tot in haar gruwelen toe nauwgezet copieerden ofwel er de meest treffende episodes van overschreven. Aan het hoofd van deze auteurs bevindt zich Mariano Azuela, schrijver van ‘Los de Abajo’, naast Martin Luis Guzman, wiens boeken ‘El Aguila y la Serpiente’ en ‘La Sombra del Caudillo’ tot de beste verwezenlijkingen behoren in dat genre. Rafael F. Munoz en Gregorio Lopez y Fuentes zijn als romanschrijvers niet minder belangrijk. Artenio de Valle-Arizpe, met zijn keurige en bekoorlijke koloniale evocaties; Alfonso Teja Zabre, Manuel Horta, Guillermo Jimenez
| |
| |
en Teodoro Torres hebben elk met de verschillende uitzichten van hun oeuvre medegewerkt om het gezag van de Mexicaanse roman op een benijdenswaardig peil te houden. Julio Jimenez Rueda verdient een bizondere vermelding, reeds bij de toneelschrijvers noemde ik hem; maar in de roman heeft hij hogere kwaliteiten geopenbaard. Francisco Monterde maakte zich verdienstelijk met romantische verhalen van het beste gehalte en Jose Ruibén Romero is thans de in Mexico meest gelezen auteur door zijn specifiek regionalistische romans.
Wat de nieuwe letterkundige critiek betreft, haar meest bevoegde vertegenwoordiger heet Ermilo Abreu Gomez, wiens talrijke werken van een diepgaande kennis getuigen en van een ongewoon essayistisch talent.
***
Mexico is een land dat zich heden ten dage, door zijn kracht en door zijn zowel morele als materiële hulpbronnen, op het cruciale moment van zijn bestaan bevindt. Een naar vooruitgang begerige jeugd droomt thans van de toekomst van mijn vaderland en de geleerden die het eren, wijden zich aan een met de dag naar inhoud en degelijkheid rijker wordende productie. De schrijvers van vandaag spannen zich in, om de gedachte en de gevoelens van de huidige mensheid gestalte te geven. Stellig zullen zij hun doel bereiken en onvergankelijke werken nalaten. De eervolle taak, hun verdiensten op te sommen, behoort de komende geschiedschrijvers toe.
Bij het opstellen van dit vluchtig overzicht was het me onmogelijk tal van schrijvers te vermelden, die de Mexicaanse letterkunde iets blijvends schonken. Maar dit door de omstandigheden opgedrongen verzuim zal de eer die hun toekomt in genen dele verminderen.
José de J. NUNEZ y DOMINGUEZ
(In het Nederlands vertaald met, toelating an de auteur)
|
|