| |
| |
| |
Uit de illegaliteit
Terroristen
Dertig terroristen werden gefusiljeerd.
Wij kennen dit Duitsche schrikwoord al sedert lang.
Al wie zijn Land trouw dient, wordt met dien naam vereerd:
hij is ons goed vertrouwd, hij maakt ons niet meer bang.
Al wie geen vriend is van den nazi-socialist,
hij draagt den eeretitel nu van terrorist;
(de geus werd ook beschimpt in den strijd om 't geloof)
maar beter dàt dan 't ijzren kruis met eikenloof.
Dertig terroristen werden gefusiljeerd,
aldus meldt Jungclaus, de politiegeneraal.
't Brengt hem geen baat meer bij; de kansen zijn gekeerd,
in een nabij en tijd gaat Jungclaus aan den haal.
| |
De verscholen vrijheid
verbergt Gij U, Vrijheid?
- Stoor me thans niet, ik leef
Gij zult mij nergens zien,
' noch bij om 't even wie.
Daar wordt gij thans verwacht,
daar neemt gij dienst bij mij,
daar worden wij een macht,
daar vechten wij ons vrij.
| |
De ondergedokene
zij weten niet welk lot me wacht.
| |
| |
waarheen mijn tocht leidt door den nacht?
mijn lijden en mijn bittre klacht.
op den beestmensch, die mij veracht?
schenk ik U, o Land, mijn kracht.
| |
Robert Ley: ‘Ons socialisme, de Haat der Wereld’.
Bot en brutaal lijk alle grooten
uit uw verfoeiden Herrenstaat,
verkondigt gij aan uw heloten
het evangelie van den Haat.
Het Duitsche volk is laag gezonken,
dat het zoo'n leiders noodig heeft,
die het waanzinnig doen ontvonken
voor iets, waar bloed aan kleeft.
Gij spreekt van socialisme, kerel,
en gij stipt met genoegen aan,
dat het den haat ontmoet der wereld;
De democraat, die u doorziet,
vangt ge in uw netten niet.
Wat raast gij altijd over soldateske deugden, over capaciteit en ethnische geschiktheid!
Waarom stoordet gij ons in onze kleine vreugden,
en voerdet gij hier in uw eigen haat en nijd?
‘Volk zonder ruimte’? Neen: Volk zonder geweten,
dat woest verdelgen kwam àl wat het niet beviel.
Het zocht expansie, uitsluitend in de breedte:
de ware Ruimte heerscht, hoog in het Rijk der Ziel.
| |
| |
Gij spreekt misprijzend over ploetocraten,
over het geld, over den Jood;
maar uw agenten zijn echte piraten;
gij steelt ons goud, óns geeft ge lood.
De vrije volken, door u verdrukt,
verlangen vurig, dat gij mislukt.
Dat gij de ploetocraten van morgen wilt worden,
maken wij allen uit uw daden op.
Vergeefs gebruikt uw schildersbaas zijn nieuwste borden,
uw volk komt van den regen in den drop.
De ‘groote optimist van alle tijden’,
zooals gij Hitler schilderachtig noemt,
is verantwoordelijk voor al ons lijden.
Uw werk en 't zijne, 't blijft eeuwig verdoemd.
En gij durft zeggen, doelende op Londen,
op Moskou, Tsjoengking en Washington,
dat zij 't geluk der gansche Menschheid schonden,
ùw Arbeid 't Kapitaal overwon?!
‘Het gouden kalf is van zijn troon gestort...’
Kom, leugenaar, trek het in Gods naam kort.
Wèg met uw socialisme, Ley,
| |
De propaganda-oorlog
‘Europa tegen blokkade bestand..’
Herr Goebbels brengt dit aan ons weerbarstig verstand.
Maar hij slaagt er niet in, ons daarvan te overtuigen;
want de rantsoeneeringstabel komt tegen hem getuigen.
Hij haalt cijfers en ‘feiten’ en statistieken voor den dag,
die kosteloos te verkrijgen zijn in de bureelen van ‘De Vlag’
en die de verknechte pers welwillend overdrukt,
met het doel ons te bekeeren; waarin zij niet gelukt.
