De Vlaamse Gids. Jaargang 32
(1948)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 338]
| |
Jean AnouilhHET lijdt geen twijfel dat Jean Anouilh een der allereerste toneelschrijvers van Frankrijk geworden is en dat, indien men hem niet altijd zonder voorbehoud looft, men toch steeds bekent dat geen enkel van zijn werken de toehoorders onverschillig laat. De opvoering van zijn eerste stuk genoot ruime bijval; Blanchart zegt dat men onmiddellijk de klauw van de meester gevoeld had. ‘De strengste critici zegden hoofdzakelijk dit: aan L'Hermine ontbreekt bijna alles, behalve het voornaamste. Het voornaamste? Men voelde wel dat men zich in de tegenwoordigheid bevond van een buitengewoon dramaturg die in de brutaliteit van zijn eerste werk nog meer genie en instinct vertoonde dan talent’.Ga naar eind(1) Moet men aannemen, nu dat die bijval steeds groeit, dat ‘heel wat geheimzinnigheid bij hem moet schuilen, vermits na dertien jaar onophoudelijk en toenemend succes de toneelcritiek zich nog steeds vragen stelt over zijn kunst en zijn boodschap, en zijn persoon’Ga naar eind(2)? Ik geloof niet dat men het politieke of literaire snobisme moet aanhalen.Ga naar eind(3) Ik zal trachten de boodschap van Anouilh te billijken met de inspiratie van zijn werk te ontleden en met aan te wijzen dat ze - over het algemeen - met de hedendaagse bekommernissen overeenstemt - vooral op sociaal gebied. Ik zal de bijval van de dichter dan kunnen verklaren door de uitmuntendheid van de middelen die hij aanwendt om deze ideologie te vertolken. Zelfs een oppervlakkige lectuur brengt de lezer er toe vast te stellen dat het probleem van het geld Anouilh het meest heeft bekommerd. Men moet zich hier herinneren dat de schrijver ellende geleden heeft en dat de economische bekrompenheid waarin hij geleefd heeft ongetwijfeld een hindernis geweest is tot de vrije ontplooiing van zijn personaliteit en talent. De ellende en de armoede worden aldus één der leitmotieven zijner inspiratie. De ontbering is altijd een belemmering aan de voltooiing van een wezen. Het geld is geen drijfkracht; maar zijn afwezigheid leidt tot een zeker gedrag; bij zekere personages wordt ze obsessie en daardoor misdadige drijfveer. Dit komt dan ook voor in het eerste der ‘geaanvaarde’ stukken van Anouilh, t.t.z., dat dit dagtekent uit de periode waarin de materiële moeilijkheden het zwaarst wogen. Frantz in L'Hermine (1932) voelt de ganse nood van zijn armoedige jeugd zwaar op zich drukken: Ik heb begrepen wat een ellendige klucht een armoedige jeugd was.Ga naar eind(4) Een hele reeks dusdanige passages zou men in L'Hermine kunnen aanstippen. Ik zal me beperken met aan te tonen hoe de personages van Anouilh hun onmacht tegenover de armoede bekennen. In Jézabel (1932) voelt Jacqueline dat zij met Marc dit argument heel omzichtig moet aanraken: - Je suis riche. C'est honteux à dire. Mais vous verriez comme avec un peu d'argent tout devient facile.Ga naar eind(5) Ludovic in Y' avait un prisonnier (1935) komt uit de gevangenis en heeft maar een wens: vrij en gelukkig te zijn; hij kan zich aan geen enkele dwang | |
[pagina 339]
| |
meer onderwerpen, vooral indien hij hem opgelegd wordt door de huichelarij van de teruggevonden familie. Maar zijn schoonbroeder Barricault roept hem gauw tot de financiële werkelijkheid terug en Ludovic moet bekennen: - 't is waar; men heeft geld nodig!Ga naar eind(6) Een der betoveringen waaraan Thérèse in La Sauvage (1934) niet kan ontsnappen is precies die welke het geld uitoefent. Zij is een Tarde, een dochter van dat verdorven en laks huisgezin dat door de ellende alle morele zin verloor. Het eindtoneel van het eerste bedrijf is hartverscheurend. Thérèse begrijpt dat ze altijd een Tarde zal blijven