De Vlaamsche Gids. Jaargang 30(1946)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 523] [p. 523] [Gedichten] Doornroosje Ala 'n duveltje ult de doos springt wel haar furie boven en beurtelings doorn en roos is zij vol wreed beloven. 't Zijn duizenden varianten: mijn lief, mijn vrouw, mijn kind. Geen blijft er onbemind, ik min naar alle kanten. Hoe wijs zij is, hoe dwaas, hoe wankel of beraden, met 't vochtig morgenwaas is iedere roos beladen. En iedere roos die ik pluk is doorn en balsem beide aan 't eeuwenoud geluk te slapen zij aan zijde. Opnieuw Ik heb nu weer opnieuw gevoeld hoezeer zij mij is toegedaan. Lang heb ik binnen haar gewoeld aleer ik uit haar op mocht staan. Diep is het rijk daar ik in woon met dochter en met zoon. Men is alleen - of met elkaar, een viertal, of een mensch apart, een klaverblad, een vogelschaar, vier streken van één zelfde hart, waarop de liefde veilig vaart en nieuw zich openbaart. Zij trilde er van het oogenblik, dat oog met oog in eenen smolt. Niet lang meer hebben zij en ik in 't wilde liefdesveld gehold [pagina 524] [p. 524] maar wetend en elkaar vertrouwd dit kleine rijk gebouwd. En die erbij komt, deelt de buit van liefdes blijden overvloed: hier is het voedsel, hier het bloed en hier de lach van maagd en bruid, de volheid in de ochtendpraal en 't mannelijk onthaal. Hier schijnt de zon en straalt de maan, hier bloeit de overgroote tuin, hier rijzen boven asch en puin vier wanden, die voor eeuwig staan hier troont beschermend aan het rak ons overwelvend dak. (Bij de geboorte van Constantijn) C.J. KELK Vorige Volgende