De Vlaamse Gids. Jaargang 32
(1948)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 119]
| |
Geniaal... maar met te korte beentjes
| |
VlaanderenEn toch... laat ons eens zien wat anderen er van gemaakt hebben. Het dichtst in de buurt: een Vlaming, Tony Heidekens, die het niet al te schitterend plan heeft opgevat, een bloemlezing samen te stellen van enkele dingen waar oorlog en bezetting hun naargeestige stempel hebben op geslagen. ‘Te | |
[pagina 120]
| |
Weer!’ heet zijn spulGa naar eind(2). En dat is weeral eens een titel voor een Vlaming: ziet ge ooit een Brit, een Amerikaan, een Chinees, een boek schrijven met als titel ‘Te Weer’, plus een uitroepteken? Wapengekletter, middeleeuwen, bombast: Vlaanderen. En vanzelfsprekend de gemakkelijkste manier van arbeiden, die geen nadenken of ook geen inspanning vergde: een bloemlezing van wat anderen schreven: naar de weide gedraafd om daar een beetje margrieten en boterbloemen bij elkaar te grassen. Ge kunt me antwoorden dat dit boekje alleen maar tot doel had een Te Weer! te zijn... of als ik het goed voorheb aan te tonen wie er Vlaanderen Trouw Bleef: ook mij werd gevraagd een stukje in te sturen, en toen was het nog steeds ‘zij die Vlaanderen trouw bleven’... ik schreef het toen aan Heidekens: mij is die titel te opgeschroefd... en de titel veranderde maar hij bleef even ongelukkig. En dat het ‘niets anders tot doel had...’, neen, dat aanvaard ik niet: iets is volledig of iets is onvolledig. Daarbij, als bloemlezing op zichzelf, werd zelfs de keuze veel te oppervlakkig gedaan... inderdaad, margrietjes steken verwaand het kopje op, en koningin-der-welde schittert door afwezigheid... en tevens interesseert het mij niet, wie onder al die onbekende grootheden er in Mei 1940 gemobiliseerd was, naar Frankrijk vluchtte of krijgsgevangen werd genomen: mij interesseert alleen het hoe en waarom der dingen. Niet of dit en dat schrijvertje ook door de gestapo werd gezocht, maar of de schrijver in staat was aan te tenen op welke manier het mogelijk werd, dat hart en zenuwen van deze 20ste eeuw zo sadistisch konden zijn... en of hij dat alles in zijn werk op de rand van het scheermes heeft kunnen afwegen. Wat mij tussen haakjes, even terloops interesseerde, was de vraag die Tony Heidekens aan enkele schrijvers-in-de-dop heeft gesteld: wat denkt u over de Vlaamse letterkunde in de toekomst? Maar het heeft mij niet geamuseerd als ik zag dat de meesten met enkele lege woorden hebben geantwoord: ik weet het niet, eigenlijk denk ik niet maar voel ik een beetje, en mijn gevoel zegt me... blub delub... het een of ander. Neen, als het Oorlogsboek reeds geschreven werd, dan is het toch deze bloemlezing niet. | |
NederlandEn dan, een stapje verder is er Holland, gedegener, ernstiger, en ontzaglijk veel plechtstatiger: zie het boek ‘Arnhem’ van Johan Van der Woude, waar hij een man bij het licht van 1 kaars de hele geschiedenis van heel Arnhem laat verhalen... en af en toe door des mans vrouw verder laat verhalen... en af en toe zijn held onderbreekt om zelf een woordje mee te spreken... maar held of vrouw-van-de-held of schrijver zelf: allen spreken op diezelfde plechtstatige toon, met een welverzorgd rhythme en schone kadans van woorden en zinnen... doch waar vallende bommen en afgerukte ledematen vanzelfsprekend niet thuishoren: een oorlogsboek, maar jammer dat er over de oorlog moest gesproken worden. Daarnaast is er Jef Last, die hetzelfde systeem van Tony Heidekens heeft toegepast, in zijn werkje ‘Aan de Bronnen van het Verzet’Ga naar eind(3). Ziet ge, die | |