door haar verering van het geld; ze heeft de bankbiljetten op de grond geworpen maar: - Ik heb fier willen optreden... (Zij zakt op haar knieën) Op mijn knieën, op mijn knieën. Ik moet ze op mijn knieën oprapen om niet te liegen; ik ben van dat ras.Ga naar eind(7) En het is wel omdat zij van dat ras is dat Thérèse zich op zeker ogenblik totaal buiten het aangeboden geluk gesloten voelt en dat ze gaat vluchten. Zelfs in minder duistere toneelstukken zouden we voorbeelden van die bekommernis kunnen aanstippenGa naar eind(8). Maar het is nu van belang na te gaan welke de gevolgen zijn van deze stelling die door de dichter aangevoerd werd. Het schijnt wel, welke ook zijn bescheidenheid in zake biografie moge geweest zijn, dat de armoede van Anouilh hem aan verscheidene kwellingen blootstelde: o.m. de eenzaamheid, het gebrek aan vriendschap. Het thema van de eenzaamheid komt voor in de meeste stukken van Anouilh. Reeds in de klucht Le Baldes Voleurs klaagt Lady Hurf over haar eenzaamheid: ‘Ik heb alles gehad wat een redelijke en zelfs een onredelijke vrouw kan wensen. Het geld, de macht, de minnaars. Nu dat ik oud ben, vind ik mij terug rondom mijn beenderen zo eenzaam als het meisje dat men in de hoek deed staan. En wat erger is, ik begrijp dat er tussen dat meisje en die oude vrouw niets anders heeft bestaan dan, alhoewel met veel lawaai, een nog zwaardere eenzaamheid.Ga naar eind(9) Oreste bestaat slechts uit fragmenten: maar in deze enkele tonelen vindt men de eenzaamheid als een der voornaamste leitmotieven.Ga naar eind(10) In Antigone klagen alle personages erover dat zij zich steeds alleen voelen. De proloog verwittigt ons dat Créon gans alleen is; alleen met zijn page die te klein is en niets voor hem kan doen.Ga naar eind(11) Hémon heeft de bewondering van zijn vader nodig om zich niet te eenzaam te voelenGa naar eind(12) en Antigone zou graag op iemand willen steunen: de dieren hebben meer tederheid dan de mensen.Ga naar eind(13) Die treurige eenzaamheid door alle gebeurtenissen van het leven heen schijnt wel een der voornaamste bekommernissen van onze tijd te zijn. In het laatst opgevoerde werk van Anouilh (Roméo et Jeannette, 1945) keert hij meer dan eens daarop terug.Ga naar eind(14) Alle pogingen om aan dat wrede alleen-zijn te ontsnappen zijn ijdel: “Si tu ne veux pas payer ton tribut de paroles inutiles, tu seras épouvantablement seul” waarschuwt de spelleider van Eurydice.Ga naar eind(15) Het samenzijn van meer mensen is niet voldoende om zich niet alleen te voelen. De wezens blijven altijd elkander vreemd: omdat de eenzaamheid deel uitmaakt | |
[pagina 340]
| |
van ons menselijke lot.Ga naar eind(16) Om ze te kunnen verjagen zouden de mensen over de mogelijkheid moeten kunnen beschikken elkaar te naderen, aan eigen gevoelens en wensen te ontsnappen om zijn medemens te evenaren. De kreet van Jeannette is - uit dit oogpunt - kenmerkend: - Ruk me mijn ogen uit. Krab me, sla me; ik zal me niet verdedigen; maar doe jij ook iets leliiks opdat ik niet alleen zou zijn.Ga naar eind(17) Alleen de vriendschap, diep en onberekend, zou dit alleen-zijn kunnen meester worden. Men voelt in alle werken van Anouilh een ziekelijke drang naar vriendschap. Ludovic (Y'avait un prisonnier) overstelpt door het gebrek aan begrip van zijn familie, laat zijn oude vriend Marcellin roepen; hij hoopt in de vriendschap een voldoende reden te vinden om weer aan zijn verleden te geloven en als hij voelt dat dit ook een mislukte poging is, dan begrijpt hij dat hem niets meer aan zijn vroegere leven hecht. Als beste bewijs van zijn zogezegde “vriendschap” vraagt Ludovic aan Marcellin hem de mogelijkheid aan te schaffen zelfmoord te plegenGa naar eind(18). Anouilh heeft ons in twee stukken, uit