maken, terwijl de wisselwerking van het algemeen gebeuren op hen niet uitblijft. Persoon en geestelijk kader passen bij Kuypers in elkaar als een zwaluwstaart. Nog één stap verder en zij waren symbolen geworden.
Het meesterschap van Kuypers in zijn jongsten roman ‘Donderkoppen’ bestaat precies hierin zijn helden voldoende representatief te hebben gemaakt voor een algemeen gangbare mentaliteit, zonder dat er sprake kan zijn van marionetten of pions, die op kunstmatige wijze louter illustratie waren geworden.
‘Donderkoppen’ is geen tendenzwerk. Vader Andries, bijvoorbeeld, die het type is van het vooroorlogsche rustige maar uitgediende, is een beetje als de aarde zelf. Hij draait om een eigen as, die van zijn persoonlijkheid, maar terzelfdertijde wentelt hij ook, als om de zon, om zijn tijdperk.
Dit tijdperk wordt besloten door de verwarde jaren na de crisis, die op hun beurt hun beslag krijgen in 1940.
Het is een zeer stoutmoedige worp geweest van Julien Kuypers de diagnose te willen opmaken van een drietal jaren, die alle mondige lezers van zijn boek zelf, lucide of lijdzaam, hebben meegemaakt.
Een gewoon romancier uit Vlaanderen zou de diverse reacties opgeteekend hebben van één man tegenover de complexe en gecompliceerde dagen uit dien tijd. Met een bijna verontrustende acuutheid van geest en een intuïtie, die geen kreuken vertoont, heeft Kuypers een totaal profielzicht van een gansche reeks ‘personaliteiten’ geëtst. Van den onbeduidendsten snob, over den valschen en den waren artist, tot bankiers en ministers; elke facet van onze toenmalige maatschappij brengt haar mozaïeksteentje bij tot het trillend beeld van de algemeene maatschappij.
Kuypers beperkt zich evenwel niet tot de vertegenwoordigers van elk milieu; ook elk geslacht, in de dubbele beteekenis van het woord, completeert het ‘publiek’ De student staat er, ook de ouderling; naast den man weerklinkt de stem van de vrouw.
Het gevaar van deze volledigheid had een gewisse systematisatie kunnen worden.
Kuypers beheerscht echter niet alleen de psychologie van zijn personages, hij houdt ook den gang van het verhaal voor oogen. De student treedt op het gepaste oogenblik op, de militair verschijnt slechts ten tooneele, als de tijd hiervoor vervuld is.
Kan men van Hensen's poëzie zeggen dat ze zich ontwikkelt als een algebraïsche formule, van Kuypers' romantechniek dient beslist verklaard dat ze op meetkunde is gebouwd.
Horizontaal staan de menschen uit ‘Donderkoppen’ per rang de taille, volgens leeftijd.
Verticaal vertegenwoordigen ze de verschillende lagen van de maatschappij.
In de diepte vertoonen ze de schakeeringen van hun geestelijk en zedelijk peil, van hun waarde en hun waardigheid.