[pagina 121]
| |
titel alleen reeds... verzet, in plaats van te weer!... en tevens de drang om vollediger te zijn: aan de bronnen... het toont aan dat we boven de Moerdijk zijn, waar men wat meer schijnt na te denken, wat dieper speurt, en een reputatie moet hooghouden. Jef Last is in zijn manier van bloemetjes-plukken zeer netjes te werk gegaan... keurig, is het Hollands woord... en hij is om zo te zeggen bijna volledig: met gekleurd stijf papier dat het boek indeelt gelijk een perfect woordenboek, met grote en kleine en halve bladzijden die een beetje revolutionnair aandoen, en een inhoud bestaande uit radiolezingen, interviews, verslag van de commandant, orders en mededelingen, en met zelfs rantsoeneringsbonnetjes als illustratiemateriaal. Jammer dat die inhoud van verslagen en mededelingen niet tot een zeker minimum werd herleid, om deze van Jef Last tot een maximum op te voeren. Maar de vorm geeft mij stof tot nadenken, het is iets waarvan ik zeggen moet: kijk Boontje, dat hadt ge ook kunnen doen. De uitvoering is voor mij wel een beetje te Hollands, maar de idee, die van Jef Last is, steekt mij de ogen uit: het is DE vorm die... vanzelfsprekend met DE inhoud er bij... HET oorlogsboek kon gegeven hebben. Stelt u dat afwisselende pagina-formaat voor, met halve bladzijden over nieuws van de fronten, gelijk wij het in onze besloten bezetting vernamen: de radio over El Alamein, de dagbladen over de rode October-fabriek in Stalingrad, de verhalen van terugkerende Duitsers ‘het is ginder een hel’... en dan... Maar neen, ik verklap het niet verder, want wie belet mij opnieuw te beginnen schrijven, onder titel: kleine bijbel van de oorlog? | |
AmerikaHa, en dan hebben we ook Amerika, dat het land van de onbegrensde mogelijkheden is... maar niet meer in de literatuur: de grens van de Amerikaanse roman is in de breedte de film, en in de diepte de dollar. Ik herinner mij lang, lang geleden een boek van Hemingway te hebben gelezen, en dat boek was onderverdeeld in 2 romans: de roman van een Amerikaanse soldaat aan het front van 14-18, plus daarbij de roman van diezelfde soldaat, jaren later, als een brave dokter in de U.S.A. Wacht, laat mij dat even voorstellen: hoofdstuk zoveel: de dr. zit bij een stervend kind en weert zich steendood om het in leven te kunnen houden... volgend hoofdstuk: de Amerikaanse soldaat ziet een vijand over een muurtje klauteren, schiet, en slaat gade hoe hij dood beneden ploft... volgend hoofdstuk: de Amerikaanse dokter enzovoort... Zeer mooi. Indertijd. Indertijd was ik de kluts kwijt met zo een boek. Nu niet meer, ik zie dat het een systeem is, een welbeproefd en haast nimmer falend systeem, dat alle jonge Amerikaanse schrijvers aangeprezen wordt: iedere Amerikaan draagt een eendere bril en een eendere hoed, eet het eender eten-uit-blikjes... en schrijft een eender boek: elk Amerikaans boek is een adembenemende jacht naar een welbepaald eind, dat een onontkombare en ook onoverschrijdbare muur is... Let er eens op, lees 10 Amerikaanse romans en tel op hoeveel er daarvan eindigen... neen, niet figuurlijk, maar zeer letterlijk... aan een hoge muur. En nog iets, de Amerikaanse roman wordt geschreven met de hoop dat hij zal verfilmd worden: hij | |
[pagina 122]
| |