ongeveer dezelfde schrijfperiode, weten in te lichten over zijn opvatting van de vriendenliefde. In Le Voyageur sans bagage zoekt Gaston in zijn verleden naar de herinnering aan een vroegere vriendschapGa naar eind(19); slechts een vriend zal hem de verzoening met het verleden mogelijk makenGa naar eind(20). Zijn eisen in de vriendschap worden dan ook breedvoerig uiteengezet: - Ik heb alles opgebouwd op de herinnering van deze ingebeelde vriend. De hartstochtelijke wandelingen, de boeken die wij samen hadden ontdekt, een meisje waarvan we samen hadden gehouden en dat ik hem opgeofferd had en zelfs - U zult lachen - de herinnering aan de dag waarop ik hem het leven redde in een bootje.Ga naar eind(21) Aan Isabella heeft Georges uit Le Rendez-vous de Senlis een verleden verteld naar eigen wens geschapen. Het strookt absoluut met dat van Gaston.Ga naar eind(22). Maar de waarheid lijkt helemaal niet op het ingebeelde. De vriendschap is zulk een uitverkoren thema van Anouilh dat hij meestal de liefde opvat als een vorm van vriendschap.Ga naar eind(23). Ongetwijfeld omdat de dichter zelf ze heel weinig gekend heeft en dat er hem slechts heimwee van overgebleven is, al is het dan maar ook in een ideale vorm; misschien omdat de vriendschap onmogelijk is ten opzichte van een onterfd wezen. Dat is klaarblijkelijk en wordt brutaal erkend in L'Hermine. Maar dat schijnt me toch geen afdoende reden te zijn. Er is nog iets droevigers. De mens op zichzelf is reeds de prooi van een essentieel drama: hij is niet herleidbaar tot de eenheid die de conditio sine qua non van inwendige vrede en geluk is. Het menselijke wezen is verscheiden. Hier raken wij een der fundamentele bekommeringen aan van de introspectie-literatuur van het begin van de eeuw, waarvan het toppunt werd bereikt met Pirandello. De menigvuldigheid van het menselijk wezen komt voor in verschillende | |
[pagina 341]
| |
passages. Gaston (Le Voyageur sans bagage) komt in opstand tegen de gedachte dat hij iedereen en niemand is.Ga naar eind(24). Het wezen heeft geen subjectieve realiteit. Het bestaat slechts in functie van wat het voor de anderen is en in de grenzen van deze vertolking. Ieder ogenblik van het bestaan is een vervreemde realiteit. Als Dulac over Eurydice spreekt, dan fixeert hij zijn eigen EurydiceGa naar eind(25); als Orphée in dit afgeschilderde beeld zijn geliefde niet erkent, gaat Dulac verder: - Ik geloof dat wij niet over dezelfde spreken; ofwel ze geloofde niet dat ze het voor lang was.Ga naar eind(26). De repliek van Dulac bepaalt de grenzen van het probleem; want Eurydice bestaat werkelijk zoals ze voor de ogen van de anderen verschijnt; haar realiteit richt zich naar de reacties welke zij bij de anderen waarneemt. Wij verkrijgen onze subjectieve realiteit slechts dan als wij er in toestemmen de VormGa naar eind(27) aan te nemen, die de anderen ons toereiken, omdat wij denken dat deze vorm ons het minst beklemt. Gaston (Le Voyageur sans bagage) aanvaardt het personage van Madensale, omdat hij begrijpt dat de tooi van Jacques Renaud hem een te zware last zou zijn. Maar deze nieuwe realiteit zal hij dagelijks moeten smeden door zijn ontdekking van de anderen. Wat is Monime geworden in L'Hermine’? Wat Franz van haar gemaakt heeft (Ik heb je zó gemaakt en zoals je nu bent verfoei ik je).Ga naar eind(28). Als alles verloren is zou Eurydice willen zijn zoals Orphée haar gezien had.Ga naar eind(29). Maar er is niets aan te doen; ze droeg van in het begin heel haar verleden, de herinnering aan de verrichte daden en aan de uitgesproken woorden; ieder ogenblik van haar leven heeft een aspect van haar wezen vastgelegd dat is, dat bestaat in absolute realiteit. En deze menigvuldigheid van de menselijke persoon, die