Goebbels schermt met zijn nieuwe gebieden in het Oosten
en belooft den hemel op aarde, om ons over zijn hel wat te troosten.
Hij laat op zijn bevel het graan ten bate van het Reich in de Oekraïne groeien,
terwijl Himmler zich beijvert om alle democraten als onkruid uit te roeien.
Goebbels toovert met millioenen kilo's brood, patatten suikerbieten;
maar zwijgt over de eigen millioenen parasieten,
die het rijke West-Europa aan het kaal vreten zijn
| |
| |
nog erger dan de Colorado-kever, de sprinkhanen, de luizen en 't venijn.
Moesten wij hem nu eens werkelijk gelooven,
dan waren we echt alle moeilijkheden te hoven.
Er zouden koeien, schapen en varkens zijn bij de vleet;
maar het is enkel Duitschland dat van dien ‘overvloed’ eet.
Hij maakt uitbundig den lof van het Europeesche hoorndier;
doch het komt nooit op ons bord, het blijft er een van papier.
Hoor hem over den landbouw in bezet Rusland raaskallen;
daar wordt koortsachtig gewerkt... maar weer is een stad hun ontvallen.
Laat Goebbels maar praten over de mislukte blokkade;
wij weten 't wel beter dan zij, die verraden
en het hongerregime van Duitschland willen doen vergeten,
omdat zij zichzelf een indigestie mogen eten.
Die ersatz-brochures met al hun geteekende prentjes en heerlijke statistieken
jagen het hoofd op hol van tal van geesteszieken;
maar in de bezette landen heeft men nog gezond verstand in voorraad,
zoodat men Herr Goebbels maar betoogen en liegen laat.
Voor de kortzichtigen is die propaganda een valsche, rooskleurige bril;
wij blijven nuchter en zien goed het verschil
tusschen al die getrukeerde ‘feiten’
en de armzalige Duitsche realiteiten.
Wij moeten het nu nog wie weet hoelang verdragen;
maar de hoop is reeds toegelaten, de hoop op beter dagen.
Al moeten wij nog veel honger lijden en veel zwijgen,
toch zijn het de moffen die bittere pillen als Stalingrad te slikken krijgen,
Eens hebben wij terug corned beaf, sigaren, wit brood en chocolade
en mogen de Duitschers weer voorstanders zijn van zwart brood en marmelade.
Dan drinken de vrouwen weer millioenen liters koffie en thee,
om in welsprekendheid te wedijveren met pastoor, rabbijn of dominee.
En dan zal het volstrekt overbodig zijn
dit in brochures bekend te maken aan het volk van over den Rijn.
| |
‘Wetenschap breekt monopolies’
Anton Zischka, gij die boeken
voor de Propaganda schrijft,
niemand moet er lang naar zoeken
om te zeggen wat er blijft
van uw ‘heerlijk’ socialisme,
van de Duitsche wetenschap,
van 't Germaansche Messianisme
en 't brutale leiderschap.
't Zijn geweldige prestaties
| |
| |
op 't gebied van nijverheid.
Maar al de verslagen naties
krijgen ook weer eens hun tijd.
Onze kolen, voor benzine,
gaan den weg naar Duitschland op;
toovert gij uit schotelsop.
Plooibaar glas weet gij te maken,
en uit melk trekt gij nu wol;
maar met al die ersatz-zaken
slaat uw hoogmoed erg op hol.
Gij verkoopt ons, zonder schaamte,
al uw knollen voor citroen;
en gij huldigt het geraamte
als dén vorm van het fatsoen.
't Vet is voor uw officieren,
wij krijgen uw woord in ruil;
gij behandelt ons als dieren,
en Europa wordt één kuil.
Al de rijkdommen der aarde
en uw ersatz stijgt in waarde,
nu er niets meer overschiet.
Anton Zischka, denk eens even
aan de weelde van voorheen:
toen kon iedereen goed leven,
nu is 't vel over het been.
Hitler zijt ge dank verschuldigd;
hij scheert onzen knikker kaal,
wijl gij 't brood vermenigvuldigt
Anton Zischka, wij verlangen
Vrijheid, maar geen Duitsch genie.
