Kroniek van de geschiedenis
ONDER de geschiedkundige publicaties, die in de laatste weken verschenen zal ik eerst enkele woorden zeggen over een zeer oud werk, en wel de ‘Histoire de règne de Charles XII’ van Voltaire, dat reeds in 1731 werd uitgegeven. De nieuwe vertaling van dit boek werd thans bezorgd door Dr. J.A. Schröeder, (Karel XII van Zweden, Amsterdam, L.J. Veen's Uitgeversmaatschappij N.V., Uitgeverij ‘Het Kompas’ N.V. Antwerpen z.d., 273 blz. in -80). De druk wordt door talloze, soms ergerlijke, zetfouten ontsierd, de vertaling is niet steeds onberispelijk, nochtans geeft ze zeer getrouw de aan Voltaire eigen, nerveuze, gedrongen en toch kristalheldere schrijftrant weer, wat dan toch het belangrijkste is.
Het was al vele jaren geleden dat ik iets van Voltaire gelezen had en ik stelde me, eerlijk gesproken, heel weinig voor van die lectuur. Des te meer was ik verrast, geboeid, meegesleept, en waarlijk, ik moet het zeggen, iedereen zou dat werk moeten lezen. Wat er bijzonders aan is? Ik geloof dat ik het zou moeten uitdrukken, de moderniteit van Voltaire, zijn volledig actuele visie op het wereldgebeuren, dan gepaard met een uitzonderlijk constructief vermogen. Of zou men het vandaag niet kunnen schrijven: ‘Iedereen riep om vrijheid en rechtvaardigheid, maar had er geen begrip van, wat vrijheid en rechtvaardigheid eigenlijk betekenen. De tijd werd doorgebracht met openbare redevoeringen en geheime kuiperijen’ (blz. 63) of nog: ‘Zulke tegenstrijdigheden zijn alleen op te lossen wanneer men bedenkt, hoezeer de mensen dezelfde feiten altijd verschillend bezien. In dit geval zullen de overwinnaars wel nu en dan misbruik van hun positie hebben gemaakt en de overwonnenen wel eens de geringste krenkingen voor een barbaarse roverij hebben verklaard’ (blz. 98). En het krioelt van die rake, nuchtere opmerkingen die zoveel duidelijk maken in enkele woorden. Voltaire slaagt er in, de gebeurtenissen te verklaren, terwijl hij alleen schijnt te vertellen, en dit is bij hem mogelijk, omdat hij - intuïtie of ervaring? - weet waarom de mensen, de mensen in het algemeen dan, handelen. Hij laat zich geen rad voor de ogen draaien, hij weet dat de geschiedenis van de mensheid vooruitgedreven wordt door grote, algemene belangen, en dan ook wel soms door zeer kleine, zeer individuele factoren. Die wereld waarover hij handelt, dat oostelijk Europa van het begin der 18e eeuw waar Zweden, Denemarken, het Keizerrijk, Polen, Rusland en Turkije de hoofdpersonen zijn, die wereld die zo volledig ten onder is gegaan dat zelfs de beroepshistorici van het Westen ze doorgaans maar heel vaag kennen, komt uit zijn boek te voorschijn als een stuk levende
wereldgeschiedenis, waar niets onverwachts of vreemds is. Met korte, handige toetsen wordt alles duidelijk gemaakt, werkelijk gemaakt. Ik geloof niet dat er vele historische werken zijn van onze tijd die een zo gaaf, zo volmaakt beeld van een evolutie geven.
***