bestaat uit een opeenstapeling van herinneringen, uit de samensmelting van de opvattingen der anderen, brengt er ons toe nooit onszelf te kunnen zijn; ze belet ons ons ooit absoluut alleen te voelen.Ga naar eind(30). Daaraan is het wijten dat wij subjectief gans onmededeelbaar en totaal onontvreemdbaar blijven in eigen vorm gans onvatbaar voor anderen. Eurydice is niets anders dan een uiteenzetting van deze problemen.Ga naar eind(31). Wij zijn wat ons milieu van ons maakt, zoals het ons ziet. Ludovic is wat Anne-Marie en Barricault, Monsieur Pierre en Adeline van hem denken: een reeks verschillende doch wezenlijke personages. De vrijheid, d.i. het zijn, is slechts dan mogelijk als men het personages, dat in de ogen van de anderen leeft, vermoordt, als men de interpretatie van de anderen verwerpt; als men zijn familie-milieu ontvlucht (‘Y'avait un Prisonnier’, ‘Le Voyageur sans Bagage’, ‘La Sauvage’). Nog is het niet altijd mogelijk zich te bevrijden om een nieuw wezen te scheppen. (Het is het drama van Thérèse in La Sauvage). Men kan zich schikken naar een rol: Lady Hurf stemt er in toe haar rol te aanvaarden; Eva heeft haar evenwicht niet gevonden omdat ze haar rol slecht speelt. Naar mijn bescheiden mening ligt het diepe verschil tussen de Pièces | |
[pagina 342]
| |
noires en Pièces roses hierin: in de eerste kunnen de personages hun ware ik niet verwezenlijken; in de andere zegeviert hun eigen wezen of hun eigen wil. - Hij was alles waarvan jij niet houdt, zegt Barbara in Le Rendez-vous de SenlisGa naar eind(32). (Men voelt dat ze er zou willen aan toevoegen: waarvan hij zelf niet houdt). Alles wat hij nooit meer zal zijn, indien hij morgen met u mag vertrekken. Aan Amanda zou men in Leocadia, het personage van de afgestorvene willen opleggen; zij aanvaardt het experiment, maar slaagt er niet in: Amanda. - Uw slechte luim is me onverdraaglijk. Dan word ik weer ik voor een kort ogenblik, om uit te rusten. En ‘ik’ heb dorst. En ik mag geen champagne ‘ik’. De prins (schreeuwt). - ‘Ik’. Hoe interessant is het ‘ik’ te zeggen niet waar? Sedert twee dagen heb je niet opgehouden ‘jij’ te zijn, wees gerust, en te spotten, zoals al uw gelijken, met wat je niet begrijpt. Amanda. - Je liegt. Ik tracht ‘zij’ te zijn, zo eerlijk ik het kan, zoveel ik het kan. Ik kan het niet meer voor een stondje, vergeef mij en laat mij mijn anisette drinken.Ga naar eind(33). Maar eindelijk zegeviert Amanda als haar eigen zelf en Albert Troubiscoï moet er in berusten. Om zichzelf te kunnen zijn moet men aan de invloed van milieu en familie kunnen ontsnappen. Anouilh heeft veel over de familie nagedacht. Voor hem is ze meestal een bekrachtiging van een reeks ontaardingen die in een gevoel van familiale solidariteit een verdedigingsreflex schijnt te zoeken. Ze is het natuurlijke midden waarin de ontbinding en de misvorming van het wezen de meest vaste vorm krijgen. Ze is het meest verachtelijk als ze zich met de burgerlijke moraal in haar geniepige conventie tooit. Het egoïsme is de drijfveer van al die grote gevoelens van geveinsde solidariteit. De meeste zogenaamde gevoelens die de leden van een zelfde stam binden, zijn ofwel een slecht geweten, ofwel de last van gezamenlijke zonden, of de wens elkaar uit te buiten. Men moet aandringen op het feit dat de familie slechts een microcosmos is, die de ganse gemeenschap vertolkt: het toneel van Anouilh komt onder dit opzicht grondig antisociaal voor. Omdat hij overtuigd is dat de gewone mens, l'homme comme les autresGa naar eind(34), laag en verachtelijk is. Ik moet hier enkele gans kenmerkende passages aanstippen: Ludovic (Y'avait un Prisonnier), die door de vriendschap werd teleurgesteld zou, op het ogenblik waarop hij zich bereid verklaart zijn vrijheid op te offeren, willen dat zijn opoffering niet vruchteloos zou blijven. Hij wenst de zekerheid te hebben dat de inspanning die men van hem vergt het geluk van Anne-Marie zal redden. Ludovic. - Ik ook sta verlegen. Maar ik moet absoluut weten. Anne-Marie men heeft me gezegd, dat ik een mens zoals de anderen zou moeten worden om je liefde niet te breken. Dat is het, niet waar, Marcellin.Ga naar eind(35). | |
