De Vlaamsche Gids. Jaargang 30(1946)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 417] [p. 417] De doode den Hij sluit de deur, de grendel dicht, onveilig is de winternacht, hierbinnen houdt de hond de wacht, de luiken toe, en maakt nu licht, steekt 't vuur aan in de grauwe haard, zit eenzaad bij de tafelpoot, eet traag een snede roggebrood en veegt de kruimels uit zijn baard. Dan zit hij peinzend bij het vuur verwarmt zijn mist-doorkilde lijf, herdenkt zijn vroeg gestorven wijf zijn schaduw kromt zich op de muur. Op d'assche een handvol dennenhout: op vlammen leken rood als bloed, het knapt en knettert in de gloed, - Och, allemaal onnoozle kout. Het gansche jaar heeft hij gestaan die doode den, bruin-roestig-ros vlak aan den rand van 't blauwe bosch. - Daar schoten ze de partisaan. Zij kwam er iedren dag voorbij: moest zij niet naar de klaver zien en later ook de beeten wien; - Geen reden tot: ‘Vergeef het mij’. Die vroege morgen vond zij hem zoo zwak, verhongerd, bijna dood, zij gaf hem graag haar morgenbrood; - kroop in zijn schuilplaats in de brem. Zij was als de barmhartigheid waschte zijn kleeren in de bron lei ze te drogen in de zon; - vergat haar vader en haar tijd. [pagina 418] [p. 418] Weer werd hij sterk, herwon zijn kracht bereidde zich op nieuwe strijd hield zich nog schuil een heele tijd - zij bleef bij hem zoo meenge nacht. Haar smeken gaf hij geen gehoor hem lokte weer de vrije daad tegen de zwarten en 't verraad - hoe kwamen ze hem toch op 't spoor? Maar wat in strijd is heldenmoed als 't kwaad de overmacht behoudt? de schoten echoden door 't woud - de doode den was rood van bloed. Hebt gij haar wit gezicht gezien toen zij hem sleepten door 't gehucht en op haar mond geen woord geen zucht - Waarom mij geen vertrouwen bien? Hebt gij haar niet gehoond, gevloekt toen g'eindelijk van haar schande wist, zij vlood het huis in nacht en mist - god weet waar zij nu dekking zoekt. Waar zwerft zij rond door weer en wind waar vond ze werk, waar vond zij brood waar vond ze troost voor zooveel nood - waar schonk ze 't leven aan haar kind? Hij huivert bij het doovend vuur, zoo star heeft hij er in gestaard, zoo bang heeft hij dat beeld bewaard, schuw schuift zijn schaduw op de muur. Twee kaarsen vlammen voor het kruis de luiken weg, de grendels los een lichtstraal schemert door het bosch en wijst ze bei den weg naar huis. Sidy DE KEYSER Vorige Volgende