De Vlaamsche Gids. Jaargang 30(1946)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 539] [p. 539] Verzen Ik heb begeerd, ik heb geproefd, gebeten van elke spijs, van elke vrucht. Ik ben den geest van elk gebod vergeten en voor een zonde nooit gevlucht. Ik heb met volle teug 't genot gedronken van speelsche vrouwen en van wijn; ik heb genomen, nimmer weergeschonken, o, wellust vogel-vrij te zijn. Doch gij die nimmer spraakt van hechte banden maar hebt gebeden voor mijn nood, U laat ik binden deze moede handen en moe dit hoofd in uwen schoot I *** Nog laaien vuren in den ijlen nacht, en nog een vlam misschien in 't hart der velen. Nog is er hier en daar een kind dat lacht, en verre nog den roep uit herderskelen. Is er dan toch een einde aan elken nood, is er voor elke pijn dan nog verdooven? Mij werd de kiem van elk geluk gedood; ik ben te moe, mijn God, om te gelooven! [pagina 540] [p. 540] De nacht is drukkend zwaar, ik kan den slaap niet vinden, een vloek weegt op dit huis als op een tooverslot. Ik ben verguisd door allen die mij eens beminden, verketterd en vervloekt, en in den naam van God! En toch, heeft ooit een mensch door mijne schuld geleden, en heeft wel ooit een hart om mijnen smaad geweend? Ik heb, alléén, met trots den harden strijd gestreden en strijdend zijn mijn lippen en mijn hart versteend. Ik heb gescholden, ja... en ik heb onomwonden het vuil getoond dat wij verstoppen in ons hart. Ik heb geketterd, God, om duizend duistere zonden, en sluw heb ik de vuige zieligaards getart. Is het daarom misschien dat men mijn stem wil smoren; word ik daarom als vogelvrij ten val gebracht? Of kan er niemand meer de harde waarheid hooren Ik ben ten kamp bereid, wij meten onze macht I Geo VERBRUGGEN Prijs van de Stad Gent 1946 Vorige Volgende