hij er met den waard of de buffetjuffrouw. Hij heet daar gewoon Fons en de klanten die er over den vloer komen, vermoeden niet dat de joviale broer die hen te woord staat een alombekend auteur is. Nooit heeft Elsschot het over zijn werk. Ik geloof niet dat hij zich ooit in een krant verdiept, tenzij om kalmpjes in te sluimeren, na den eten, in een zetel. Kent hij menigen Franschen, Engelschen, Duitschen classieker door en door, hij is alles behalve op de hoogte van wat er in Holland of Vlaanderen wordt gepubliceerd. Hij geeft er trouwens geen bliksem om. Ik twijfel er ernstig aan of er van zijn eigen werk een exemplaar voorhanden is in zijn bibliotheek: Walter, de oudste, gapt thuis de omslingerende boeken even stelselmatig wèg als de handschriften.
Voor Elsschot de elaboratie van een nieuw pensum aanpakt, draagt hij het onderwerp al maanden, vaak jaren in zich om. Hij trekt zich een maand of wat terug uit de circulatie, is dan met geen stokken uit zijn tent te halen, vertoont zich nergens. Gezeten aan een smal, wankel tafeltje, in den hoek van een duister vertrek, op de bovenverdieping, werkt hij van 's morgens vroeg tot een gat in den nacht. Het welt uit de bron. Men heeft den indruk dat hij slechts heeft op te teekenen wat zijn geheugen hem influistert. Het is meermaals gebeurd dat Elsschot een van de laatste hoofdstukken van zijn historie op de pen nam, voor de eerste waren voltooid...
Op de door hemzelf overgetikte versie zwoegt hij daarna nog ettelijke uren, met wekenlange tusschenpoozen, schrappend en verbeterend, waarop ten slotte het advies van de maats wordt ingewonnen.
Elsschot hanteert even vaardig het Fransch als het Nederlandsch; hij vertaalde o.m. verzen van Jan Greshof en een paar van zijn eigen romans die binnenkort te Parijs zullen verschijnen. Hij spreekt wijders vlot Duitsch en Engelsch. - hij is licentiaat in de handelswetenschappen, - en er zijn weinig Sinjoren wier eloquentie even beeldend is als de zijne, als hij eenmaal aan het doorhollen is. Hij steekt zijn meening niet onder stoelen of banken, geneert zich voor niets, niemand.
Objectief de situatie overblikkend en daarbij luidop en openlijk zijn oordeel uitend, heb ik onder den oorlog dikwijls voor zjn veiligheid gevreesd. Hij stond al niet in een goed blaadje bij de Duitschers, daar ze hem er van verdachten, een politieke vluchtelinge te hebben verstoken in '39. (wat wàar is). Agenten van de Gestapo kwamen hem uitvragen. Hij wist ze met een kluitje in 't riet te sturen.
Misschien vertelt hij ooit zijn avontuur met den Pruis die beslag had gelegd op de piano van èen zijner joodsche kameraden? Het scheelde weinig of hij was in een proces gewikkeld met den vreemden sequester, zóo hardnekkig als hij opkwam voor het ontvoerde meubel van zijn vriend.
Zonder zich daarbij den profetenmantel om te hangen, voorspelde Elsschot van stonden aan de nederlaag van Hitler, in weerwil van het aanvankelijk succes van dezes troepen in Europa: hij besefte te goed de enorme productiekracht van de Britten en de Amerikanen, als die eenmaal op dreef geraakten. Hij had een soliden hekel aan de Moffen en hun handlangers; twee of drie bekenden van hem