moet dus alle mogelijke filmische elementen bevatten of hij wordt door de producer niet opgemerkt. En hij moet tevens een résumé zijn, een kleine gemene deler en een groot gemeen veelvoud van iedere andere te verfilmen of reeds verfilmde Amerikaanse roman. Dit is de samenvatting van Harry Brown's ‘Een Wandeling in de Zon’Ga naar eind(4). Deze wandeling in de zon moet iedere Amerikaan wijsmaken dat oorlogvoeren niets moeilijk of hinderend is voor het individu, dat niemand sterft, dat de oorlog tenslotte door de Amerikanen gewonnen wordt: breng 7 verschillende mensen bij elkaar, schets van elk dezer 7 de korte levensroman, mixt dat door elkaar, laat hen praten, praten, praten in een flegmatieke achterbuurtslang, en laat hen allen samenkomen aan die muur die het einde is: ge hebt de wandeling in de zon, en ge hebt alle Amerikaanse romans samen... maar ge hebt niet HET oorlogsboek, de bijbel van de oorlog, die deze tijd als een vloek, als een vermaledijding, als een openrijtende bom, als een splitsende atoomwereld met de vinger aanwijst. | |
EngelandIk zal niets zeggen over de boeken rondom Stalingrad en rondom Tobroek: zij behandelen allen slechts 1 fase van de verschrikking... een kleine mens die zijn eigen klein avontuur heeft verhaald... maar nooit een mens die in zijn angst de hele aarde heeft omgrepen, die sidderde en schrikte en beefde om wat men noemt ‘onze beschaving’ - een dood woord helaas, waarvan het mij spijt het te hebben gebruikt... maar ik wou er mee zeggen: onze geschiedenis, vanaf de aap met zijn knots, langs het vuur en het rad, over Plato en de Franse revolutie, tot aan... ja tot aan wat? - Ik zal ook niets zeggen over de haast niet meer te tellen oorlogsreportages: ik wil er alleen het typische ‘Gevangen in El Alamein’Ga naar eind(5) uithalen, van Brian Stone. Het is de tot roman verwerkte reportage à la Harry Brown, maar met nadruk op het specifieke van de Engelsman: het boek wil beheerst doen, nuchter en flegmatiek zijn. Maar iets dat ik noch Brian Stone, noch Marcel Proust, noch om het even wie vergeef: een verspringen in de tijd. Om het even welke romanschrijver, die met zijn verhaal in de tijd verspringt, zouden ze moeten... neen, zouden ze niets moeten... maar zouden wij categoriek moeten weigeren van te lezen. Het is iets dat ten zeerste zeeziek maakt, en dat ten tweede aantoont hoe de schrijver zich inspant zijn machteloosheid te camoufleren - juist gelijk iemand die veel uitroeptekens gebruikt, als hij zich met de woorden alleen niet voldoende kon uitdrukken. - Nu eens zijt ge 50 jaar en almeteens zijt ge er weer maar 10, en in al dat verspringen in de tijd blijft de schrijver gelijk god-de-vader dezelfde. Maar zie eens hier: de schrijver verspringt... en de lezer springt dan maar mee... maar beider omvatten van het begrip ‘tijd’ kan niet meespringen, en het resultaat is dat de ene een zieke kop krijgt en de andere met een gebroken been blijft zitten. Brian Stone begint zijn verhaal waar de schrijver-de-held gevangen wordt genomen, en dan volgen zijn belevenissen in de vijandelijke hospitalen... maar almeteens herinnert hij zich de vroegere | |
[pagina 123]
| |
tijd, en dan is het weer schieten en vechten... en dan keert hij terug tot het verhaal en de hospitaaldrankjes en vult verder zijn bladzijden. Ja, vult zijn bladzijden: want herschrijf nu eens dat boek in chronologische orde: dan hebt ge eerst een tijd schieten en vechten in de woestijn... een half boek woestijn... en daarna een half boek hospitaal. Twee halve boeken dus, en niets om ze mee aaneen te lijmen tot een behoorlijk geheel. En dus denkt de schrijver: hokus pokus en klaar is Kees. Klaar is Kees, maar niet voor ons die dat spelletje doorzien, en