Weg met al uw lofgezangen
op de Duitsche industrie.
Telkens als gij ons komt pesten
en geen vrijheid gunt den geest,
blijft gij aartsvijand van 't Westen,
zijt gij het barbaarsche beest.
‘Wetenschap breekt monopolies’...
maar de Mof breekt steeds zijn woord.
Bethmanns naam blijft hier symbolisch,
Bismarck, Hitler: zelfde soort!
| |
| |
| |
Lied van het onafhankelijkheidsfront
De Duitsche horden overrompelden ons land,
de nieuwe orde kwam toen ook met spoed tot stand.
De groote tocht begon der feldgraue soldaten,
die tevens nazi's waren, die wij allen haten.
Het log geweld brak los; de vrijheid werd verkracht;
de blijde dag week bang voor den Germaanschen nacht.
Maar al wie slechts verachting heeft voor Hitlers knechten,
hij bond den ondergrondschen strijd aan en ging vechten,
trouw aan den Vaderlandschen Grond,
in 't Onafhankelijkheidsfront.
Geen dwang kan ons verslaan; geen vrees voor vreemde wet.
Wij kennen onzen plicht en treden in 't Verzet.
Ons vaderland was steeds een land van vrije mannen;
wij zijn geen slaven en wij dulden geen tirannen.
Staat allen op, gezwind: gij, die 't geweer hanteert,
en gij, die met uw geest de massa commandeert.
Eén zelfden vijand moeten wij nu hard bestrijden,
opdat een einde kome aan ons lange lijden;
óp voor den Vaderlandschen Grond,
in 't Onafhankelijkheidsfront!
O Vaderland, o België! Gij blijft niet lang verknecht!
De Duitsche macht stort in. Eens zegeviert het Recht,
eens leven wij weer vrij, wij, Vlamingen en Walen;
dan zal de polizei ons niet meer komen halen;
dan ligt het hakenkruis verbrijzeld voor ons huis
en zijn we weer verlost van Nazi en van Pruis.
Daarom op dezen stond nog plechtig eens gezworen
den eed van trouw aan 't Land. Dat z'onze leus thans hooren:
Trouw aan den Vaderlandschen Grond,
het Onafhankelijkheidsfront!
| |
Partisanen
leiden naar een beter tijd,
aan den Vrede zijn gewijd.
| |
| |
wappren krachtig in den wind.
werden nooit zoozeer bemind.
bijten in het zand weldra;
kent Uw liefde geen genČ.
komen om in d'oorlogsbrand.
in een vrij en weerbaar land.
luidt den dag van morgen in!
't Wordt weldra een schoon begin.
van den Nationalen Leeuw!
van een nieuwe Gouden Eeuw!
| |
Solidariteit
Steun de broers die onderduiken,
sta hen bij met raad en daad,
eer de honden 't spoor gaan ruiken,
eer de feldgendarm hen slaat.
Laat ze aan hun lot niet over,
steun hun ongehoorzaamheid,
help ze vluchten voor den roover,
| |
| |
Denk aan hen die alles wagen,
alles zetten op het spel,
opdat eenmaal beetre dagen
volgen zouden op die hel.
Steun de ondergrondsche strijders,
toon dat gij hun dankbaar zijt,
help die dappere bevrijders,
want hun lijden en hun bloed
brengen ons nooit tot bedaren.
Onvergeetlijk blijft hun moed.
Help hun weduwen en weezen,
hard voor hen is 's levens strijd,
dat hun wonden wat genezen,
steun mild ‘Solidariteit’.
Zij, die de Gestàpo duchten
bij hun ondergrondsche taak,
zij, die in de kerkers zuchten
voor de grootsche vrijheidszaak,
zullen nooit worden vergeten.
Deze broeders in den strijd
doen beroep op uw geweten,
werk voor ‘Solidariteit’.
België breekt weldra zijn boeien,
door het lijden werd het sterk.
Opdat niemand u verfoeie,
sla de handen aan het werk!
Smeed de allersterkste eendracht,
de verraderskliek ten spijt,
jaag uit 't Land de lompe Wehrmacht.
Jan van GENT
|
|