De Labourregering halverwege
MET de hervatting van de parlementaire zittingen in het nieuwe jaar trad de socialistische regering van Groot-Brittannië de tweede helft van haar bestuurstermijn in. Uitlatingen van Clement Attlee en zijn medewerkers doen veronderstellen, dat zij voornemens zijn hun tijd van vijf jaar uit te dienen en zelf te bepalen wanneer zij, tegen het einde van die tijd, in algemene verkiezingen zullen pogen opnieuw de gunst en het vertrouwen van de meerderheid der kiezers te winnen.
Dit is, bij het bestaande twee-partijen stelsel, de gewone gang van zaken in de Britse politiek. Als een der partijen in de verkiezingen een volstrekte meerderheid van de Lagerhuiszetels heeft gewonnen, dan moet er heel wat gebeuren voordat de regering, welke op de zegevierende partij steunt, binnen haar wettige bostuurstermijn uit de zetels van de macht wordt gelicht.
De meerderheid, welke Labour in de algemene verkiezingen van de zomer van 1945 behaalde, was overweldigend. De ‘luck of the poll’, die in het Engels kiesstelsel onthutsende uitkomsten kan geven, verschafte Labour, voor de ongeveer 11 millicen stemmen die het kreeg, 393 zetels in het Lagerhuis. De conservatieven kregen er 189 voor ongeveer 9 millioen stemmen, de liberalen 12 voor 3 millioen stemmen.
De zo even aangegeven gang van zaken kan worden verstoord als er in de bevolking een niet te dempen verzet tegen de regering uitbarst, hetwelk haar zou moeten nopen op morele gronden af te treden. Die gang van zaken kan ook worden verstoord als er in de regeringspartij een scheuring ontstaat, welke haar zodanig zou verzwakken dat ze zou worden overgeleverd aan de genade van de tegenpartij.
‘H.M.'s Opposition’ - zoals de politieke tegenpartij in het parlement officieel heet - heeft zich van de eerste maanden van het Labourbewind af ten zeerste ingespannen in de bevolking de stemming te wekken, die regeringen kan doen vallen. De omstandigheden waren daarvoor zeer gunstig. Het peil van de stoffelijke welstand, dat bij het einde van de oorlog nog vrij goed stond, is gedurende het socialistisch bestuur en tot op de huidige dag, gestadig gezakt. Daaruit kon klinkende politieke munt worden geslagen; en Winston Churchill en zijn medestanders in en buiten het parlement hebben de kansen daartoe niet gemist.
De economische en financiële toestand van het land bood zulke kansen nagenoeg van dag tot dag. De schaarste van grondstoffen, voedingsmiddelen en fabrikaten voor binnenlands gebruik werd geleidelijk ernstiger. Een kolencrisis in het begin van het vorig jaar voegde aan de ontberingen, die voortkwamen uit de magere voedsel- en kledingsrantsoenen, de e'lende toe van een strenge winter met ontoereikende verwarmingsmiddelen in lichtloze woonkamers. De Amerikaanse lening van meer dan duizend millioen pond sterling raakte met verbijsterende gezwindheid uitgeput, hoewel de zegeningen, die men er van had menen te mogen tegemoetzien, nauwelijks aan de dag waren getreden. De mijnwerkersbond