geen eten op tafel willen, waarvan de ene helft versgebakken en de andere helft aangebrand-van-gisteren is. En dan is er ‘Het Vliegveld’ van Rex WarnerGa naar eind(6), nogmaals een Engelsman, maar niet nogmaals een boek over de oorlog: het is een boek dat als waarschuwing tegen fascisme en oorlog geschreven werd... en dat hier dus eigenlijk een beetje uit de lijn valt. Maar als boek, als roman, als geheel, is het een afgewerkt product waar Warner fier mag op zijn: een dorp wordt bezet door een militaire macht, en de democratische dorpelingen laten zich overbluffen door de fascistische militairen. Het is piekfijn uiteengezet, knap afgewerkt, en de grondidee werd zo netjes opengevouwd dat wij in bewondering ons mutsje aflangen voor zo een rationalistisch denker. Maar de geest van Warner... die in zijn privaat leven een leraar is... wordt gekweld door de vrees iets te zullen zeggen dat achteraf niet juist zou blijken te zijn. Van daaruit omschrijft en omwikkelt hij zijn gedachten met woorden en woorden, die allen, het een steeds wat precieser na het ander, zich tot een in een kring sluitende zin voegen. Om een stemming, een gedachte, een gevoel te vertolken, nadert hij stilaan op zijn sokken, spant zijn woorden gelijk het net van een vogelvanger... en inderdaad, het vogeltje zit gevangen: maar de heer der prozaschrijvers spare mij voor zo een nauwkeurigheid. Plus daarbij zijn de figuren van Rex Warner figuren van Henry Moore: mensen zonder gelaat, uit zandsteen uitgeholde en fijngeslepen figuren, die allen aan elkander gelijken: zeer mooi als ge het bij Moore ziet... en u daarbij voorstelt dat hij niet die of die mens heeft willen voorstellen, maar dè mens... doch zeer vervelend als ge het bij Warner leest, want de domineese en de zuster van de squire, de dominee en de squire, en verder alle dorpelingen, alle militairen, elke jonge vrouw, elke jonge man: het zijn uit een gietvorm komende figuren. En alleen eens heel eventjes, bij de dood van de dominee... of was het van de squire?... dit: de gebaarde man. Ha, op de vijftigste bladzijde, bij de dood van die persoon: de gebaarde man. En tot slot: alhoewel het boek volledig was, de roman een afgerond geheel, de idee glashelder voorgesteld... het vliegveld en het dorp als twee eigen omsloten cirkels, die noodlottigerwijze elkander snijden zullen... de democratie aangerand door het fascisme... alhoewel dat meer dan voldoende was, dacht de schrijver er nog een andere intrigue te moeten aan toevoegen: de democratische jonge man, als een zoon van de fascistische heerser. Een raadsel dat veel, veel te lang getrokken wordt: in plaats van ons nieuwsgierig te willen maken... iets wat wij toch niet worden, want we denken steeds maar: nee broertje, mij hebt ge niet... in plaats daarvan had hij eigenlijk best | |
[pagina 124]
| |
van in het begin het probleem gesteld, het dramatische van de situatie ware er nog door verscherpt geweest. Maar weeral eens, niet HET oorlogsboek, niet het boek van de bloedige strijd der tegen elkaar aanbotsende ideologieën... waaronder de kleine man, gij en ik en de hele wereld, half en heel verhongerd raakten, in lijken op elkander gegooid werden, vergast werden, verkracht en gescalpeerd: het boek van de overlevenden die, waar blijven wij de moed halen, toch opnieuw beginnen bouwen... al is het met holle ogen en bleke lippen. Het boek over de oorlog, de bijbel van de oorlog, gelijk die nog geschreven moet worden: gaat gij het doen, of moet ik er aan beginnen?
L.P. BOON |
|