denaar, een Camera Obscura ingericht, waar men voor 25 centimes een kijkje kan gaan nemen, en er weer buiten komt zonder dàt gezien te hebben waarvoor men eigenlijk betaalde...
Op het strand, links van de havengeul, bevinden zich reeds een dertigtal badkoetsjes. Er heerst heel wat drukte, bijna zoveel als verleden Zondag, toen voor de eerste maal een internationale yachtwedstrijd plaats had. God, wat fijne Engelse zeilschepen waren daarbij....
Het lollig gedoe dezer bebaarde romantiekers en hun amazones in hun lange gestreepte badpakken zou alleen door kleurfilm of televisie tot zijn recht kunnen komen. Vergeet het niet, we schrijven Augustus 1846...
Om van de dijk in de stad te geraken, moet men één van de twee bruggen over, die over de wallen geslagen waren. De stad ligt immers nog bekneld in haar vestingen. Op de grote markt gaan we een glas drinken in de ‘Société Littéraire’, een ruim café op de gelijkvloerse verdieping van het stadhuis.
Een paar Duitse studenten met lang haar zitten er brieven te schrijven. Een Engelsman in geruit kostuum is verdiept in de beursberichten van de ‘Times’. In de leeszaal liggen bijna alle Europese kranten, en aan een tafeltje in de hoek is Dr Noppe bezig de laatste hand te leggen aan zijn werkje ‘Le médecin de soi-même aux bains de mer ou manuel complet d'hygiène et de thérapeutique indispensable aux baigneurs’. Enkele exemplaren van Dr Hartwigs zojuist te Antwerpen verschenen brochure ‘Bemerkungen über den richtigen Gebrauch der Seebäder’ liggen er naast Boekdeel XXII van de Mémoires de l'Académie, waar een studie in voorkomt van Dr Verhaeghe over de phophorescentie van de zee.
Het is tegen de middag, en de talrijke habitué's zijn nu hun bad aan het nemen. Vanavond zullen ze hierboven, in het Casino (vier zalen van het stadhuis werden hiervoor sinds 1843 ter beschikking gesteld) hun mazurka's, polka's en quadrilles dansen...
Rond het schaakbord van de zestig straten waar ongeveer 15.000 Oostendenaars wonen, vlijen zich frisse plantsoentjes, netjes aangelegd en onderhouden door het geniekorps, wat heel zeker niet anders kan dan pleiten voor de pacifistische bedoelingen van de troepen van het garnizoen.
Uit het nieuw gebouwde stationnetje komt een bendje reizigers. Ze zien er moe uit, stofferig en een beetje verfomfaaid. Velen hebben rode randen om de ogen, van het stof en de sintels. Brussel-Oostende, vier uur en half, in een open wagen op harde planken, is geen pretje, zonder te spreken van degenen die van over de Rijn komen...
Hebben we nog tijd om naar de oesterputten te gaan kijken, waar deze weekdieren, geboren in Engeland en alhier ingevoerd, tot een volwaardig element van culinair genot worden gekweekt, of zullen we ons liever naar Slijkens begeven, om in het Museum van den heer Parret de beroemde collectie van opgezette vogels en andere dieren te gaan bezichtigen? Neen, we moeten opschieten, en na van een vriendelijke Engelse dame van de English Circulating Library Heine's