Victor J. Brunclair
VOOR ‘de man in de straat’ heeft natuurlijk de naam van Victor J. Brunclair een niet zeer vertrouwde klank. Het is nu eenmaal het lot van de dichter, laat staan van de expressionistische dichter, zoeals Brunclair er één was, niet tot de intellectuële bagage van de massa te behoren, en hijzelf zou wel het meest verwonderd zijn geweest van het tegendeel.
Maar dit belet niet dat eenieder mag weten dat Victor Brunclair gestorven is op 21 November 1944 in het Concentratiekamp van Lagelund (Sshleswig-Holstein). En dat ook eenieder mag worden verteld waarom hij werd gedeporteerd. Toen hij mij in het begin van 1942, met zijn toen pas gehuwde jonge vrouw, een bezoek bracht, kon hij, noch ik, weten dat het een afscheidsbezoek zou zijn. Want minder dan éen jaar later werd hij wegens een valsche aantijging gearresteerd en in de gevangenis te Antwerpen opgesloten. Toen het bleek dat die aantijging niet gegrond was, heeft de Gestapo zijn vooroorlogse geschriften gaan onderzoeken en bevonden dat hij, de sympathisant van de activisten van de oorlog 14-18, geen deutschfreundlich maar een duitsvijandig individu was. Dat bleek namelijk uit zijn groot essay ‘Het Heilige Handvest’, dat in 1937 is verschenen en bekroond werd door de provincie Antwerpen.
In dit boek heeft de Gestapo o.m. gelezen: ‘De Germanen hebben ons in kultuuraangelegenheden altijd, om het zo uit te drukken, een pad in de korf gezet. Ze hebben ons altijd willen overtuigen van hun meerderwaardigheid- complexen, en dit voor betogen en prestaties die nooit aan de creatieve intuitie, altijd aan het bewust en stelselmatig rationalisme ontsprongen. De Geest is er geïnfeodeerd aan een staatstelsel dat enkel betracht de puinen van een op rationalisme en Herrenmoral gevestigde kultuur te bolwerken. De Germanen zijn Ersatzmeesters, camoufleerders van tekorten. Gretchen is bloedarm en Germania is maar mooi als ze een stormhelm draagt. - Mussolini, Hitler, Stalin, regimehouwers door bloedstorting, hoe zult gij U tegenover het hoogste gebod der mensenliefde verantwoorden? Doe ons het paradijs geen tweede maal verliezen, daar waar gij het denkt te vinden.’
Brunclair bleef dan, op grond van deze tekst, aangehouden en werd in September 1944 naar Duitsland gedeporteerd.
De dood van de Fik, zoals wij hem gemeenzaam noemden, heeft zijn vrienden verrast en terneergeslagen. Laat ons daarom een troost zoeken in wat hij ons heeft nagelaten, in wat een mens, als hij dood is, het meest leven blijft: zijn geschriften.
De naam van Brunclair is natuurlijk onafscheidbaar verbonden aan de groep der Vlaamsche expressionistische dichters, en dan ligt het voor de hand dat ik een woordie zeg over de positie die hij in deze groep heeft ingenomen.
Eerst aarzelend in het tijdschrift ‘Ruimte’ en daarna definitief in ‘Vlaamse Arbeid’ kwam het alras tot een scheuring, zoals dat onder goede Vlamingen gebruikelijk is, tussen de dichters van het Vlaamse expressionisme, die zich in