[pagina 343]
| |
Wat betekent dan zoals de anderen worden? Het is er toe in staat zijn alle laagheden, alle misdaden te begaan en de vormen te handhaven: Ludovic. - Wees kalm! wees kalm! Ik vind het behaaglijk te leven. Ik heb een weinig geschreeuwd omdat ik waarachtig vergeten was dat het dat was; maar nu ben ik gereed. Vlug! vlug! ik moet mijn rol spelen in deze klucht... Aan wie moet ik me verkopen? Wie moet ik bedriegen? Welke laaghedn moet ik iederen dag met nauwgezetheid begaan om gerust te zijn? Zeg het vlug. Hier ben ik weer. 't Is diezelfde Ludovic die gij verloren waart. Hij die honderd millioen liet springen om het abstract genoegen een tiental zaken te beginnen en op te bouwen, hij die iedere nacht speelde als een idioot, die iedere dag van vrouw verwisselde...Ga naar eind(36). En het is het leven in die gemeenschap dat ons daartoe brengt; de conventies laten ons toe een bedrieger te zijn, indien we de vormen eerbiedigen en ons niet laten vangen. Wij zijn hier dicht bij de zedenleer van de ‘goede wilde’.Ga naar eind(37). Maar het is niet alleen het gemeenschappelijke leven dat daarvoor verantwoordelijk is: het is het lot van iedere mens van trap tot trap te dalen, met alle verdorvenheden kennis te maken. Men zou misschien moeten opzoeken in hoeverre Anouilh hier beïnvloed wordt door de christelijke leer. De mens boet de erfzonde uit; mens zijn beduidt tot alles bekwaam zijn. Thérèse zegt het in een diepe wanhoopskreetGa naar eind(38). Om aan die ellende te ontsnappen, ziet men soms' geen andere uitweg dan de dood. De verschillende mislukkingen van zijn leven hebben de dichter er toe gebracht - en met hem zijn personages - de dood als enige oplossing van het leven te beschouwen. Men vindt in het toneel van Anouilh een hele reeks variaties op de dood. Eerst en vooral, in abstracto, komt de dood dikwijls voor als een verzoening. Monsieur Henry, de spelleider van Eurydice, spreekt de lof uit van de dood: hij doet nooit pijn, hij is zachtGa naar eind(39); hij alleen is een vriend.Ga naar eind(40). Antigone, al bevestigt ze stellig haar levenslustGa naar eind(41), is een wezen dat, bij voorbaat, tot de dood voorbestemd was (Créon: ‘Nu begrijp ik het: Antigone was geschapen om dood te zijn.’Ga naar eind(42). Zodus kan de dood, niettegenstaande alle bekoringen van het leven, voorkomen als een oplossing, als de oplossing. Men moet hem dus kalm beschouwen; doden en zelfmoord plegen zijn maar enkel een gebaar dat een reflex kan worden. Deze dood kan zelfs eenvoudig symbolisch zijn en slechts de gedachte van het wezen aantasten. Net zoals Mathias Pascal zelfmoord pleegt op Mathias Pascal, om verder te leven als Adriaan Meis,Ga naar eind(43), doodt Gaston in Le Voyageur sans Bagage de objectieve werkelijkheid van het personage van Jacques Renaud, om zich de mogelijkheid te verschaffen verder te leven in een subjectieve realiteit waaraan hij de identiteit van oom Madensale verleent. En zijn verzakingsdaad komt hem voor als een ware moord. Gaston (na enkele variaties op het thema: heb je reeds iemand vermoord?): Stel je eens voor dat je, om te leven, een jongeling in het grote niet moet dompelen. Een achttienjarige jongeling. Een hoogmoedige jongeling, een kleine | |
[pagina 344]
| |
