De Vlaamsche Gids. Jaargang 30(1946)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 360] [p. 360] [Gedichten] Avond Het goud der lucht vervloeit langs wit doorvlamde blaren, wij stappen langs het groen, dat aan de struiken bloeit, in d'avond aan het park, waar geuren zich vergaren en vermiljoenen maan reeds door de boomen bloeit. Wij weten niet waarom w'ons rond de beuken scharen, noch waarom d'hagen van ligustrum zijn gesnoeid. De kale vlakheid waar eens witte bloemen waren, geurt nog naar 't bittre hout, waaraan weer werd geknoeid. En weerom zal aan 't eind de blauwe avond vallen, achter den rooden beuk, die slechts een scherm is, daar waar de wolken weer verwuiven en versmallen, en niemand weet wat is en wat nog verder is, en niemand weet wat waart achter de groene wallen, en niemand weet wanneer van alles 't einde is. Zwarte Jan Hij leurt met veters en met spelden, met schoenenblink en koperpoets. Hij laat zich door de kinders schelden, of kijkt soms droomrig naar een koets. Zijn haar is vuil en hij heeft luizen, hij fopt in 't wisselen van uw geld. De menschen sluiten snel hun huizen nog vóór hij aan de deuren belt. Zoo gaat hij door de grijze straten, ge vraagt U af waarvan hij leeft, en hij wordt ouder, ouder, ouder, terwijl zijn leurbord even beeft. KAREL RAPIER Vorige Volgende