Woord vooraf bij een studie
‘Ik ga over alles spreken’. (Democrites).
NA den dood van Beatrice zocht Dante rust in het filosofeeren. Zoo helt op middelbaren leeftijd elke niet afgestorven geest tot meditatie over. De duurbare jeugddroomen zijn verzwonden, hart en geest zoeken een nieuwe orde voor concentratie op rijp werk zonder krachtverspilling. Voorbij de tijd van geluk zoeken navibus atque quadrigis, met schip en wagen.
‘Groote’ en ‘nieuwe’ gedachten, dikke woorden vindt de lezer in dit boek niet. Schrijver heeft te dikwijls vastgesteld dat zij slechts ventosa loquacitas philosophorum waren, die vóór al de andere wind lossen wanneer men, na de schoollesjes te hebben verleerd, onderzoekend in de blazen begint te prikken.
Nieuwe gedachten schijnen doorgaans maar nieuw door eenigen tijd vergeten te zijn geweest. ‘Tout est dit depuis deux mille ans qu'il y a des hommes qui pensent’, zegt La Bruyère. Voor deze nieuwe gedachten pleit dat zij terugkeeren, maar ertegen dat zij vergeten werden, want het werkelijk essentieele wordt niet vergeten.
Oorspronkelijk denkt men doorgaans door iets of zichzelf te forceeren en altijd op kosten van de exactheid.
Wat de dikke woorden betreft, schrijver meent dat het zelfs in scheppende literatuur slechts aankomt op zoo eenvoudig, persoonlijk en nauwkeurig mogelijk schrijven, hoe zou hij dan zijn stem forceeren waar hij niets anders dan eenige persoonlijke opvattingen van algemeenen aard wil resumeeren en op punt stellen. Hij meent met Schopenhauer dat niets gemakkelijker is dan zoo schrijven dat niemand het verstaat, niets moedlijker dan eenvoudig schrijven en natuurlijk.
Dit geldt in het bijzonder voor de algemeene objecten van het eenzaam gepeins. Speculatieve en exacte wetenschappen laten zich nog vrij precies formuleeren, maar de wijde vanzelfsprekendheden, waarover de mensch zijn leven lang mijmert, zijn verbazend wars van heldere woorden op papier. ‘Je ne puis expliquer mon fond’, bekende de nochtans niet gecompliceerde Fénélon, ‘il m'échappe, il me parait changer a toute heure. Je ne saurais guère rien dire qui ne me paraisse faux un moment après’.
Deze onze scherpste en tegelijk vaagste gepeinzen, onze trouwste gezellen van wieg tot graf, gelijken op het spreekwoord, de waarheid in formule ne varietur: het tegenovergestelde ervan is ook waar. Immers haast en spoed is zelden goed, maar ook zelden slecht. Rust roest, maar ze vernieuwt ook. En de jongen piepen zoo de ouden zongen, maar eigenlijk piepen ze nooit zoo.
Is men er eindelijk in geslaagd zijn algemeene mijmeringen fideel te formuleeren, dan loopt men achteraf een gruwelijke teleurstelling op. Het geschrevene dat zooveel werk en zorg heeft gekost ziet er ontstellend banaal en overbodig uit. Men heeft slechts uitgesproken de gemeenplaatsen van iedereen. Meer dan op