ploert, maar toch een arme kleine... Daarna zul je vrij zijn, mijn waarde, de vrijste mens van de wereld; maar om vrij te zijn moet je dat kleine lijk achter je rug laten liggen.Ga naar eind(44). Men zal dus niet verwonderd zijn indien zekere personages van Anouilh zich vertrouwd hebben met het idee van de moord. Frantz in het eerste bedrijf van L'Hermine, toen de vermoording van Madame de Granat slechts een opvatting van zijn onderbewustzijn was, heeft al duidelijk ingezien wat vermoorden was: - Ik weet wat je me zult antwoorden. Tracht jezelf niet te foppen met de eerlijkheid en de moraal. Het is omdat we laf zijn. Welk belang heeft het anders iemand te doden? Men bekijkt zijn handen niet; men wast ze... enz.Ga naar eind(45). De opvatting van Frantz van de manier van doden komt tot uiting in dezelfde woorden die Oreste gebruikt om zijn voorbereiding tot de heilige daad van de wraak van zijn vader uit te leggen.Ga naar eind(46). En nochtans zijn de personages die zo spreken absoluut niet bloeddorstig; zij zijn eerder gevoelig. Gaston in Le Voyageur sans Bagage verwerpt de gedachte het kleinste dier pijn te doen. Het menselijk verval is, zonder twijfel, een gevolg van de erfzonde. Maar de zwaarte van dit verval omvat, met zijn potentieel van leed, iedere virtualiteit van verlossing. Het sleept altijd de noodzakelijkheid van de inspanning met zich mee. Heel vaak is het een gevolg van een moeilijke financiële toestand. Maar juist omdat het inspanning vergt, bevat het de mogelijkheid tot bevrijding. En het is Thérèse die ons de sleutel van deze interpretatie geeft: ‘Indien je trachtte, in plaats van te lukken enkel door je verschijnen, je moeizaam een plaats te verwerven zoals de anderen.’Ga naar eind(47). Omdat zij van dat ras is voelt Thérèse de drang naar zuiverheid. Zij is een wezen dat geen enkele schande heeft kunnen schenden; een soort Magdalena die zelfs geen berouw nodig heeft. Ze neemt op zeker ogenblik aan dat er mensen bestaan die als geïmmuniseerd zijn tegen de erfzonde, de oorsprongzonde: omdat zij de gave der zuiverheid heeft. Florent is een van die mensen. Ze had er aan getwijfeld, omdat zijn haast uitdagende vreugde, zijn ongewoon geluk hem onvatbaar hadden gemaakt voor droefheid en leed.Ga naar eind(48). Maar hij ook is er toe bekwaam zijn geluk door een traan aan te kopen. Dan is het niet meer nodig dat hij een mens wordt zoals de anderen.Ga naar eind(49). Het menselijke verval postuleert de mogelijkheid van de verlossing. En hier vinden wij een der voornaamste morele trekken van het werk van Anouilh: zijn personages mogen zo laag mogelijk vallen, er blijft altijd een soort heimwee naar zuiverheid rond hen. Heel dikwijls verpersoonlijkt de protagonist die drang naar kuisheid (Thérèse, Antigone, Ludovic, Gaston). Heimwee dat een sanctie zou kunnen vinden in de christelijke symboliek: het witte kleed van Thérèse, dat van Jeannette, zijn niets anders, - men heeft het opgemerkt -Ga naar eind(50) dan de witte tooi voor de doop. Weer bevinden wij ons in de ideologie van de verlossing. Misschien is het hier wel nodig aan te dringen op het christelijke, zelfs | |
[pagina 345]
| |
katholieke karakter van het werk van Anouilh. Verscheidene exegenten hebben in hem een ‘onbewuste katholiek’, een ‘catholique malgré lui’ gezien. Pol Gaillard voorspelt dat zijn evolutie hem zal leiden tot het schrijven van katholieke stukken.Ga naar eind(51). Wat er ook van zij, wij vinden verschillende christelijke naklanken in dit werk. In La Sauvage waar wij reeds het Magdalenische van het karakter van Thérèse aanhaalden, wordt het thema van de verlossing door het lijden breedvoerig behandeld; in Eurydice wordt het thema van de biecht bewerkt in een gesprek tussen Orphée en Eurydice.Ga naar eind(52). De hoogmoed, die de katholieke zedenleer als de voornaamste