De Vlaamsche Gids. Jaargang 30(1946)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 749] [p. 749] [Gedichten] Klein afscheid De straat slaapt zorgeloos in den zomer, gij schrijdt naast mij met lichten voet; een bleeke vrouw en ik een zondagsdroomer. Zooals het leven gaat met glans en tegenspoed, wendt zich ons hart tot stil aanvaarden. De droomen slapen, zorgen laten nimmer los. Alleen een kind, uw blikken die reeds klaarden, zijn glanzend in de zon, een teere, roode blos is op uw zacht gelaat aan 't rijpen. Gij weet dat gij nu alles, alles achterlaat, het kleine huis en deze straat. Maar pijnen nijpen, de krampen van uw schoot doorkerven uw gelaat. En toch is dit 't gebod om vrucht te dragen. Zie hoe de zon bedachtloos deze straat bestraalt. Wanneer gij wederkeert zal ik uw weelde schragen, terwijl een dartel kind weer dit geluk herhaalt. 26/8/1945. In afwachting Uw handen zijn zoo wit en zoeken mijne handen, en tusschen ons zit sprakeloos de dood. De nacht vervaalt, betastend al de wanden. Vindt u de morgen bleek of rood? En wachtend wordt hier 't leed beleden, dat steeds aan ons zijn lied herhaalt. En heeft het hart reeds duizendmaal gestreden, geeft het de kracht zoodat het nimmer faalt. Wat is geluk, 'n eeuwiglijk bezit, of 't derven, of 't nooit verzaden van een droom? Ach, dit verraad in 't vroege sterven, dat lokt en roept een vreemden stroom. 30/8/1945 Remi DE CNODDER Vorige Volgende