1. Een geclubd salon, waarin zich met internationalen zwier charmante dames en heeren bewegen en waaronder nooit het rijke, oude paar ontbreekt, dat hond, kat of papegaai aan de zorgen heeft toevertrouwd van den huisknecht, die nu, ginds in de verre villa, tusschen de goudregens, de late vreugde beleeft zelf heer te zijn.
2. Luchtkaarten, die u met een mager wordenden pijl van Croydon naar Australië schieten en die op ongeëvenaarde wijze den trots in u versterken, dat ge thans eindelijk weet wat reizen is.
3. Een autocar, die niet in panne valt tusschen de Koninklijke straat en Evere en die weemoedig wordt nagekeken door al de Brusselsche dactylo's en ministeriebedienden, welke zich precies op dat uur naar de kruk op de zooveelste verdieping begeven.
4. Niet al te ingewikkelde formaliteiten van Tol en Veiligheid, met krijt-krullen op uw valies en pakken van het hart wegnemende stempels.
Merkt gij, lezer, hoe teeder en hoe complex meteen er gezorgd wordt, opdat gij buiten de sfeer van uw naderenden droom wordt gehouden? Een vliegveld is een gedicht. Een sonnet. Er is orde en de rijmen ronken regelmatig.
Daar vallen ze stil. De Douglas, waarmede gij vertrekken zult, stond vijf en veertig minuten geleden nog op Schiphol, in het hart van uw droom. Er stappen heeren uit, waarschijnlijk ambassadeurs en spionnen, potlood- en luciferskoningen. Ze hebben een klein verdacht valiesje bij en dragen hun gabardine op den arm, zooals een gabardine alleen op een vliegveld kan gedragen worden.
De pijp uitgeklopt tegen het bordje, waarvan ge alleen den Engelschen tekst leest, omdat die op de beleefdste manier vraagt niet te rooken, nog even het Brabant van Ruusbroeck, dien anderen hoogvlieger overschouwd (nog nooit lagen de verten zoo donzen) en ge zit.
Feitelijk zit ge reeds in Holland. Een Belgisch schip op de Amazonerivier blijft België; een K.L.M.-vliegtuig te Evere is Nederland. De steward versterkt u trouwens onmiddellijk in dit besef. Hij biedt u een kaart aan, waarop de route, zonder den minsten kronkel, een roode lijn trekt, vlak het noorden in.
We vliegen. Aan uw sidderende (buur) vrouw wijst ge twaalfhonderd meter lager Vilvoorde aan.
- Pardon, meneer, verbetert de charmante steward, dat is Lier.
Een beetje onthutst kijkt ge langs bakboordzijde. Uw eer staat op het spel. Ge krijgt nog een kans, over enkele minuten moet Antwerpen opdoemen met zijn Schelde-elleboog en dezen keer zult ge u niet kunnen vergissen. Maar Antwerpen komt niet en grinnikend fluistert ge uw reeds minder trillende vrouw toe:
- De steward kan zich ook vergissen. Het moet toch Vilvoorde zijn geweest.
Het ondermaansche schaakbord schuift zeer traag voorbij. Roelants heeft reeds opgemerkt dat we den wind in het gat hebben. De wolk, die haar schaduw onder ons afwierp op de roze pouffe van een dorp, verschuift inderdaad lichtjes met ons mee.
Vliegen we reeds twintig minuten? En Antwerpen dan?