hoofdzonde beschouwt, is dikwijls door Anouilh aan de kaak gesteld: Créon verwijt aan Antigone de hoogmoed der Atriden; Thérèse wordt door haar hoogmoed er toe gedreven, tegen haar belangen en haar wil in, te spreken; in het complexe karakter van Frantz is de hoogmoed een beslissende oorzaak (cf. L'Hermine, blz. 100). Eindelijk, en dit kenmerk is niet specifiek katholiek maar kan zekere spiritualistische bekommeringen uitleggen, ontdekken wij in het werk van Anouilh een onbevredigde zucht naar het absolute, een drang naar eeuwigheid. En dit zou al een bewijs zijn dat Anouilh niet absoluut amoreel en antisociaal is, zoals sommige critici het beweren. Zijn opvattingen kunnen, op moreel gebied, enigszins lauw voorkomen. Maar dat is slechts een oppervlakkig overzicht van de kwestie. Ongetwijfeld is hij tamelijk toegevend op het gebied van de sexuele betrekkingen (cf. Le Voyageur sans Bagage): het is, geloof ik, eerder onverschilligheid tegenover de sexuele daad. Voor Anouilh heeft ze heel weinig te maken met de liefde die door hem als vriendschap-liefde moet opgevat worden. Zijn hele terminologie gelde als bewijs hiervoor. De vriendschap en de opoffering voor de vriend mogen beschouwd worden als een van de imperatieven van de moreel van Anouilh. Anne-Marie in Y'avait un prisonnier blijft haar stiefvader trouw als de anderen hem verloochenen omdat hij een fout heeft begaanGa naar eind(53). Wij weten reedsGa naar eind(54) dat de vriendschap erin moet lukken de edelste gevoelens in te boezemen. (Zelfopoffering: wij zijn hier weer op de grens van het katholicisme. De zuivere wezens van Anouilh zijn goed. Hun instinct leidt ze ertoe de zwakken, de onderdrukten te ondersteunen.Ga naar eind(55) Ten slotte moet men eerlijk zijn, niet knoeien (cf. Eurydice, Roméo et Jeannette, Jézabel). Er bestaan dus morele opvattingen bij Anouilh. Een beetje schematisch en onduidelijk verklaard misschien; maar onbetwistbaar. Wellicht komen ze later tot vollediger uiting. Want het schijnt mij dat Anouilh aan een keerpunt van zijn inspiratie gekomen is. Medée komt me voor als een soort bilan van al de thema's die ik heb trachten uiteen te zetten en waaraan ik nog zou kunnen toevoegen: de onwederroepelijkheid van de tijdGa naar eind(56) (Y'avait un prisonnier, I, XIII, XIV; II, III; Eurydice, IV, blz. 397); het eeuwigdurende momentGa naar eind(57) (Eurydice, II, blz. 346); de onvermijdelijkheid van de liefde (L'Hermine, I, blz. 311; II, blz. 340). Misschien brengt ons het verdere werk van Anouilh nieuwe bekomme- | |
[pagina 346]
| |
ringen, nieuwe tendenzen. Maar laat er ons liever over zwijgen, vermits de dichter zelf nu een pauze wil laten doorgaan.Ga naar eind(58) De plaats ontbreekt ons om hier de door BlanchartGa naar eind(59) aangehaalde invloeden te discussieren. Moesten zij zo verscheiden zijn als Blanchart het beweert dan zou Anouilh maar heel weinig overblijven van zijn inspiratie. Chastaing haalt Gabriel Marcel aan. We hebben die gedachte grondig onderzocht en we moeten eerlijk bekennen dat het ons niet voorkomt dat Anouilh iets aan Marcel zou ontleend hebben. We geloven en we zouden er de bewijzen kunnen van geven, dat het volstaat de werken van Anouilh te lezen om te voelen wat hij aan Molière, Marivaux en Musset verschuldigd is; en over Molière en Marivaux heen zou men ook de verwantschap tussen Le Baldes Voleurs en de Commedia dell' Arte kunnen bewijzen. De omstandigheden van het leven brachten Anouilh onder de invloed, die hij bekend heeft, van Giraudoux. De eerste ontmoeting dateert van Siegfried. En Siegfried geeft aan Anouilh zijn Le Voyageur sans bagage in. Men zou de algemene atmosfeer van La Sauvage met die van Tessa kunnen vergelijken. En Maxime Chastaing vestigde de aandacht op