De Vlaamsche Gids. Jaargang 30(1946)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 663] [p. 663] Irrequietum II De stroom verstilt, verslijkt reeds bij de boorden, Doch nog vaart de boot gaat, die angst verdroeg; De wind waait steeds, die in 't getakel kloeg, Doch 't oeverriet ruischt 't lied reeds zonder woorden. De schipper is vergrijsd in 't grauwe Noorden, Met een gemoed dat vaak naar 't Zuiden vroeg, Het land bleef steeds in 't zicht, verre, verre oorden, En 't boegbeeld prijkt nog immer op den boeg. Ruimte, de zee; zooniet ineens de nacht 't Leven vervoert mij; doch terug te hooren Den eens gezongen, wrangen zang, niet ik. 'k Wil verder dan het zelf, dat ik veracht, De vaart was wonder, zij ook 't doel verloren; 't Is slechts een trage dood, waarvoor ik schrik. [pagina 664] [p. 664] III Ik heb den last te lang, te ver gedragen, Zonder den weg te erkennen, of het eind te zien Anders dan dood, en glimlach om de sagen Sprekend van goden, die ons bijstand biên. Mijn schouders worden zwak om nog te schragen Den eens zoo taaien waan dat ook ik dien Tot iets in 't duurzaam raderwerk der dagen, En meer dan ééndagsvlinder ben bij biên. Waarom niet heengaan dan, voor goed, en zwijgen, De groene knoppen rukken van de twijgen, De vink verblinden die geen nachtigaal kon zijn? Omdat mijn hart een nacht is vol verhalen Van andre nachten, waar soms nachtigalen Zingen van rozen en vrouwen en zonneschijn. Firmin VAN HECKE Vorige Volgende