Litteraire penicilline
Wat Vlaanderen noodig heeft, is een goed criticus.
Om dien criticus te vinden, zullen er heel wat critici voorbij getrokken zijn.
In de kunst is het kind de jeugd.
En men kan het enkel zijn naam geven als het oud is.
Moest men thans niet weten dat Tollens het ernstig meent met zijn ‘Reis naar Nova-Zembla’, men zou romantische lachtranen storten zooals met de kikvorschenhistorie van Bilderdijk.
Er vallen nog zoovele bladzijden om te slaan...
Het Leven roept, en niet de catalogus.
Verzen schrijven over den Dood, is een ode brengen aan het Leven.
Een mislukking is nooit te versmaden.
Al was het maar om vrienden van vijanden te onderscheiden.
Krijgsraad.
De Wet eischt de doodstraf voor beschuldigde. De advokaten krijschen zich heesch.
Na rekwisitorium mag beschuldigde spreken:
- ‘Ik was steeds een kind en ben het gebleven. Nu botste ik op een muur van staal. Om mijn fout te herstellen, schrijf ik thans een bundel om de jeugd den rechten weg te wijzen...’
Of: de literatuur als springplank tusschen leven en dood.
Ik heb Herreman gelezen over het geluk.
Alhoewel schrijver zegt dat een goed boek een mensch gelukkiger maakt, voel ik mij nadien toch ongelukkig. Niet om het boek, maar omdat het geluk zoo ingewikkeld is.
Sedert den oorlog zijn er wat overal klokjes aan het lulden gegaan over het litteraire land. Wie het zal aandurven een orgelpunt te stellen in dit bont generatieconcert om in een anderen toonaard te beginnen, zal met de inkt der conventie besproeid worden.
Pas later zal hij de voorman zijn.
Of: de comedie der posthume hulde.
Om een tijdschrift objectief te beoordeelen, lees de boekenkroniek.
En ge weet genoeg.