het feit dat ‘Monsieur Henry, la mort d'Eurydice, s'exprime selon les cadences chères à l'auteur d'Electre’.Ga naar eind(61) Maar de opvattingen van Anouilh verschillen heel wat van die van Giraudoux; alleen in zekere personages van de Pièces roses heeft men dezelfde wuftheid als die van de schrijver van Intermezzo. Men voege er een poëtisch aura aan toe dat Anouilh aan Musset zou hebben kunnen ontlenen. Men heeft de evenwijdigheid aangetoond tussen zekere personages van Musset en die van Anouilh. En het rhythme van de auteur van Leocadia herinnert meer dan eens aan zekere replieken van ‘Un spectacle dans un fauteuil’ of aan de verzen van Musset. Men vergelijke b.v. de woorden van Valentine (Le Voyageur sans bagage, III)Ga naar eind(62): ‘Ton lot va être beaucoup plus simple... etc.’ met de tirade van Madame de Léry uit un Caprice: ‘Adieu, vous m'en voudrez peut-être ce soir... etc.’Ga naar eind(63) of met de verzen van Lucile: Mes chers amis, quand je mourrai... etc.Ga naar eind(64); en men zal er dezelfde tonaliteiten in terugvinden. Wat de inspiratie betreft heeft men de invloed van Dostoiewski aangehaald. Het lijdt geen twijfel dat er een nauwe verwantschap bestaat tussen Kaskolnikow en de Franz van L'Hermine. Pirandello heeft aan Anouilh een klimaat en een techniek gegeven. Indien er ongetwijfeld een engere samenwerking bestaat tussen Siegfried en Le Voyageur sans bagage dan is er nog een grotere vergelijking te maken tussen Le Voyageur sans Bagage en Come tu mi vuoi (Comme tu veux, op 7 November 1932 te Parijs opgevoerd). Wij hebben de philosophische contactpunten nauwkeurig aangeduid. Maar de invloeden door Anouilh ondergaan volstaan niet om zijn bijval uit te leggen. Men moet aanstippen, zoals we het reeds deden dat de dichter literair met zijn tijd overeenstemt en dat de procédé's die hij aanwendt hem doen over- | |
[pagina 347]
| |
eenstemmen met zijn tijdgenoten. Men moet met La Croix-Laval opmerken dat hij op toneelgebied een meester is.Ga naar eind(65) En dan is er nog de bekoring van de stijl, de poëzie ervan. Soms is de zin broos, teder, melancholisch (cf. Le Voyageur sans bagage, III, blz. 254: Oe ne sont pas seulement des rides... etc.); soms is hij levendig en blij, (Leocadia, IV, blz. 251: Le soleil est déjà, presque levé...), soms hard en ruw (Roméo et Jeannette, IV, blz. 326: L'ceil de la nuit... Une dróle d'expression, etc.). Men vindt in Anouilh een wonderbaar spel van sonoriteiten. Nu eens de afwisseling van lichte en diepe klinkers, dan weer de opeenstapeling van uitgedoofde klanken, zoals: - ‘Jacques dont le nom est entouré des cadavres de tant d'oiseaux; Jacques qui a trompé, meurtri, qui s'en est allé tout seul à la guerre sans personne à son train, Jacques qui n'a même pas aimé, il me fait peur’. (Le Voyageur sans Bagage, IV).Ga naar eind(66) Wij horen hier een lange, muzikale zin die zich uit in een waar largo, diep en treurig. Want de inspiratie van Anouilh is door en door muzikaal opgevat: ‘Wat heeft hij ook niet uit de muziek geput. Zonder over de partituren van Darius Milhaud (Le Voyageur sans Bagage en Le Baldes Voleurs) en van Francis Poulenc (Leocadia) te spreken, zal hij zelf het rhythme van Eurydice musiceren dat het ganse stuk zich opbouwt alsof twee thema's elkaar beantwoordden: liefdedialoog van het elysees paar en platte replieken van de anderen, ware vaudeville-personages.Ga naar eind(67) Muzikaal is de opvatting. Muzikaler nog de uiting. Is het misschien daaraan niet te wijten dat Anouilh de toeschouwers zo diep ontroert. Wie blijft onverschillig bij de tonaliteit - al komt ze zelden voor bij onze schrijver, ik beken het - van D groot? Wie laat zich niet meeslepen door de zachte weemoed van A klein.
Robert O.J. VAN NUFFEL |
|