De wereld van het toneel
Applaus en succes
DE tenors niet te na gesproken, is wel niemand zo gevoelig voor lof en critiek als de toneelspeler. Wie gedurende jaar en dag een toneelkroniek te verzorgen heeft en de acteurs niet alleen in hun gunstige, maar ook in hun ongunstige ogenblikken te beoordelen krijgt, wordt meer dan eens op de proef gesteld door kittelorige bakvisjes, die het nu eenmaal in hun hoofd gehaald hebben dat zij de oppergaai hebben afgeschoten, wanneer zij een behoorlijk rolletje te vertolken krijgen. Is het mogelijk, dat de verzuurde kritikus niet eens een woordje van lof over heeft voor de ingénue, die door de vrolijke toeschouwers geestdriftig werd toegejuicht en nadien zelfs in de bloemen werd gezet? Is het mogelijk, dat de vertolkster van een hoofdrol die, zoals men dat in toneeltaal noemt, door het publiek op de handen gedragen wordt, uit deernis door de kritikus werd doodgezwegen, omdat zij een totaal verkeerde interpretatie van haar rol gaf? Ja, het is mogelijk, dat de kritikus, die uitsluitend de toneelkunst op het oog heeft, zich niet van streek laat brengen door het luidruchtig applaus dat achter hem opklinkt en dat hij zich niet eens beïnvloeden laat door de bloemen die aangeboden werden. Het is zelfs mogelijk dat hij in de handen klapt, ofschoon hij zich genoodzaakt zal zien op meer dan één tekortkoming te moeten wijzen. Want het applaus is niet altijd de echo van het werkelijk succes: het applaus is door de band het gevolg van andere dan zuiver artistieke gevoelens. Men juicht de redenaar niet toe omdat hij op beheerste en kunstvolle wijze zijn programma ontwikkelt. Men juicht hem toe wanneer hij met een kreet de volksgevoelens in beroering kan brengen. Wie vraagt nog naar kunst, wanneer de volksgevoelens in beroering worden gebracht? Wie vraagt nog naar kunst wanneer Dolle Hans majoor De Weerdt naar de keel grijpt? Onze liefde en onze afschuw spreken hier luider dan ons kunstgevoel, en het zou even verkeerd zijn Dolle Hans
een goed acteur te noemen, omdat hij onze genegenheid gewonnen heeft, als majoor De Weerdt te kleineren, omdat hij ons met afschuw vervult. Neen, het applaus is niet altijd de echo van het werkelijk succes. Zelfs het applaus bij open doek, waarop de ster-spelers zich zo graag beroemen, is zelden een bewijs van bewondering of hoogschatting, het is veeleer een bewijs van gemis aan homogeniteit. Want sterspelers hebben slechts zelden eerbied voor het waarachtig toneel, zij verbreken het ensemble om uitsluitend de aandacht op zich zelf te kunnen vestigen. Het is dan ook vanzelfsprekend dat zij de open doekjes niet verafschuwen en het applaus beschouwen als de waardemeter van hun persoonlijke prestaties. Zelfs een groot acteur als Edward Verkade was niet ongevoelig voor toejuichingen en ook hij heeft het succes gemeten aan het applaus, toen hij schreef:
Applaus is essentieeler ding
dan lof of blaam van d'enkeling: