Van den hak op den tak
De goudsmid en de vogeltjes
Ik zeg, toeval is toeval... Toen ik opkeek, stond hij, op een paar passen, vóór en naast me: Fernand Victor Toussaint, genaamd van Boelaere. En we keken samen naar de vogeltjes, dien vinnigkouden winterzondagmorgen, op de Groote Markt te Brussel. Hij, onder zijn bleekbeigen vilthoed, een hoogrood gezicht, en onder zijn hoogrood gezicht, een witgele wollen sjerp, die goed zat. Ik,... heeft geen belang.
En hij keek naar de vogeltjes, de vinken, de sijsjes, de peruchen ofte parkietjes, de kanarievogeltjes. En hij keek de vogelaars en aanstaande vogelaars vlak in de oogen. En hij luisterde, met zg. gespannen aandacht, naar wat die wel, haast op een begrafenistoon. onder elkaar vertelden... De goudsmid keek en luisterde!
En ik dacht zoo bij mezelf: de goudsmid kijkt en luistert... En wie weet, of het alles weer geen goud wordt in zijn geest, gouden vogeltjes en gulden gesprekken. En straks zal de goudsmid, bij het late licht van den winterzondagmiddag, die gouden vogeltjes en gulden gesprekken in zijn geest weer oproepen, en het zullen, op het verduldig papier onder zijn geduldig ciseleerende hand, gouden woorden en gouden zinnen worden. En het wordt, allicht, een nieuw gedicht voor een nieuwen ‘Gouden Oogst’? Of een kortverhaal: ‘De Vogeltjes’?
Nog dienzelfden avond heb ik een paar bladzijden van den Goudsmid herlezen. En ik heb, van al die goudsmederij, niets teruggevonden. Ik vond slechts proza, dat juist zei wat het, waarschijnlijk, juist te zeggen had. En ik was tevreden, als de Japansche steenhouwer! - Th.