af van hetgeen vroeger hiervoor door hem verkondigd werd. Vele beweringen zijner critici berusten echter dikwijls op verkeerde interpretatie. De meester zelf bekommerde zich weinig om zijn vroegere opvattingen. Hem boezemden voor alles actueele problemen en toestanden belang in. Waar een bepaald begrip verouderd bleek in verhouding tot de evolutie, die ondertusschen haar gang gegaan was in de economische realiteit, diende het onmiddellijk veranderd en geactualiseerd. Zelden bereikte een wetenschapmensch, wiens discipline hem zoo streng bindt aan antecedenten, zoo'n originaliteit. Hij was het trouwens, die den hoeksteen legde voor het grootsche plan voor sociale veiligheid van zijn land- en tijdgenoot W. Beveridge.
Nog één maal zou hij blijk geven van zijn wonderbare overredingskracht in zijn ‘How to pay for the War?’ Een concreet financieel vraagstuk, nl. de financieering van den tweeden wereldoorlog, behandelt hij door een eenvoudig beroep op het gezond verstand. Een systeem van gedwongen sparen krijgt bij hem de voorkeur over een sterk verhoogden belastingdruk. Van dit systeem zag hij trouwens vooral het groote voordeel voor den Engelschen arbeider. Op 8 April 1943 publiceerde de Engelsche regeering, onder den vorm van een witboek, een Keynes-plan voor de naoorlogsche financieele en economische politiek. Het plan en de maker speelden een zeer aanzienlijke rol bij de voorbereiding van de voor de heele wereld zoo belangrijke akkoorden van Bretton Woods. Als liberaal economist bleef zijn geloof rotsvast in de onvervreemdbaarheid der eeuwige rechten van het individu. Wat hem echter niet belette, vroeg reeds, ‘the end of laissez-faire’ te verkondigen, dat hij wenschte vervangen te zien door ‘purposive direction’ van het sociaal-economisch leven.
Deze korte beschouwingen over Lord Keynes als philosoof, economist en hoog ambtenaar van de Britsche regeering, kunnen we niet sluiten zonder ook nog enkele woorden te wijten aan den mensch.
‘The Observer’ noemt hem ‘an intellectual man of action’. Bij een debat over monetaire aangelegenheden zorgde hij er steeds voor dat bloemen prijkten op de tafel waar om heen de besprekingen gevoerd werden. Onder zijn vele eeretitels noemen we dezen van organisator van het Camargo-ballet, financier van de ‘Cambridge Arts Theatre’, president van de ‘Council for Education in Music and Arts’. Als bewonderaar der kunst maakte hij zijn woning tot een verzamelplaats van meesterwerken der beeld- en schilderkunst. Over dit facet zijner veelvuldige persoonlijkheid zal de toekomst ons waarschijnlijk nog meer brengen. Een zijner groote verdiensten was, aldus de melding die in vele Britsche bladen voorkomt, dat ook hij, net zooals de soldaat op het slagveld, stierf in dienst van zijn volk.
A. DEVREKER