Smetana, Glinka en zelfs Grieg hervormden de bestaande schrijftechniek of schiepen nieuwe bouwmiddelen naar de vereischten van het nationaal muziekbegrip. Het streven van Peter Benoit heeft nooit de behoefte aan nieuw materiaal gekend. Zijn strijden was alleen gericht naar het verheffen van de Vlaamsche folkloristische melodie tot een hoogeren kunstvorm, vorm, die voor Benoit buiten de traditioneele internationale harmonie niet denkbaar was. Felipe Pedrell heeft, tegenover het Spaansche Italianisme van zijn tijd, een gelijkaardig standpunt ingenomen. Ook hij meende een Spaansche nationale muziek leefbaar in de perken van de klassieke harmonie. Zijn opvolgers: Albeniz, De Falla,, Turina, Granados, zagen de noodzakelijkheid in het harmonisch en orkestraal materiaal te vernieuwen, zonder daarvoor te kort te komen aan de achting welke zij den meester toedroegen. Weliswaar werden zij door Pedrell zelf vaderlijk aangemoedigd. Merken wij toch terloops op dat de Spaansche toondichters hun technische onafhankelijkheid in het buitenland hebben moeten zoeken.
Voor Benoit was het inrichten van het muziekonderwijs in eigen taal van grooter belang dan het vernieuwen, naar Vlaamsche aesthetische vereischten van de harmonie. Noodgedwongen moest men toch eerst de muziek in de moedertaal kunnen onderwijzen vooraleer tot een technische zelfstandigheid over te gaan. Door zijn doelmatigheid, versterkt het Antwerpsche Konservatorium deels de klassieke en deels de romantische traditie. De degelijkheid van deze instelling, het prestige van haar stichter, worden door de epigonen als een fortenlinie tegen alle vernieuwingspogingen opgesteld.
Te Brussel en ook in mindere mate te Antwerpen krijgen alle vreemde modernistische strekkingen wel eens hun kans. De audities worden met nieuwsgierigheid door kleine kringen bijgewoond, waarin de Vlaamsch voelende dilettanten slechts sporadisch voorkomen. Ook in de studio's van den Vlaamschen Omroep, die sedert een paar jaar een ruim overzicht van heel de moderne toonkunst geeft, komen vooral Franschtalige bezoekers de uitzendingen bijwonen. De groote massa heeft totnogtoe niet de minste blijk van belangstelling gegeven. Dit is trouwens van ondergeschikt belang. Dilettanten-concerten en moderne uitzendingen zullen buiten de massa om rijke vruchten dragen, wanneer de jonge Vlaamsche toondichters, zooals de Vlaamsche kunstschilders, zich vooraan in den modernistischen strijd zullen opwerken.
Mogen wij zulks in afzienbaren tijd verwachten?
De vraag is moeilijk te beantwoorden. Composities waaraan wij heden geen bijzondere waarde hechten, kunnen later een beteekenis verwerven, welke ons heden ontsnapt.
Laat ons even de moeilijk te beantwoorden vraag anders stellen.
Zijn hier de factoren aanwezig, noodzakelijk tot het ontstaan van een zelfstandige, moderne muziek? Met zelfstandige bedoel ik een moderne muziek, welke niet een of andere vreemde strekking zou naäpen. Hierop kan men zonder aarzelen: neen, antwoorden.
De levende kunst dankt haar actualiteitsbeteekenis aan haar revolutionnaire